In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een burenconflict tussen twee partijen die sinds 1999 buren zijn. De eisers, beiden wonende te Curaçao, hebben een dakterras gebouwd dat uitzicht biedt op de tuin en woning van de gedaagde, die ook in Curaçao woont. De gedaagde heeft in 2014 een kort geding aangespannen tegen de eisers vanwege hinder door inkijk en geluidsoverlast van het dakterras. Het Gerecht in kort geding heeft de eisers veroordeeld tot het verwijderen van een balustrade en hen verboden gebruik te maken van het dakterras. De eisers hebben vervolgens een bouwvergunning aangevraagd voor het terras, die op 4 februari 2015 is verleend, maar de gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning.
In de hoofdprocedure vorderen de eisers onder andere dat het Gerecht hen het recht verleent om gebruik te maken van het dakterras en dat de gedaagde wordt veroordeeld tot het verwijderen van camera's die op het dakterras zijn gericht. De gedaagde voert verweer en stelt dat het gebruik van het dakterras onrechtmatig is, omdat dit hinder oplevert. Het Gerecht overweegt dat het dakterras als een 'soortgelijk werk' in de zin van artikel 5:50 BW moet worden beschouwd, en dat het uitzicht op het erf van de gedaagde zonder toestemming niet is toegestaan. Het Gerecht concludeert dat de aanwezigheid van het dakterras onrechtmatige hinder oplevert en dat de vorderingen van de eisers om gebruik te maken van het dakterras en andere vorderingen niet toewijsbaar zijn.
Uiteindelijk wijst het Gerecht de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die tot op heden zijn begroot op NAf 2.900,-. Dit vonnis is uitgesproken op 25 januari 2016 door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.