ECLI:NL:OGEAC:2016:48

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 juni 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
78770/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens het openlaten van de kluisdeur in een casino

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en CCR Casino Management N.V. [verzoeker] was in dienst bij CCR als shift manager en is op 13 januari 2016 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was het openlaten van de kluisdeur en de veiligheidsdeur van de vault room tijdens en na zijn dienst, wat in strijd was met de procedureregels van het casino. [verzoeker] heeft op 9 mei 2016 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzocht om de beëindiging van zijn dienstverband als kennelijk onredelijk te verklaren en om schadevergoeding te ontvangen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat [verzoeker] de kluisdeur en de vault room deur open heeft gelaten, wat een ernstige schending van de veiligheidsprocedures van het casino inhoudt. Ondanks dat er geen inbraak heeft plaatsgevonden, was het risico dat medewerkers ongecontroleerd toegang hadden tot de kluis onacceptabel. Het Gerecht oordeelde dat de gedragingen van [verzoeker] een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverden, en dat het ontslag terecht was gegeven. De vordering van [verzoeker] om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de werkgever niet schadeplichtig is indien het ontslag is gebaseerd op een dringende reden die onverwijld aan de werknemer is medegedeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van veiligheidsprocedures in een casino, waar grote hoeveelheden geld omgaan. Het Gerecht heeft [verzoeker] in de proceskosten veroordeeld, die tot op heden zijn begroot op NAf 1.000,00 aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
op verzoek van:
[verzoeker],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigden: mrs. S.I. da Costa Gomez en C.A. Peterson,
tegen
de naamloze vennootschap
CCR Casino Management N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. D.M. Wildeman.
Partijen worden hierna respectievelijk [verzoeker] en CCR genoemd.

1.Het procesverloop

1.1. [
[verzoeker] heeft op 9 mei 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 8 juni 2016 heeft de CRR op voorhand producties ingediend. Ter zitting hebben partijen hun standpunten aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen nader toegelicht. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak daarvan is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verzoeker] is vanaf 6 april 2007 tot en met 13 januari 2016 in dienst geweest bij CCR, laatstelijk in de functie van shift manager, tegen een nettoloon van NAf 2.363,78 per quincena. Als shift manager was [verzoeker] met name verantwoordelijk voor het bewaken van de veiligheid rondom de kluis van het casino van CCR (hierna: het casino).
2.3.
In de kluis worden de geldkisten en de “chips” van het casino bewaard. De kluis bevindt zich in de “vault room”. De “vault room” is vanaf de casinovloer bereikbaar via de “vault lobby”. Zowel de “vault lobby” als de “vault room” worden met een (veiligheids)deur afgesloten. De kluisdeur naar de “vault room” wordt tevens afgesloten met 2 hangsloten.
2.4. [
verzoeker] is diabetespatiënt. Op 8 januari 2016 is [verzoeker] naar zijn verzekeraar Ennia gegaan om te verifiëren of hij verzekerd was in verband met een aanstaande oogoperatie, waarvoor het van belang was dat hij zijn medicatie op tijd innam.
2.5.
Later die dag heeft [verzoeker] gewerkt van 20:00 uur ’s avonds tot 04:00 uur de volgende ochtend (9 januari 2016).
2.6. [
verzoeker] heeft tijdens voornoemde dienst een van de hangsloten van de kluis opengebroken zonder dit (achteraf) te melden aan de General Manager van het casino, heer [General Manager] (hierna: [General Manager]). Gedurende deze dienst stond de veiligheidsdeur van de “vault room” evanals de kluisdeur voor enige tijd onafgebroken open. Bij afsluiten van het casino heeft [verzoeker] de kluisdeur evenals de (veiligheids)deuren van de “vault lobby” en de “vault room” opengelaten, waarna hij als laatste aanwezige medewerker vertrok.
2.7.
Bij schrijven van 9 januari 2016 is [verzoeker] geschorst hangende het onderzoek naar bovengemelde feiten. [verzoeker] is vervolgens door CCR gehoord hieromtrent.
2.8.
Op 12 januari 2016 heeft [verzoeker] een garantiebrief ontvangen van Ennia, waarbij laatstgenoemde zich garant stelt voor de kosten van de door [verzoeker] benodigde medicijnen.
2.9.
Bij schrijven van 13 januari 2016 is [verzoeker] op staande voet ontslagen wegens het in strijd handelen met de procedureregels van CCR, met als gevolg het verlies in vertrouwen in [verzoeker] door CCR. De ontslagbrief vermeldt, in dit kader en voor zover hier van belang, als volgt:
“(...) You failed to inform me of your decision to cut one of the two padlocks which secure the vault door. (…) The metal door which provides a secure entry barrier to the vault room itself was propped open with a stool by one of the cashiers at 02.38. That door then remained propped open for the remainder of the shift. (…) At 2.50 you decided to unlock the one remaining padlock on the vault door and to open it. The vault door remained open from that point on allowing anybody who had access to the vault room, unimpeded access to the vault itself. (…) The most serious transgression of all occurred at close of business when, having yourself deposited all of the table drop boxes into the vault, you left the area completely, even though the two cashiers were still inside the room. (….) You failed to return to the vault room at all but instead left the casino and that meant that there was direct access for anybody to walk straight from the main casino floor into the vault itself wherein was stored all of the table drop boxes as well as all of the cashier tins and the emergency bank. (…) In 2015 I issued you written warnings (…). In the light of all the above I find that I have no alternative other than to terminate your employment immediately. I do not have any confidence in your abilities to follow simple instructions, enforce basic casino procedures or to communicate effectively with me, your immediate supervisor, regarding your actions.”

3.De vordering en het verweer

3.1. [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht voor recht zal verklaren dat de beëindiging van het dienstverband tussen partijen, naar het Gerecht begrijpt, op 13 januari 2016 kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7A:1615s BW. Voorts verzoekt [verzoeker] het Gerecht om CCR ter zake de kennelijke onredelijke beëndiging, te veroordelen tot betaling van een in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding, zulks zonder verrekening hiervan met de cessantia en vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede veroordeling van CCR in de proceskosten.
3.2. [
verzoeker] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. Voorts heeft [verzoeker] zich op het standpunt gesteld dat de gevolgen van de beëndiging voor [verzoeker] ernstiger zijn in vergelijking met het belang van CCR bij de beëndiging.
3.3.
CCR heeft de vordering gemotiveerd betwist.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst dient beoordeeld te worden of de handelingen van [verzoeker] zoals deze zijn vermeld in de onslagbrief van 13 januari 2016, te weten (onder andere) het open laten staan van de deur van de "vault room" en de kluis zowel gedurende de dienst van [verzoeker] als na sluitingstijd van het casino, een dringende aan [verzoeker] onverwijld medegedeelde reden opleveren die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. Dringende redenen zijn op grond van artikel 7A:1615p lid 1 BW zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren. Het Gerecht oordeelt als volgt.
4.2.
Vast is komen te staan dat [verzoeker] de kluisdeur en “vault room” deur open heeft laten staan gedurende en na zijn dienst. [verzoeker] heeft niet betwist dat voornoemde handelingen in strijd zijn met de voor hem bekende procedureregels van CCR. Procedureregels zijn er om er voor te zorgen dat het reilen en zeilen binnen het casino zo veilig mogelijk verloopt. Voor een casino waar er gewerkt wordt met grote hoeveelheden geld is het daarom van uiterst belang dat de procedureregels worden gevolgd. Door het open laten staan van de deur van de kluis en de “vault room" hadden medewerkers gedurende de dienst van [verzoeker] ongecontroleerd toegang tot de kluis en de daarin opgeslagen gelden van CCR. [verzoeker] heeft in dit kader ter zitting gesteld dat hij zijn collega’s vertrouwt en dat de kluis bovendien middels videocameras wordt bewaakt, waardoor het risico van CCR voor diefstal bij deze handelswijze niet groot is. Hoewel het vertrouwen van [verzoeker] in zijn collega’s te waarderen valt, dient een shift manager er juist op toe te zien dat de procedureregels worden gevolgd. Dat deze procedureregels tevens (strikt) gevolgd moeten worden bij het sluiten van het casino spreekt voor zich. [verzoeker] was als shift manager verantwoordelijk voor een secure afsluiting van het casino. Hij had er derhalve voor moeten zorgen dat alle deuren opslot waren. Door dit na te laten heeft [verzoeker], zeker gelet op de mogelijke verstrekkende negatieve gevolgen hiervan voor het casino, zijn plichten grovelijk veronachtzaamd.
4.3.
In beginsel is de gedraging van [verzoeker] derhalve aan te merken als een dringende reden. De overige in de ontslagbrief genoemde redenen voor ontslag behoeven gelet op het voorgaande geen beoordeling meer. De omstandigheid dat het casino tevens wordt bewaakt door een beveiligingssysteem en er die nacht niet is ingebroken, maakt het vorenstaande niet anders. Dat het casino wordt beveiligd neemt immers nog niet weg dat [verzoeker] die avond tot twee keer toe in strijd heeft gehandeld met de procedureregels. Bovendien gaat het om het risico waaraan CCR door de handelingen van [verzoeker] is blootgesteld, ongeacht of dit risico zich heeft verwezenlijkt. Ook de stelling van [verzoeker] dat hij vanwege zijn bezorgdheid over zijn aanstaande operatie in samenhang met de verzekeringsdekking mentaal afwezig was, kan hem niet baten. Als shift manager mag van [verzoeker] worden verwacht dat hij zich bewust is van de risico’s die zich voor kunnen doen als er tijdens een dienst fouten worden gemaakt. Het had dan ook op de weg van [verzoeker] gelegen om zijn (mentale) afwezigheid te melden bij zijn leidinggevende, ook als laatstgenoemde minder makkelijk toegankelijk is. Nu [verzoeker] heeft nagelaten zijn leidinggevende op de hoogte te stellen van zijn mentale gesteldheid, dienen de risico’s hiervan voor [verzoeker] te komen. Tenslotte legt ook de stelling van [verzoeker] dat het ontslag grote financiële consequenties met zich meebrengen mede in verband met het gegeven dat hij een kind heeft dat studeert onvoldoende gewicht in de schaal. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang afgewogen leidt tot de conclusie dat er sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt (ex. artikel 7A:1615p lid 2 sub 11 BW).
4.4.
Het Gerecht merkt volledigheidshalve nog op dat de dringende redenen voor ontslag, na onderzoek hiernaar te hebben verricht en [verzoeker] hieromtrent te hebben gehoord, door CCR onverwijld aan [verzoeker] zijn medegedeeld.
4.5.
Vervolgens is de vraag aan de orde of [verzoeker] aanspraak kan maken op schadevergoeding wegens een kennelijk onredelijk ontslag, hoewel reeds is geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Het Gerecht beantwoord die vraag ontkennend. Blijkens art. 7A:1615o lid 1 BW is de werkgever niet schadeplichtig indien hij de dienstbetrekking doet eindigen om een dringende aan de werknemer onverwijld medegedeelde reden. Daarmee laat zich bezwaarlijk rijmen dat een wegens een dringende reden gegeven ontslag desondanks kennelijk onredelijk kan zijn en op die grond
weltot schadeplichtigheid van de werkgever kan leiden. Naar vaste rechtspraak behoort de vraag of de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging, te worden beantwoord in het kader van de vraag of er sprake is van een dringende reden. Is deze vraag bevestigend beantwoord, dan is er geen plaats meer voor het oordeel dat het ontslag niettemin kennelijk onredelijk is en dat de werkgever deswege schadevergoeding verschuldigd is (HR 12 februari 1999, NJ 1999, 643). Hieruit volgt dat het verzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen.
4.6. [
verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van CCR worden tot op heden begroot op NAf 1.000,00 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:
-
wijst afhet gevorderde;
-
veroordeelt[verzoeker] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van CCR tot op heden begroot op NAF. 1.000,-- aan gemachtigdensalaris;
-
verklaartdeze beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.