ECLI:NL:OGEAC:2016:46

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
78949 van 2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing moeder met kind

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster, verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige kind naar Aruba te verhuizen. De vrouw en de man, verweerder, zijn sinds 5 augustus 2004 met elkaar gehuwd en hebben samen een kind, geboren op 17 februari 2009. De vrouw heeft aangevoerd dat zij in Curaçao geen werk kan vinden en dat zij in Aruba een baan heeft gevonden. De man heeft zich verzet tegen de verhuizing en heeft aangevoerd dat de vrouw in Curaçao kan leven van de alimentatie en dat de verhuizing het contact met het kind zal bemoeilijken.

De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de gewijzigde omstandigheden en de belangen van het kind. De vrouw heeft niet voldoende aangetoond dat er een noodzaak is voor de verhuizing. De rechter heeft vastgesteld dat de man intensief contact heeft met het kind en dat de verhuizing het contact zou verminderen. De vrouw heeft onvoldoende compensatie geboden voor het verlies van contact tussen de man en het kind. De rechter heeft daarom het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om te verhuizen afgewezen, evenals het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van het kind aan hem toe te wijzen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VANCuraçao
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in Curaçao,
v e r z o e k s t e r,
hierna te noemen: “de vrouw”,
gemachtigde: mr. E.E. Palm-Meyer,
tegen
[verweerder],
wonende in Curaçao,
v e r w e e r d e r,
hierna te noemen: “de man”,
gemachtigde: mr. R.P. Koeyers .

1.Het procesverloop

1.1.
Dat blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties, ingediend op 19 mei 2016;
- de (niet inhoudelijke) mondelinge behandeling op 9 juni 2016, alwaar zowel de man als de vrouw en hun gemachtigden waren verschenen en namens de man een ‘verweerschrift houdende tevens Tegenvorderingen’ is ingediend;
- de schriftelijke reactie van de vrouw op het verweerschrift van 16 juni 2016, op voorhand toegezonden;
- de e-mail van de gemachtigde van de man van 20 juni 2016 met producties;
- de inhoudelijke mondelinge behandeling op 21 juni 2016, alwaar zowel de man als de vrouw en hun gemachtigden waren verschenen en hun standpunten hebben toegelicht, mr. Palm-Meyer aan de hand van pleitaantekeningen. Van de zijde van de vrouw zijn producties overgelegd.
1.2.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 5 augustus 2004 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen is een thans nog minderjarig kind geboren, genaamd: [het kind] (hiervoor genoemd, en hierna te noemen: het kind), geboren op 17 februari 2009 in Curaçao.
2.2.
In de jaren 2012 tot 2015 hebben partijen huwelijkse problemen ondervonden en hebben partijen getracht tot een verzoening te komen, hetgeen niet is gelukt.
2.3.
Per beschikking van het Gerecht in eerste aanleg te Curaçao van 7 april 2015 (E 71708) is voor zover relevant de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, alsmede het gezamenlijke gezag bepaald en een voorlopige omgangsregeling tussen de man en het kind vastgesteld, inhoudende twee (na)middagen in de week tot 19.00 uur en een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
2.4.
Het Gemeenschappelijk Hof van justitie heeft bij beschikking van 8 december 2015 onder meer bepaald dat de man aan de vrouw zal betalen bij wijze van uitkering tot haar levensonderhoud (partneralimentatie) NAf 2.000,- per maand tot negen maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en daarna NAf 1.500,- per maand en bij wijze van kinderalimentatie NAf 1.000,- per maand.
2.5.
Partijen hebben vanaf mei 2016 gecorrespondeerd via e-mail over het voornemen van de vrouw om naar Aruba te verhuizen met het kind.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert primair dat de beschikking van 7 april 2015 ten aanzien van het ouderlijk gezag over het kind wordt gewijzigd in die zin dat de moeder alleen met het gezag wordt belast. De vrouw vordert subsidiair toestemming om met het kind te verhuizen naar Aruba.
3.2.
De man verweert zich tegen de vordering van de vrouw en concludeert tot afwijzing daarvan.
3.3.
De man vordert dat het Bureau Voogdijraad Curaçao en het kind worden gehoord. Voorts vordert de man het hoofdverblijf van het kind aan hem toe te wijzen. De man vordert tevens dat voor zover de vrouw naar Aruba verhuist, (kennelijk nogmaals) het hoofdverblijf van het kind aan hem wordt toegewezen, althans dat het de vrouw wordt verboden om met het kind naar Aruba te verhuizen op straffe van een dwangsom van NAf 500,- voor iedere dag dat zij aan het verbod niet voldoet. Tenslotte vordert de man, subsidiair, dat als de vorderingen van de vrouw worden toegewezen omgang, een bezoekregeling en informatie-uitwisseling zullen worden vastgesteld.

4.De beoordeling

Wijziging gezag

4.1.
Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.2.
De gewijzigde omstandigheden dienen door de vrouw te worden gesteld en aannemelijk gemaakt. De vrouw is daarin niet geslaagd. Voor zover begrepen moet worden dat zij haar voornemen om naar Aruba te verhuizen ziet als een gewijzigde omstandigheid, wordt zij daarin niet gevolgd. Een dergelijk eenzijdig voornemen kan niet worden aangemerkt als gewijzigde omstandigheden in de zin van bovengenoemd artikel. De vrouw heeft evenmin naar voren gebracht dat de rechter in de beschikking van 7 april 2015 is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. Het verzoek zal bij gebrek aan grondslag worden afgewezen.
Vervangende toestemming verhuizing
4.3.
De vrouw heeft het voornemen om in de eerste twee weken van juli 2016 met het kind te verhuizen naar Aruba. De vrouw heeft in het verzoekschrift in de kern aangevoerd dat zij in Curaçao geen werk kan vinden en dat het haar wel is gelukt om “via via” op Aruba werk te vinden. In de reactie op het verweerschrift is voorts door de vrouw naar voren gebracht dat zij een nieuw leven wenst op te bouwen op Aruba en aldaar bij haar nieuwe partner - met een goede opleiding en een goed inkomen - te gaan wonen, in een gezin waar ook andere kinderen zijn.
4.4.
De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. Hij heeft onder meer aangevoerd dat de door de vrouw aangevoerde noodzaak tot verhuizing ontbreekt aangezien de vrouw in Curaçao zou kunnen werken en/of kan leven van de alimentatie. Voorts heeft hij naar voren gebracht dat hij intensief contact heeft met het kind – vijf dagen doordeweeks en vaak in het weekend - en hij het niet in het belang van het kind acht als daarin verandering zou optreden.
4.5.
Ingevolge artikel 1:253a BW dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem/haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij die beoordeling dient de rechter de verschillende belangen van alle betrokkenen tegen elkaar af te wegen, waarbij het belang van het kind in beginsel voorop staat. Binnen dit kader zullen de volgende factoren een rol kunnen spelen:
-het recht en belang van de moeder om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten; de noodzaak om te verhuizen;
-de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
-de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de vader te verzachten en/of te compenseren;
-de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
-de rechten van de vader en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
-de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg; de frequentie van het contact tussen het kind en de vader voor en na de verhuizing;
-de leeftijd van het kind, zijn/haar mening en de mate waarin hij/zij geworteld is in hun omgeving;
-de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.6.
De man heeft in de eerste plaats gemotiveerd bestreden dat het voor de vrouw (financieel) noodzakelijk zou zijn om in Aruba een baan te aanvaarden. Daar heeft de vrouw onvoldoende tegenover gesteld. Dat zij in Curaçao geen baan kan vinden en/of in Curaçao niet zou kunnen leven van alimentatie is daardoor in onvoldoende mate gebleken. Daarnaast is ter zitting duidelijk geworden dat de voorgenomen verhuizing is ingegeven door de wens van de vrouw om met haar nieuwe partner te Aruba een nieuw bestaan op te bouwen. Aanvankelijk (in het verzoekschrift) heeft de vrouw dit element echter niet genoemd. Eerst ter zitting is gebleken dat Dice N.V., de vennootschap die een dienstverband met de vrouw is aangegaan, toebehoort aan de nieuwe partner. Over die partner heeft de vrouw ter zitting nader toegelicht dat zij vanaf eind januari 2016 een relatie met hem heeft. Dit leidt tot de tussenconclusie dat geen noodzaak ten grondslag ligt aan het voornemen van de vrouw om te verhuizen, maar met name haar wens om zich bij de nieuwe partner te voegen.
4.7.
Anderzijds worden de rechten van de man om onverminderd contact te hebben met het kind in de vertrouwde omgeving in ernstige mate aangetast als de vrouw en het kind zouden verhuizen. Hoewel partijen verschillen over de precieze frequentie van het contact tussen man en kind staat in ieder geval vast dat de man en het kind doordeweeks een aantal keren omgang hebben met elkaar. Tevens heeft de man in ieder geval één weekend per twee weken omgang met het kind. Na verhuizing van het kind zou deze omgang minder frequent kunnen plaatsvinden. Voorts zou dat veelal niet meer in de vertrouwde omgeving (Curaçao, de woning van de man) zijn, maar zou de man naar Aruba moeten gaan en aldaar bijvoorbeeld in een hotel verblijven.
4.8.
In het verlengde van voorgaande geldt dat de vrouw niet voldoende compensatie heeft geboden aan de man in verband met de teruggang in omgang tussen de man en het kind in het geval van verhuizing. De vrouw noemt in dat verband immers slechts dat de man en het kind kunnen skypen en dat de man het kind altijd kan bezoeken op Aruba. Dit komt evenwel in onvoldoende mate tegemoet aan het wegvallen van omgang op frequente wekelijkse basis in een vertrouwde omgeving.
4.9.
De mate waarin de ouders in staat zijn om te communiceren is overigens ook een aspect dat niet ten gunste van de vrouw meeweegt. Partijen kunnen kennelijk moeilijk (meer) met elkaar overweg. Dit heeft tot gevolg dat de voorgenomen verhuizing voor de man een grotere onzekerheid met zich mee zou brengen betreffende zijn omgang met het kind dan als de communicatie goed zou zijn. De man is na verhuizing van vrouw en kind immers in grotere mate dan thans afhankelijk van de medewerking van de vrouw teneinde omgang te hebben met het kind.
4.10.
De overige onder rechtsoverweging 4.5. genoemde factoren spelen geen beslissende rol in het oordeel van het Gerecht, zodat deze verder buiten beschouwing blijven. Alles afwegende, met name het ontbreken van noodzaak aan de kant van de vrouw tegenover het belang van het kind op het continueren van omgang met de man, leidt tot de slotsom dat het subsidiaire verzoek van de vrouw wordt afgewezen.
Overige verzoeken
4.11.
Het verzoek van de man om de Voogdijraad en het kind te horen wordt afgewezen nu het Gerecht zich in voldoende mate voorgelicht acht.
4.12.
De vrouw heeft ter zitting laten weten dat als het kind niet mee zou gaan naar Aruba, zijzelf evenmin naar Aruba zal verhuizen. De vrouw lichtte dit toe door naar voren te brengen dat het vanzelfsprekend is dat een moeder en kind bij elkaar blijven. Daarnaast geldt dat het de vrouw niet is toegestaan met het kind te verhuizen bij gebreke aan (vervangende) toestemming. Voorgaande betekent dat het Gerecht er vanuit gaat dat de vrouw niet naar Aruba zal verhuizen met het kind, zodat op de vorderingen van de man die vanuit die veronderstelling zijn geformuleerd (verwezen wordt naar de laatste pagina van het verweerschrift van de man (vierde liggende streepje): “voor zover verzoekster naar Aruba (…) verhuist, (…)”) geen beslissing hoeft te worden genomen.
4.13.
Ook het voorwaardelijk geformuleerde verzoek tot het vaststellen van een omgang en bezoekregeling behoeft geen beslissing nu die voorwaarde evenmin is vervuld.
4.14.
Resteert de vordering van de man om het hoofdverblijf van het kind aan hem toe te wijzen. Dit verzoek houdt een wijziging van de hoofdverblijfplaats van het kind in, aangezien thans geldt dat deze is bepaald bij de vrouw (beschikking 7 april 2015). De man heeft niet voldaan aan zijn stelplicht dienaangaande. De man heeft zich geconcentreerd op het voornemen van de vrouw om met het kind te verhuizen en heeft aan die veronderstelling verbonden dat de verblijfplaats van het kind dient te wijzigen. De man heeft evenwel onvoldoende aangevoerd voor wijziging van de verblijfplaats in het geval de verhuizing met het kind naar Aruba niet zal plaatsvinden. Dit verzoek wordt derhalve afgewezen.
4.15.
Nu partijen ex echtelieden zijn worden de proceskosten gecompenseerd.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst af het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag over het minderjarige kind [het kind] (Curaçao, 17 februari 2009);
5.2.
wijst af het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om met het minderjarige kind [het kind] (Curaçao, 17 februari 2009) naar Aruba te verhuizen;
5.3.
wijst af het verzoek van de man tot wijziging van de huidige hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind [het kind] (Curaçao, 17 februari 2009) bij de vrouw;
5.4.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht voormeld, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.