ECLI:NL:OGEAC:2016:28

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
1 juli 2016
Zaaknummer
BBZ nr. 70300 van 2014
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
  • mr. W.C.E. Winfield
  • mr. P.A.H. Lemaire
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verzuimboete winstbelasting en aangifteplicht

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap, hierna 'belanghebbende', en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had een aangiftebiljet voor de winstbelasting ontvangen, maar stelde dat zij niet belastingplichtig was en dat de verzuimboete van Naf. 500 onterecht was opgelegd. De belanghebbende had geen verzoek tot uitstel voor de indiening van de aangifte gedaan en diende haar aangifte pas op 30 december 2013 in, terwijl deze uiterlijk op 30 juni 2013 ingediend had moeten worden. De Inspecteur handhaafde de verzuimboete na een bezwaarprocedure, waarop belanghebbende in beroep ging.

Het Gerecht oordeelde dat de aangifteplicht niet afhankelijk is van de vraag of de belanghebbende belastingplichtig is. De belanghebbende had niet aangetoond dat zij alle redelijke zorg had betracht om de aangifte tijdig in te dienen, en het beroep op afwezigheid van alle schuld (avas) werd verworpen. Het Gerecht stelde vast dat voor het opleggen van de verzuimboete geen aanmaning vereist is en dat de boete passend was, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak van het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de verzuimboete werd gehandhaafd.

Uitspraak

Uitspraak van 24 mei 2016
BBZ nr. 70300 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X, gevestigd te Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
de Inspecteur,
1.PROCESVERLOOP
1.1 Aan belanghebbende is met dagtekening 27 juni 2014 een aanslag in de winstbelasting voor het jaar 2012 opgelegd van nihil en een verzuimboete van Naf. 500.
1.2 Belanghebbende is op 4 juli 2014 tegen de aanslag in bezwaar gekomen. Bij uitspraak op bezwaar van 9 september 2014 heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen en de verzuimboete gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar op 26 september 2014 in beroep gekomen.
1.4 De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Abusievelijk zijn partijen opgeroepen tot het bijwonen van een reguliere zitting. Ter zitting is aan partijen medegedeeld dat door de griffie per ongeluk een verkeerde oproeping is verstuurd en dat partijen overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) uitgenodigd zijn tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn op 12 april 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen A LLM en namens belanghebbende, mr. B vergezeld van C en D. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
1.6 Partijen hebben overeenkomstig artikel 8b van de LBB schriftelijk toestemming gegeven om de mondelinge behandeling van de zaak achterwege te laten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is een voor de winstbelasting vrijgestelde vennootschap. Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aangiftebiljet winstbelasting uitgereikt.
2.2
Belanghebbende heeft geen verzoek tot uitstel voor de indiening van de aangifte gedaan.
2.3
Belanghebbende heeft haar definitieve aangifte winstbelasting 2012 op 30 december 2013 ingediend.
2.4
Aan belanghebbende is een aanslag winstbelasting van nihil opgelegd. Gelijk met de aanslag is een verzuimboete van Naf. 500 opgelegd welke boete door de Inspecteur in de uitspraak op bezwaar is gehandhaafd.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de verzuimboete terecht, en zo ja naar het juiste bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt de vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende stelt - kort samengevat - dat de verzuimboete dient te vervallen en voert daartoe – samengevat - aan dat:
- zij niet subjectief belastingplichtig is voor de winstbelasting. Aan haar is ten onrechte een aangiftebiljet uitgereikt. Ten aanzien van de belastingplicht is sprake van een pleitbaar standpunt, daarom kan geen boete worden opgelegd;
- sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) bij belanghebbende. Ook had de verzuimboete voorafgegaan moeten worden door een aanmaning.
Belanghebbende stelt subsidiair dat de boete moet worden gematigd omdat er een wanverhouding is tussen de ernst van het feit en de opgelegde boete.
3.3
De Inspecteur stelt dat de boete terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Aan belanghebbende is een aangiftebiljet uitgereikt zodat zij ingevolge artikel 6, vierde lid van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) gehouden is aangifte te doen. De aangifteplicht is niet afhankelijk van het antwoord op de vraag of belanghebbende belastingplichtig is. Over de belastingplicht overweegt het Gerecht als volgt. Belanghebbende is een in Curaçao gevestigde besloten vennootschap en is derhalve ingevolge artikel 1, eerste lid, letter a van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (LvWB) belastingplichtig voor de winstbelasting. Ingevolge artikel 1, vijfde lid in verbinding met artikel 1A van de LvWB wordt van naamloze-, en besloten vennootschappen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 1A, de zogeheten vrijgestelde vennootschappen, echter geen winstbelasting geheven.
4.2
Artikel 15, lid 4 van de ALL schrijft voor dat de belastingplichtige gehouden is uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitieve aangifte winstbelasting te doen en de belasting overeenkomstig die aangifte te betalen bij de Ontvanger. Nu niet om uitstel voor de indiening van de aangifte is verzocht, had de aangifte winstbelasting uiterlijk op 30 juni 2013 gedaan moeten worden. Dit is niet gebeurd, derhalve is de aangifte niet tijdig ingediend.
4.3
Ingevolge artikel 18, lid 2 ALL kan de Inspecteur een verzuimboete opleggen indien niet tijdig aangifte is gedaan en wel voor een bedrag van ten hoogste Naf. 2.500. Bij het opleggen van verzuimboeten wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid, met dien verstande dat bij afwezigheid van alle schuld (avas) het opleggen ervan achterwege behoort te blijven. Voor een geslaagd beroep op avas is vereist dat belanghebbende aannemelijk maakt dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig zou zijn ingediend. De gemachtigde heeft aangevoerd dat zij abusievelijk geen uitstel voor het indienen van de aangifte van belanghebbende heeft aangevraagd. Hiervan zou desgewenst een bevestigende verklaring van het hoofd van de aangiftepraktijk overgelegd kunnen worden. Het beroep op avas slaagt niet. Anders dan de gemachtigde kennelijk meent, dient het te leveren bewijs betrekking te hebben op de zorgplicht van de belanghebbende zelf en niet die van de gemachtigde. Daarnaast gaat het om de zorgplicht voor het doen van de aangifte en niet voor het aanvragen van uitstel voor de indiening hiervan. Nu de verklaring van het hoofd van de aangiftepraktijk gelet op haar strekking, niet kan bijdragen tot een geslaagde beroep op avas, passeert het Gerecht dit bewijsaanbod.
4.4
De winstbelasting wordt ingevolge artikel 17 van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 geheven bij voldoening op aangifte. Voor het opleggen van de boete is geen aanmaning vereist. De aanmaning van artikel 7, tweede lid van de ALL heeft immers betrekking op belastingen welke bij wege van een aanslag worden geheven. Dat een eerste verzuim bij de winstbelasting, anders dan bij de andere aangiftebelastingen, wel een boete oplevert, brengt niet met zich mee dat het tweede lid van artikel 7 van de ALL van toepassing is op de winstbelasting.
4.5
De hoogte van de verzuimboete is afhankelijk van de zogenoemde verzuimenreeks en is geregeld in de Ministeriële regeling formeel belastingrecht (hierna: regeling). Belanghebbende bepleit een verlaging van de boete en doet een beroep op artikel 4.2, tweede lid van de regeling. Tussen partijen staat vast dat sprake is van een tweede verzuim. De Inspecteur heeft ingevolge artikel 4.4 van de regeling daarom een boete opgelegd van Naf. 500. De verzuimboete is bedoeld om de belastingplichtige, die te laat aangifte heeft gedaan, zoals belanghebbende, in te scherpen dat zij haar administratieve verplichtingen volledig behoort na te komen. Van een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de boete in de zin van artikel 4.2 tweede lid van de regeling is geen sprake. Het Gerecht acht de boete passend en geboden, zodat moet worden beslist zoals hieronder is vermeld.

5.BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. W.C.E. Winfield en mr. P.A.H. Lemaire, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).