ECLI:NL:OGEAC:2016:195

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 januari 2016
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
AR 67646/2014
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake participatieovereenkomst en geschil over aandelenwaarde tussen Global International Trading N.V. en oud-bestuurder

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is gebracht, betreft het een geschil tussen Global International Trading N.V. (hierna: Global) en een oud-bestuurder over de waarde van aandelen en de verplichtingen voortvloeiend uit een participatieovereenkomst. De oud-bestuurder betwist de door Global vastgestelde prijs voor de inkoop van zijn aandelen, die volgens hem te laag is. De participatieovereenkomst, die in medio 2011 is gesloten, stipuleert dat de oud-bestuurder een 5%-aandelenbelang in World Wide Equipment N.V. (WWE) heeft gekocht voor een bedrag van EUR 923.806, dat later is verlaagd. Na beëindiging van zijn dienstverband in 2012 heeft de oud-bestuurder zijn aandelen teruggeleverd aan Global, maar Global heeft aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van EUR 75.788, dat volgens haar het verschil is tussen de waarde van de aandelen en de uitstaande lening.

De oud-bestuurder heeft de vordering van Global betwist en vordert in reconventie inzage in boekhoudkundige bescheiden van de Van Es-groep, alsook een deskundigenbericht om de waarde van de aandelen te verifiëren. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het bevoegd is om kennis te nemen van de vordering en dat de vorderingen naar Curaçaos recht zullen worden beoordeeld. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de oud-bestuurder gebonden is aan de overeengekomen aankoopprijs, maar heeft ook erkend dat er twijfels zijn over de juistheid van de jaarcijfers die ten grondslag liggen aan de waardering van de aandelen.

Het Gerecht heeft besloten dat de oud-bestuurder in de gelegenheid wordt gesteld om zijn vermoedens over de jaarcijfers aan te tonen door middel van een deskundigenbericht. De kosten van de deskundige zullen door de oud-bestuurder moeten worden voorgeschoten. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere uitlating door beide partijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
GLOBAL INTERNATIONAL TRADING N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigden: mrs. M. Bergervoet en H. Ruiter,
tegen
[DE OUD-BESTUURDER],
wonend in [woonplaats], Nederland,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J. de Baar.
Partijen worden hierna Global en [de oud-bestuurder] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift van 27 maart 2014;
  • de rolbeschikking van 21 juli 2014;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie;
  • de akte uitlating producties;
  • de pleitnota’s van de gemachtigden;
  • het proces-verbaal van de zitting (pleidooi) van 8 september 2015 en de daaraan gehechte e-mails van de gemachtigden van 17 en 21 september 2015.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1
Tussen partijen wordt het volgende, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, als vaststaand aangenomen.
a. a) Global maakt deel uit van een groep vennootschappen, de Van Es-groep. Ook World Wide Equipment N.V. (hierna WWE) behoort tot die groep.
b) [De oud-bestuurder] is (indirect) bestuurder geweest van Global en van WWE.
c) Medio 2011 zijn Global, [de oud-bestuurder] en WWE een participatieovereenkomst aangegaan waarbij [de oud-bestuurder] een 5%-aandelenbelang heeft gekocht in WWE. In de overeenkomst is vastgelegd dat de koopprijs EUR 923.806 bedraagt, zijnde de intrinsieke waarde van de aandelen per 1 juli 2010, en dat de koopsom wordt omgezet in een geldlening van Global aan [de oud-bestuurder] ter hoogte van dat bedrag. Artikel 8.1 van de overeenkomst bepaalt onder meer dat [de oud-bestuurder] in geval van beëindiging van zijn dienstverband bij de Van Es-groep verplicht is zijn aandelen aan te bieden aan Global. Artikel 8.2 luidt:
“[[de oud-bestuurder]] zal zijn aandelen aan [Global] aanbieden tegen een bedrag gelijk aan de laatst bekende intrinsieke waarde van de aandelen, die als volgt wordt vastgesteld: basis voor de bepaling van de intrinsieke waarde zal de laatst opgestelde en goedgekeurde jaarrekening van [WWE] zijn. (…) Het oordeel van [Global] met betrekking tot de waardering van de aandelen zal doorslaggevend zijn.”
d) De overeengekomen koopprijs en de daarmee corresponderende oorspronkelijke hoofdsom van de lening is door partijen vervolgens verlaagd met EUR 114.786.
e) Het dienstverband van [de oud-bestuurder] met Global en/of WWE is per 31 december 2012 geëindigd. [De oud-bestuurder] heeft zijn aandelen in WWE op die datum teruggeleverd aan Global. Voorts zijn partijen overeengekomen dat de contractuele rente ad 4% vanaf 31 december 2012 komt te vervallen.
f) Op 5 juni 2013 heeft Global [de oud-bestuurder] bericht dat de verkochte aandelen een lagere waarde hadden dan het bedrag van de uitstaande lening en rente en heeft zij aanspraak gemaakt op betaling van het verschil, groot EUR 75.788.
g) [De oud-bestuurder] heeft geen gevolg gegeven aan de sommaties van Global tot betaling.
2.2
Global vordert in conventie veroordeling van [de oud-bestuurder] tot betaling van EUR 75.788, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2013 en te vermeerderen met Naf. 10.000 ter vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
2.3 [
De oud-bestuurder] betwist de vordering van Global. Volgens [de oud-bestuurder] kan het door Global berekende restant van de lening - de aankoopprijs plus rente minus de verkoopprijs - niet kloppen. Met het oog daarop vordert hij in reconventie veroordeling van Global op de voet van art. 843a Rv om hem te voorzien van de in zijn conclusie van 8 september 2014 opgesomde boekhoudkundige bescheiden van de daar genoemde vennootschappen van de Van Es-groep. Subsidiair verzoekt [de oud-bestuurder] dat een deskundigenbericht ex art. 173 Rv wordt bevolen. Tevens vordert [de oud-bestuurder] veroordeling van Global tot nakoming van haar verplichtingen jegens [de oud-bestuurder] over de periode dat hij aandeelhouder was, althans tot het voldoen van schadevergoeding, nader op te maken bij staat.

3.De beoordeling

3.1
Gelet op de forumkeuze in de participatieovereenkomst is het Gerecht bevoegd kennis te nemen van de vordering van Global. Reeds hierop stuit de stelling van [de oud-bestuurder] af dat Global misbruik maakt van (proces)recht door de zaak in Curaçao (bovendien de plaats van haar statutaire zetel) aanhangig te maken. Hetgeen [de oud-bestuurder] onder 8 tot en met 17 van zijn conclusie van dupliek opmerkt kan niet tot een andere conclusie leiden.
3.2
In de participatieovereenkomst hebben partijen een keuze gedaan voor het recht van Curaçao. De vorderingen zullen naar Curaçaos recht worden beoordeeld.
3.3 [
De oud-bestuurder] verweert zich in de eerste plaats met de stelling dat de aankoopprijs van de aandelen die ten grondslag ligt aan de berekening door Global van haar vordering onjuist (te hoog) is. Dit verweer en de reconventionele vorderingen voor zover betrekking hebbend op de aankoopprijs stranden echter reeds op de omstandigheid dat de (later verlaagde) aankoopprijs door partijen is overeengekomen en is vastgelegd in de participatieovereenkomst en in de akte van aandelenoverdracht. Nu gesteld noch gebleken is dat [de oud-bestuurder] de overeenkomst op dit punt (tijdig) wegens dwaling of op een andere grond heeft vernietigd, is hij gebonden aan deze vaststelling van de aankoopprijs en dient deze uitgangspunt te zijn bij de afrekening. Bij overlegging van bescheiden over en/of bij onderzoek naar de totstandkoming van de aankoopprijs heeft [de oud-bestuurder] geen belang.
3.4
Anders dan bij de vaststelling van de aankoopprijs, heeft [de oud-bestuurder] niet ingestemd met de vaststelling van het bedrag van de verkoopprijs van de aandelen. Hij heeft echter wel ingestemd, in de participatieovereenkomst, met de wijze waarop de verkoopprijs moet worden vastgesteld. Ingevolge artikel 8.2 van de overeenkomst dient die vaststelling te geschieden op basis van de intrinsieke waarde van de aandelen per 31 december 2012, zoals die volgt uit de goedgekeurde jaarrekening van WWE over 2012. Daaraan is toegevoegd dat het oordeel van Global met betrekking tot de waardering van de aandelen doorslaggevend zal zijn. Uit deze contractuele bepalingen volgt dat in beginsel dient te worden uitgegaan van de door Global gehanteerde verkoopprijs, waarvan door [de oud-bestuurder] op zichzelf niet is betwist dat die aansluit op de goedgekeurde jaarrekening 2012. Door [de oud-bestuurder] is echter gemotiveerd uiteengezet waarom hij vermoedt dat de jaarcijfers 2012 geen juist beeld geven en dat de verkoopprijs daardoor te laag - en dus in zijn nadeel - is vastgesteld. Op die grond heeft Global buiten rechte en in de onderhavige procedure om nadere gegevens verzocht, aan welk verzoek Global niet of niet volledig heeft willen voldoen.
3.5
Indien de door [de oud-bestuurder] geuite vermoedens over de jaarcijfers gegrond zijn, zou zijn beroep op art. 6:248 lid 2 BW kunnen slagen en zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kunnen zijn dat Global zich onverkort op artikel 8 lid 2 van de participatieovereenkomst beroept en [de oud-bestuurder] voor wat betreft de bepaling van de verkoopprijs houdt aan de buiten de invloedssfeer van [de oud-bestuurder] vastgestelde jaarcijfers 2012.
3.6
Mede gelet op de bezwaren van Global tegen inzage door [de oud-bestuurder] in de door hem genoemde bescheiden - het zou concurrentiegevoelige informatie betreffen en het zou een gebed zonder end worden - zal [de oud-bestuurder] in de gelegenheid worden gesteld de onjuistheid van de verkoopprijs aan te tonen door middel van een door het Gerecht te gelasten deskundigenbericht. Het Gerecht stelt voor dat volstaan wordt met de benoeming van één deskundige, zijnde een accountant, aan wie de vraag zal worden voorgelegd de door Global berekende intrinsieke waarde van de 5% aandelen in WWE per 31 december 2012 te verifiëren en om te beoordelen of in de jaarcijfers over 2012 (boekhoudkundige) wijzigingen ten opzichte van de voorafgaande jaren zijn doorgevoerd waarvan de noodzaak en gerechtvaardigdheid niet zonder meer zijn gegeven en waardoor de waarde van de aandelen negatief is beïnvloed. Een en ander dient de deskundige te beoordelen op grond van de volgens de deskundige daartoe benodigde, door Global te verstrekken informatie.
3.7
De kosten van de deskundige zullen door [de oud-bestuurder] als de partij op wie de bewijslast rust dienen te worden voorgeschoten.
3.8
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte door beide partijen houdende uitlating over i) een door hen gezamenlijk voorgestelde deskundige, of, bij gebreke daarvan, een beredeneerde opgave van namen van accountants(kantoren) te Curaçao die volgens hen niet voor benoeming in aanmerking zouden moeten komen, alsmede over ii) de vraagstelling aan de deskundige en iii) het volgens partijen maximaal acceptabele voorschot voor honorarium en kosten van de deskundige.
3.9
De vordering van [de oud-bestuurder] tot veroordeling van Global tot nakoming van haar verplichtingen jegens [de oud-bestuurder] over de periode dat hij aandeelhouder was, althans tot het voldoen van schadevergoeding, is onvoldoende concreet. Hetgeen [de oud-bestuurder] ter onderbouwing van die vordering heeft aangedragen kan niet tot toewijzing daarvan leiden, waarbij komt dat een eventuele vordering van [de oud-bestuurder] op WWE niet in dit geding kan worden beoordeeld.
3.1
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente is niet bestreden dat [de oud-bestuurder] pas op 19 juli 2013 de beschikking heeft gekregen over de goedgekeurde jaarrekening 2012. Gelet daarop zal het Gerecht - in het geval van toewijzing van (een deel van) de vordering van Global - de ingangsdatum van de wettelijke rente vaststellen op 1 augustus 2013. Dat partijen met de afspraak dat per 31 december 2012 geen rente meer zou worden berekend mede het oog hadden op de wettelijke rente in geval van verzuim, ligt niet voor de hand en vindt geen steun in de stukken. Aan die stelling van [de oud-bestuurder], waarvan geen specifiek bewijs is aangeboden, moet dan ook worden voorbijgegaan.
3.11
Wat betreft de door Global gevorderde buitengerechtelijke incassokosten overweegt het Gerecht reeds thans dat onvoldoende is gebleken van werkzaamheden waarvoor de proceskosten niet reeds een vergoeding plegen in te sluiten, zodat voor toewijzing daarvan gelet op het bepaalde in art. 63a Rv geen grond bestaat.
3.12
In afwachting van de door partijen te nemen aktes zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

4.De beslissing

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie
verwijst de zaak naar de rol van 15 februari 2016 voor akte uitlating aan de zijde van beide partijen als bedoeld onder 3.8;
bepaalt dat beide partijen vervolgens op een door de rolrechter te bepalen datum een antwoordakte zullen kunnen nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2016.