ECLI:NL:OGEAC:2016:189

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
EJ 80723/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot kosteloos procederen en vordering tot betaling van het minimumloon in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft verzoeker op 21 oktober 2016 een verzoekschrift ingediend, waarin hij toestemming vraagt om kosteloos te mogen procederen en een vordering indient tegen verweerder tot betaling van NAf 2.614,40, vermeerderd met rente. Verweerder heeft op 8 november 2016 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 november 2016, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Verzoeker stelt dat er een arbeidsovereenkomst heeft bestaan tussen hem en verweerder, waarbij hij gedurende de periode van juni tot en met december 2015 werkzaamheden heeft verricht voor een vergoeding van NAf 50,00 netto per dag. Hij claimt dat dit bedrag niet overeenkomt met het wettelijk minimumloon en dat hij recht heeft op een aanvullende betaling.

Verweerder betwist de stelling van verzoeker en stelt dat er geen gezagsverhouding was en dat partijen een overeenkomst hadden voor losse werkzaamheden. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat verzoeker zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst die recht geeft op het minimumloon. De vordering van verzoeker is daarom afgewezen als onvoldoende onderbouwd.

Desondanks heeft het Gerecht verzoeker toestemming gegeven om kosteloos te procederen, gezien zijn bewijs van onvermogen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken door mr. I.H. Lips op 8 december 2016.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
woonplaats gekozen hebbende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.S. Francisca,
tegen
[VERWEERDER],
wonende in Curaçao,
verweerder,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna ook [verzoeker] en [verweerder] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 21 oktober 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Verweerder heeft op 8 november 2016 een verweerschrift met een productie ingediend. Het verzoek is behandeld op 10 november 2016. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van verzoeker het woord gevoerd aan de hand van door haar overgelegde pleitnotities. Verweerder heeft producties overgelegd. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verzoeker] heeft in de periode juni tot en met december 2015 werkzaamheden voor [verweerder] verricht. [verweerder] heeft [verzoeker] daarvoor NAf 50,00 netto per dag betaald.
2.3.
Bij brief van 18 juli 2016 heeft (de gemachtigde van) [verzoeker] aan [verweerder] bericht dat hij alsnog aanspraak maakt op vergoeding van het minimumloon over de gewerkte uren.

3.Het geschil

3.1. [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht hem toestemming verleent om kosteloos te mogen procederen en, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven, [verweerder] veroordeelt tot betaling van NAf 2.614,40, verhoogd met de vertragingsrente en de wettelijke rente.
3.2. [
verzoeker] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan. Het door [verweerder] aan [verzoeker] betaalde salaris komt niet overeen met het wettelijk minimumloon. [verzoeker] heeft nog recht op NAf 2.614,40. Ondanks aanmaning laat [verweerder] na het bedrag te betalen.
3.3. [
verweerder] voert het volgende tot verweer. [verzoeker] heeft de werkzaamheden in opdracht verricht. Partijen zijn daarvoor een beloning van NAf 50,00 netto per dag overeengekomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1. [
verzoeker] heeft het Gerecht verzocht kosteloos te mogen procederen. Gelet op het door hem ingebrachte bewijs van onvermogen, zal het Gerecht hem daartoe toelaten.
4.2. [
verzoeker] heeft gesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, omdat hij gedurende zekere tijd arbeid voor [verweerder] heeft verricht waarvoor [verweerder] hem loon heeft betaald en er sprake was van een gezagsverhouding. [verweerder] heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens [verweerder] zijn partijen overeengekomen dat [verzoeker] losse werkzaamheden in zijn opdracht zou verrichten. De werkzaamheden varieerden. Er was geen gezagsverhouding; [verzoeker] kwam niet altijd werken. Hij werkte ook elders, aldus steeds [verweerder]. Tegenover dit verweer heeft [verzoeker] zijn standpunt niet voldoende onderbouwd, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Zo heeft hij niet gesteld wat partijen concreet over de werkzaamheden en de vergoeding van NAf 50,00 hebben afgesproken en heeft hij de gestelde gezagsverhouding tussen partijen onvoldoende feitelijk toegelicht. Er staan het Gerecht aldus onvoldoende aanknopingspunten ter beschikking om aan te nemen dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst en [verzoeker] terecht aanspraak maakt op het minimumloon. De vordering is derhalve, als onvoldoende onderbouwd, niet toewijsbaar.
4.3.
Overigens geldt dat het minimumloon een bruto bedrag betreft. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij naast de vergoeding van NAf 50,00 netto het transport van [verzoeker] verzorgde en hem soms ook eten gaf. [verzoeker] heeft dit niet weersproken. Nu gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] niet het met het bruto minimumloonbedrag corresponderende netto bedrag heeft ontvangen, gaat het beroep op de Landsverordening minimumlonen ook in zoverre niet op.
4.4.
Gelet op de aard van de zaak en de verhouding tussen partijen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

Het Gerecht:

-
staat[verzoeker]
toekosteloos te procederen;
-
compenseertde kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
-
wijst afhet meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 december 2016.