ECLI:NL:OGEAC:2016:188

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 november 2016
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
EJ 80472/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft verzoeker, een werknemer bij Setica N.V., een verzoekschrift ingediend na zijn ontslag op staande voet op 11 juli 2016. Verzoeker was sinds 27 juni 2016 in dienst als supervisor en had een arbeidsovereenkomst die op 27 augustus 2016 zou eindigen. Hij verzocht om toestemming om kosteloos te procederen, doorbetaling van zijn salaris tot de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, en een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Setica N.V. voerde aan dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege ongeoorloofd gedrag van verzoeker tijdens de proeftijd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoeker op 8 juli 2016 een woordenwisseling had met de algemeen supervisor en later die dag beledigende opmerkingen maakte. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat er dringende redenen waren voor het ontslag en dat verzoeker niet in zijn vorderingen kon worden ontvangen. De verzoeken tot doorbetaling van het loon en schadevergoeding werden afgewezen. Verzoeker werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Setica, die tot op heden op NAf 1.000,00 zijn begroot. Het voorwaardelijk tegenverzoek van Setica werd afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst op 27 augustus 2016 was geëindigd. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. A.V.G. Rooijer,
tegen
de naamloze vennootschap
SETICA N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. D. Engels.
Partijen zullen hierna ook [verzoeker] en Setica genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 27 september 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Verweerster heeft op 27 oktober 2016 een verweerschrift met een productie ingediend. Het verzoek is behandeld op 2 november 2016. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd, de gemachtigde van verweerster aan de hand van door hem overgelegde pleitnotities. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verzoeker] is met ingang van 27 juni 2016 bij Setica in dienst als supervisor tegen een loon van NAf 1.058,92 per quincena. Overeengekomen is dat de arbeidsovereenkomst op 27 augustus 2016 eindigt met de mogelijkheid van verlenging.
2.3.
Op 11 juli 2016 is [verzoeker] op staande voet ontslagen.

3.Het geschil

3.1. [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) toestemming verleent om kosteloos te procederen;
b) Setica veroordeelt tot doorbetaling van het salaris van [verzoeker] totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde is gekomen;
c) Setica veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding ten bedrage van het salaris van twee cuincenas wegens de kennelijke onredelijkheid van het ontslag;
met veroordeling van Setica in de proceskosten.
3.2. [
verzoeker] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Het op 11 juli 2016 gegeven ontslag is nietig, omdat er geen sprake is van een dringende reden en het ontslag niet onverwijld is gegeven. Subsidiair legt [verzoeker] aan zijn vordering ten grondslag dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag.
3.3.
Setica heeft het volgende tot verweer gevoerd. [verzoeker] is tijdens de proeftijd ontslagen wegens ongeoorloofd nablijven op het Isla terrein en wangedrag. Er is sprake van dringende redenen ex artikel 1615p lid 1 en lid 2 sub 5 BW.
Voorwaardelijk tegenverzoek
3.4.
Subsidiair verzoekt Setica, kort gezegd, de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden per 15 juli 2016 zonder toekenning van een vergoeding op grond van dringende redenen dan wel een verandering in de omstandigheden (vertrouwensbreuk), met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1. [
verzoeker] heeft het Gerecht verzocht kosteloos te mogen procederen. Gelet op het door hem ingebrachte bewijs van onvermogen, zal het Gerecht hem daartoe toelaten.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat [verzoeker] op 27 juni 2016 bij Setica in dienst is getreden met een proeftijd van een maand.
4.3.
Uitgangspunt is dat partijen in de proeftijd bevoegd zijn de arbeidsovereenkomst zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen (artikel 7A:1615n BW). De proeftijd is evenwel bedoeld om de werkgever in staat te stellen inzicht te krijgen in de hoedanigheden van de werknemer en zijn geschiktheid voor de bedongen arbeid en om de werknemer in staat te stellen inzicht te krijgen in de aard van het werk waarvoor hij is aangesteld. Daarbij geldt dat een ontslag tijdens de proeftijd in strijd kan zijn met het beginsel van goed werkgeverschap. Naar het Gerecht begrijpt bedoelt [verzoeker] te stellen dat Setica zich niet als een goed werkgever heeft gedragen door hem zonder geldige reden te ontslaan en de reden van het ontslag niet onverwijld mee te delen. Het Gerecht volgt [verzoeker] niet in deze (kennelijke) stelling en licht dit als volgt toe.
4.4.
Setica heeft gesteld dat [verzoeker] op vrijdag 8 juli 2016 op de werkvloer na een woordenwisseling met de algemeen supervisor, de heer [naam 1], kwaad is weggelopen en daarbij de deur hard heeft dicht gesmeten. Dit wordt bevestigd door de schriftelijke verklaring van [naam 2], de planner van Setica (verweerschrift, productie 1). [verzoeker] heeft deze gang van zaken weliswaar ontkend, maar daarbij verschillende versies van hetgeen er volgens hem is gebeurd gegeven. Aldus heeft hij het onderbouwde standpunt van Setica onvoldoende weersproken. Het Gerecht gaat er derhalve van uit dat [verzoeker] op 8 juli 2016 een woordenwisseling met [naam 1] heeft gehad en daarna kwaad is weggelopen en daarbij de deur hard heeft dicht gesmeten. Als niet, althans onvoldoende, weersproken staat vast dat [verzoeker] later die dag, rond 21:00 uur, bij de snack [naam 1] heeft beledigd door hem ‘homo’ te noemen. Volgens [verzoeker] deed hij dit omdat hij [naam 1], kort samengevat, een slavendrijver vindt. Het Gerecht leidt hieruit af dat de belediging werk gerelateerd is. Setica heeft [verzoeker] om deze reden op maandag 11 juli 2016 ontslagen. Setica heeft
- onweersproken - gesteld dat er in het weekend niet gewerkt wordt en de eerstvolgende gelegenheid om [verzoeker] te ontslaan zich pas op maandag 11 juli 2016 voordeed. Onder deze omstandigheden kan het ontslag van [verzoeker] niet in strijd met goed werkgeverschap en/of onrechtmatig worden geacht. Niet kan worden aangenomen dat Setica met het gegeven ontslag is getreden buiten het doel van de proeftijd, namelijk het kunnen beoordelen of [verzoeker] qua capaciteit en/of karakter geschikt was voor de door hem uit te oefenen functie.
4.5. [
verzoeker] verzoekt, subsidiair, om een schadevergoeding ten bedrage van het salaris van twee quincenas wegens de kennelijk onredelijkheid van het ontslag. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4. is overwogen, kan niet worden geoordeeld dat Setica, objectief bezien, niet in redelijkheid tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst had mogen overgaan.
4.6.
Het voorgaande leidt het Gerecht tot de slotsom dat het op 11 juli 2016 aan [verzoeker] gegeven ontslag heeft geleid tot een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De verzoeken van [verzoeker] tot doorbetaling van het loon en betaling van een schadevergoeding zijn derhalve niet toewijsbaar.
4.7. [
verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Setica worden tot op heden begroot op NAf 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Voorwaardelijk tegenverzoek
4.8.
Setica verzoekt subsidiair de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens
dringende redenen dan wel een verandering in de omstandigheden (vertrouwensbreuk) voorwaardelijk te ontbinden. Nu de mogelijkheid bestaat dat in hoger beroep het ontslag op staande voet alsnog wordt vernietigd en zal blijken dat de arbeidsovereenkomst niet reeds op 11 juli 2016 is geëindigd, komt het Gerecht toe aan de beoordeling van dit tegenverzoek.
4.9. [
verzoeker] heeft erkend dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens het
verstrijken van de bepaalde tijd op 27 augustus 2016 is geëindigd. Nu een ontbinding niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden, heeft Setica geen belang bij de verzochte ontbinding. Het tegenverzoek zal derhalve worden afgewezen.
4.10.
Gezien de nauwe verwantschap tussen het tegenverzoek en de vordering van
[verzoeker] zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

Het Gerecht:

-
staat[verzoeker]
toekosteloos te procederen;
-
veroordeelt[verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van Setica, tot op heden begroot op NAf 1.000,00;
-
wijst afhet meer of anders verzochte;
Voorwaardelijk tegenverzoek
-
wijst afhet door Setica verzochte;
-
compenseertde proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 november 2016.