In deze zaak heeft verzoeker, een werknemer bij Setica N.V., een verzoekschrift ingediend na zijn ontslag op staande voet op 11 juli 2016. Verzoeker was sinds 27 juni 2016 in dienst als supervisor en had een arbeidsovereenkomst die op 27 augustus 2016 zou eindigen. Hij verzocht om toestemming om kosteloos te procederen, doorbetaling van zijn salaris tot de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, en een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Setica N.V. voerde aan dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege ongeoorloofd gedrag van verzoeker tijdens de proeftijd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoeker op 8 juli 2016 een woordenwisseling had met de algemeen supervisor en later die dag beledigende opmerkingen maakte. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat er dringende redenen waren voor het ontslag en dat verzoeker niet in zijn vorderingen kon worden ontvangen. De verzoeken tot doorbetaling van het loon en schadevergoeding werden afgewezen. Verzoeker werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Setica, die tot op heden op NAf 1.000,00 zijn begroot. Het voorwaardelijk tegenverzoek van Setica werd afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst op 27 augustus 2016 was geëindigd. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.