In deze zaak heeft verzoekster op 2 september 2016 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin zij verzoekt om toestemming om kosteloos te mogen procederen. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 oktober 2016, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Verzoekster stelt dat zij op basis van haar arbeidsovereenkomst recht heeft op vergoeding van overwerkuren, die zij op een totaalbedrag van NAf 12.271,24 heeft gesteld. Verweerders, die ook in Curaçao wonen, hebben gemotiveerd verweer gevoerd en verzocht om afwijzing van het verzoek, met veroordeling van verzoekster in de proceskosten.
Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat verzoekster, op basis van het ingebrachte bewijs van onvermogen, toestemming krijgt om kosteloos te procederen. Tevens is er een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, die op 24 oktober 2016 is getekend, en het Gerecht heeft besloten dat deze overeenkomst aan de beschikking wordt gehecht. De beschikking is op 3 november 2016 openbaar uitgesproken door rechter I.H. Lips, waarbij de inhoud van de vaststellingsovereenkomst deel uitmaakt van de beschikking en partijen zijn verplicht om hieraan uitvoering te geven.