ECLI:NL:OGEAC:2016:184

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
EJ 81144/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietig ontslag op staande voet en ontbinding zonder vergoeding in arbeidsgeschil

In deze zaak heeft [verzoekster] een verzoekschrift ingediend tegen Dulce Aroma Minimarket N.V. naar aanleiding van een ontslag op staande voet dat op 6 juli 2016 werd gegeven. [verzoekster] werkte sinds eind 2015/begin 2016 bij Dulce Aroma en ontving een maandloon dat door haar en de werkgever verschillend werd opgegeven. Op 5 juli 2016 zou [verzoekster] een arbeidsongeval hebben gehad in de keuken van Dulce Aroma, waarna zij op 6 juli 2016 door [directeur] werd gebeld en te horen kreeg dat zij niet meer hoefde te komen werken. [verzoekster] heeft het ontslag als nietig aangemerkt en vorderde onder andere betaling van achterstallig loon en een schadevergoeding.

Dulce Aroma voerde verweer en stelde dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag, namelijk ongeoorloofd verzuim. De rechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het Gerecht oordeelde dat Dulce Aroma niet voldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden en dat het ontslag op staande voet nietig was. De rechter heeft [verzoekster] toegelaten om kosteloos te procederen en heeft Dulce Aroma veroordeeld tot betaling van het loon van [verzoekster] met vertragingsrente. Daarnaast werd de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder vergoeding, gezien de verstoorde arbeidsrelatie. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

BESCHIKKING

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: EJ 81144/2016
Datum beschikking: 16 februari 2016
in de zaak van
[verzoekster],
wonend te Curaçao,
verzoekster,
advocaat: mrs. A.L. Tjon-Kwan Paw en U. Dickens,
tegen
de naamloze vennootschap Dulce Aroma Minimarket N.V.,
gevestigd te Curaçao,
verweerster,
advocaat: mr H.S. Johannes.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en Dulce Aroma genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
verzoekster] heeft op 24 november 2016 ter griffie een verzoekschrift met bewijsstukken ingezonden. Dulce Aroma heeft een verweerschrift met bewijsstukken ingediend ter zitting van 31 januari 2017, alwaar verschenen zijn [verzoekster] en mr. Dickens en [directeur] (een van de directeuren van Dulce Aroma) en mr. Johannes. De zaak is vervolgens verder behandeld ter zitting van 2 februari 2017. Van beide zittingen is een proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1. [
verzoekster] werkt bij Dulce Aroma sinds eind 2015/begin 2016 tegen een maandloon van NAf 1.300,- volgens [verzoekster] en NAf 1.500,- volgens Dulce Aroma.
2.2.
Op 6 juli 2016 is [verzoekster] in de avond gebeld door [directeur] die haar heeft medegedeeld dat ze niet meer hoefde te komen werken.
2.3.
Volgens [verzoekster] heeft een ongeval plaatsgevonden in de keuken van Dulce Aroma doordat op 5 juli 2016 de deur van het fornuis tegen haar been is opengevallen. Dulce Aroma heeft SOAW verzocht dit te onderzoeken. SOAW heeft op 23 december 2016 een memo opgesteld met als onderwerp: ‘Onderzoek i.v.m. een bedrijfsongeval te Dulce’.
2.4. [
verzoekster] heeft per brief van 10 oktober 2016 de nietigheid van dat ontslag ingeroepen.

3.Het geschil

3.1. [
verzoekster] verzoekt dat het Gerecht, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking;
a-[verzoekster] zal toelaten om kosteloos te procederen;
primair
b-Het ontslag als nietig zal aanmerken en Dulce Aroma zal veroordelen om met ingang van 22 juni 2016 het bruto-loon van [verzoekster] zal betalen tot dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, verhoogd met vertragingsrente en wettelijke rente;
c-Dulce Aroma zal veroordelen om aan [verzoekster] te betalen NAf 9.372,20 of een in goede justitie te betalen bedrag, verhoogd met vertragingsrente en wettelijke rente;
subsidiair
d-het ontslag als kennelijk onredelijk aan zal merken en Dulce Aroma zal veroordelen om aan [verzoekster] een vergoeding te betalen;
e- Dulce Aroma zal veroordelen in de proces- en kantoorkosten, alsmede de advocatenkosten van NAf 5.500,-.
3.2. [
verzoekster] legt ten grondslag aan haar vorderingen dat haar op 5 juli 2016 een arbeidsongeval is overkomen in de keuken van Dulce Aroma waardoor zij arbeidsongeschikt is geraakt. De volgende dag werd zij ‘s avonds op staande voet ontslagen. Daarnaast heeft zij te weinig loon ontvangen.
3.3.
Dulce Aroma voert verweer. Volgens haar was er wel sprake van een dringende reden voor ontslag, namelijk ongeoorloofd verzuim. Voorts verzoekt Dulce Aroma voorwaardelijk om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en [verzoekster] te veroordelen om (het restant van) een lening van NAf 1.000,- terug te betalen. Tenslotte vordert Dulce Aroma dat [verzoekster] in de proceskosten wordt veroordeeld.
3.4. [
verzoekster] voert verweer tegen het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Gelet op het door [verzoekster] overgelegde bewijs van onvermogen, zal zij worden toegelaten om kosteloos te procederen.
4.2.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een dringende reden. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 1615p lid 1 BW). Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.
4.3.
Volgens Dulce Aroma is [verzoekster] ontslagen omdat zij vanaf 1 tot en met 5 juli 2016 zonder toestemming van Dulce Aroma verzuimde om te komen werken. [verzoekster] heeft evenmin een doktersbriefje kunnen overleggen waaruit zou blijken dat ze arbeidsongeschikt was. Toen [verzoekster] op 6 juli 2016 geen doktersbriefje kon tonen is zij die avond gebeld door [directeur] van Dulce Aroma, die haar heeft medegedeeld dat ze was ontslagen.
4.4. [
verzoekster] stelt hier een ander feitencomplex tegenover. Volgens haar heeft ze niet verzuimd om te werken gedurende 1 tot en met 5 juli 2016. Op 5 juli 2016 overkwam haar een arbeidsongeval op de werkvloer omdat de deur van het fornuis openviel tegen haar knie. [directeur] was, toen dat gebeurde, ook in de winkel aanwezig en [verzoekster] heeft hem van dit voorval direct op de hoogte gesteld. Ze wilde naar de dokter gaan, maar dat werd niet toegestaan. Ze is diezelfde dag nog met een vriendin, [naam], naar SVB gegaan en daarna wilde [verzoekster] naar de dokter gaan. Die praktijk was echter al gesloten, waardoor ze de volgende ochtend op 6 juli 2016 naar de dokter is gegaan. Ze is toen, op 6 juli 2016, arbeidsongeschikt verklaard door de dokter. Die avond werd ze gebeld door [directeur] die haar ontsloeg.
4.5.
Dulce Aroma stelt zich op het standpunt dat het arbeidsongeval zoals door [verzoekster] naar voren is gebracht niet heeft plaatsgevonden, noch dat [verzoekster] op 5 juli 2016 aan haar heeft medegedeeld dat er een arbeidsongeval had plaatsgevonden. Volgens [directeur] heeft [verzoekster] het ongeval met het fornuis pas voor het eerst op 6 juli 2016 in de avond aan hem verteld, ten tijde van het telefoontje waarin hij haar ontsloeg. [directeur] was niet eerder van een vermeend ongeval op de hoogte, aldus Dulce Aroma.
4.6.
Naar het oordeel van het Gerecht valt dit niet te rijmen met hetgeen in het memo van SOAW van 23 december 2016 (productie 2 verweerschrift) staat, namelijk:
De eigenaar [directeur] verklaarde het volgende, (…) Op 5 july 2016 werd ik gebeld door Mevr. [verzoekster] en zei vertelde me dat ze een ongeluk heeft gehad in de keuken. Toen ik arriveerde vertelde Mevr. [verzoekster] mij dat ze langs het gasfornuis liep en dat het gasfornuisdeur openvloog en haar op haar rechter knie raakte waardoor zij niet verder kon werken. Ik zei tegen haar oké, ga naar je huisarts. Na een tijdje dat Mevr. [verzoekster] niet kwam werken had ik haar gebeld en gevraagd of ze met een brief van haar huisarts kon komen, maar aan dit verzoek weigerde zei en tot de dag van vandaag heb ik geen brief van haar huisarts gekregen. (…)”,
Ter zitting is [directeur] gevraagd naar dit verschil betreffende de feitelijke gang van zaken, namelijk het enerzijds het op 6 juli 2016 in de avond en anderzijds het op 5 juli 2016 vernemen over het incident. [directeur] heeft dit niet kunnen ophelderen.
4.7.
De weergave van de feiten zoals door [verzoekster] naar voren is gebracht is anderzijds wel te rijmen met bovengenoemd memo. Voorts heeft te gelden dat de verklaring van [verzoekster] op verschillende onderdelen wordt ondersteund door bewijs. Gewezen wordt op de verklaring van [naam] op de zitting van 31 januari 2017 die heeft verklaard dat ze [verzoekster] op 5 juli 2016 huilend aantrof bij Dulce Aroma en de verklaringen van de huisarts van [verzoekster] (productie 3 verzoekschrift en productie overgelegd ter zitting van 2 februari 2017) dat [verzoekster] op 6 juli 2016 op het spreekuur was in verband met een bedrijfsongeval op 5 juli 2016, waarna zij arbeidsongeschikt is verklaard voor 6 en 7 juli 2016.
4.8.
Gewogen dient vervolgens te worden of Dulce Aroma, op wie de bewijslast rust terzake de aanwezigheid van een dringende reden, in het licht van de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van [verzoekster], in voldoende mate heeft aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Ook als enig ongeval met een fornuis wordt weggedacht is er op basis van de stellingen en bewijsstukken in het dossier voldoende grond om aan te nemen dat [verzoekster] (in ieder geval) op 5 juli 2016 werkzaam is geweest bij Dulce Aroma. Dulce Aroma heeft geen bewijs geleverd, noch aangeboden, voor haar betoog dat [verzoekster] al vanaf 1 tot en met 5 juli 2016 niet zou zijn verschenen op haar werk. Daar komt bij dat evenmin is betoogd of gebleken dat Amos eerder al was gewaarschuwd door Dulce Aroma voor verzuim zonder doktersbrief. Voorgaande heeft tot gevolg dat Dulce Aroma niet heeft voldaan aan haar stelplicht betreffende de aanwezigheid van een dringende reden.
4.9.
Het ontslag via de telefoon op 6 juli 2016 wordt derhalve aangemerkt als nietig. Dit betekent dat de loonvordering in beginsel toewijsbaar is, alsmede de door het Gerecht gematigde vertragingsrente en wettelijke rente. Volgens [verzoekster] betrof haar bruto salaris
NAf 1.300,- per maand. Dulce Aroma heeft daar tegenover gesteld dat [verzoekster] een netto salaris kreeg van NAf 1.500,- per maand en dat er geen premies voor haar werden afgedragen. Nu de werkgever een hoger bedrag noemt dan de werknemer zal van het hoogste bedrag worden uitgegaan. Het Gerecht zal de werkgever veroordelen tot betaling van NAf 1.500,- per maand.
4.10.
Het onder c gevorderde bedrag van NAf 9.372,20 bestaat volgens het petitum van het verzoekschrift van [verzoekster] uit het ‘verschil in salaris en schadevergoeding’. In het verzoekschrift staat hier verder slechts nog over dat Dulce Aroma heeft nagelaten het aan [verzoekster] toekomende salaris uit te betalen. Verder wordt slechts verwezen naar een productie zonder dat nader is aangegeven op welke wijze deze productie betrekking heeft op de stellingen. Op de zittingen is deze vordering evenmin nader toegelicht. Dulce Aroma heeft op haar beurt bestreden dat zij genoemd bedrag verschuldigd zou zijn en dat er sprake zou zijn van achterstallig loon. [verzoekster] heeft in verband met deze betwisting niet voldaan aan haar stelplicht betreffende verschuldigdheid van het door haar gevorderde bedrag. Dat aan [verzoekster] niet volgens de wettelijke verplichting zoals bepaald in artikel 7A: 1614pa BW een schriftelijke opgave van het loonbedrag is verstrekt doet aan het voorgaande niet af. De vordering onder c wordt dus afgewezen.
4.11.
Dulce Aroma verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dulce Aroma legt aan dat verzoek ten grondslag, zo begrijpt het Gerecht, dat zij [verzoekster] niet langer vertrouwt omdat [verzoekster] op onverantwoorde wijze afwezig was van de werkvloer. [verzoekster] heeft anderzijds betoogd dat niet gebleken is dat er sprake was van een gewichtige reden, noch van een verandering van omstandigheden.
4.12.
Uit het verhandelde ter zitting is genoegzaam gebleken dat de verhouding tussen partijen ernstig is verstoord. Volgens Dulce Aroma heeft [verzoekster] een bedrijfsongeval verzonnen en volgens [verzoekster] heeft Dulce Aroma haar daar ten onrechte van beschuldigd. Nu [verzoekster] in de keuken werkt van Dulce Aroma en Dulce Aroma een kleinschalige onderneming drijft, staat de verstoorde arbeidsverhouding in de weg aan het continueren van de arbeidsverhouding. Op die grond wordt het verzoek tot ontbinding toegewezen. Dit zal geschieden zonder toekenning van een vergoeding, mede met inachtneming van de betrekkelijk korte periode van het dienstverband, zijnde ongeveer 13 maanden.
4.13.
Dulce Aroma stelt dat [verzoekster] nog NAf 1.000,- aan haar is verschuldigd uit hoofde van een lening. Dit is door [verzoekster] niet bestreden. De vordering wordt derhalve toegewezen in die zin dat dit bedrag in mindering wordt gebracht op het aan [verzoekster] verschuldigde loon.
4.14.
Aangezien partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden verrekend als hierna vermeld.

5.Beslissing

Het Gerecht
5.1.
laat [verzoekster] toe kosteloos te procederen;
5.2.
bepaalt dat het aan [verzoekster] op 6 juli 2016 gegeven ontslag nietig is en veroordeelt Dulce Aroma tot betaling van NAf 1.500,- per maand met ingang van 22 juni 2016 totdat het dienstverband tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, vermeerderd met 10% vertragingsrente en met wettelijke rente, onder aftrek van NAf. 1.000,-.
5.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 16 februari 2017;
5.4.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2017.