ECLI:NL:OGEAC:2016:181

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
EJ 80520/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de werknemer, die sinds 1 augustus 2004 als koerier in dienst was bij de werkgever, een verzoek ingediend om het ontslag op staande voet dat op 1 april 2016 was gegeven, nietig te verklaren. De werkgever, Federal Express (Aruba) N.V., had de werknemer ontslagen vanwege herhaaldelijk te laat komen op het werk, ondanks eerdere waarschuwingen. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om doorbetaling van het loon en om kosteloos te mogen procederen. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat er een dringende reden voor het ontslag was, maar de vraag was of het ontslag onverwijld was gegeven. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de werkgever voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat het ontslag rechtsgeldig was. De verzoeken van de werknemer zijn afgewezen. Daarnaast heeft de werkgever een zelfstandig tegenverzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 5 december 2016, voor het geval het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig zou zijn. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er gewichtige redenen waren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en heeft deze ontbonden per 21 december 2016, zonder vergoeding aan de werknemer. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie,
tegen
de naamloze vennootschap
FEDERAL EXPRESS (ARUBA) N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C. van Hoof.
Partijen zullen hierna de werknemer en de werkgever genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 4 oktober 2016 ter griffie ingediend;
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 7 november 2016;
- de schriftelijke aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 7 november 2016;
- de schriftelijke aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 5 december 2016 en het zelfstandig verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de werkgever, ter zitting door de gemachtigde ingediend.
1.2.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De werknemer is sinds 1 augustus 2004 in dienst van de werkgever als koerier.
2.2.
Bij “Interoffice Memorandum” van 3 juni 2015, welk memorandum door de
werknemer is ondertekend, heeft de werkgever aan de werknemer bericht, zakelijk weergegeven voor zover van belang, dat zij over het fiscale jaar 2015 in totaal 26 keer te laat op het werk is gekomen en dat dit gedrag onacceptabel is.
2.3.
Bij “Inter-office Memorandum” van 8 januari 2016, welk memorandum door
de werknemer is ondertekend, heeft de werkgever aan de werknemer bericht, zakelijk weergegeven voor zover van belang, dat zij over het laatste fiscale jaar 26 dagen te laat op het werk is verschenen. In het memorandum is voorts vermeld: “(…)
your receipt of an additional performance reminder for this or any other performance problem may subject you to additional discipline up to and including termination.”
2.4.
De werknemer is op 29 en 30 maart 2016 te laat op het werk verschenen.
2.5.
Bij “Interoffice Memorandum” van 1 april 2016, welk memorandum door de
werknemer is ondertekend, heeft de werkgever de werknemer op staande voet ontslagen. In het memorandum is vermeld, zakelijk weergegeven voor zover van belang, dat de werknemer op 8 januari 2016 een “Performance Reminder” heeft ontvangen en nadien 15 keer te laat op het werk is verschenen. Het memorandum vermeldt voorts: “
Even after these occurences, and warnings, you were once again tardy on consecutive days earlier this week, without offering a valid reason.”
2.6.
Bij brief van 18 augustus 2016 heeft de werknemer, onder meer, de nietigheid
van het ontslag op staande voet ingeroepen wegens het ontbreken van een dringende reden.

3.Het geschil

Oorspronkelijk verzoek

3.1.
De werknemer verzoekt het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
zakelijk weergegeven:
de werknemer toe te staan kosteloos te procederen;
het op 1 april 2016 gegeven ontslag op staande voet nietig te verklaren;
de werkgever te veroordelen de werknemer weer in de gelegenheid te stellen haar
werkzaamheden op normale contractuele wijze voort te zetten;
de werkgever te veroordelen het loon en emolumenten van de werknemer met
ingang van 1 april 2016 door te betalen totdat het dienstverband eventueel op een rechtmatige c.q. rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, verhoogd met de vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW;
de werkgever te veroordelen in de (buiten)gerechtelijke en proceskosten.
3.2.
De werknemer legt aan de vordering ten grondslag dat het ontslag op staande
voet niet onverwijld is gegeven en daarom nietig is.
3.3.
De werkgever voert gemotiveerd verweer dat ertoe strekt dat het Gerecht het
verzoek van de werknemer zal afwijzen met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
Zelfstandig tegenverzoek
3.4.
Voor het geval in rechte zou komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst
niet per 1 april 2016 is beëindigd, verzoekt de werkgever, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 5 december 2016, althans een door de rechter in goede justitie te bepalen datum, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer, met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
3.5.
De werkgever legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij als gevolg van de
handelingen van de werknemer die tot het ontslag op staande voet hebben geleid, het vertrouwen in de persoon en het functioneren van de werknemer heeft verloren. Er is sprake van gewichtige redenen die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen.
3.6.
De werknemer voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader
ingegaan.

4.De beoordeling

Oorspronkelijk verzoek

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat tussen partijen niet in
geschil is dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het Gerecht is met partijen van oordeel dat de omstandigheid dat de werknemer op 29 en 30 maart 2016 te laat op het werk is verschenen - in samenhang met de eerdere waarschuwingen bezien - een dringende reden oplevert, die tot gevolg heeft dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter beantwoording staat de vraag of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven.
4.2.
Het Gerecht stelt het volgende voorop. Een werkgever dient bij een verdenking van wat een dringende reden voor ontslag kan zijn, met voortvarendheid te werk te gaan. De van een werkgever te vergen mate van voortvarendheid is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer valt te denken aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van zo’n onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en tot het verzamelen van bewijsmateriaal, en de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat, bij ongegrondbevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad.
4.3.
Vaststaat dat de werknemer op 29 en 30 maart 2016 te laat op het werk is verschenen. Zij heeft die dagen en op 31 maart en 1 april 2016 gewerkt. Vervolgens is zij op 1 april 2016 ontslagen. De werkgever heeft (onweersproken) aangevoerd dat zij - naar aanleiding van de te late verschijning op het werk van de werknemer op 29 en 30 maart 2016 - op 31 maart en 1 april 2016 overleg heeft gevoerd over de zaak, het dossier van de werknemer heeft doorgenomen en juridisch advies heeft ingewonnen. Daarnaast heeft de werkgever toestemming gevraagd, en moeten vragen, aan het hoofdkantoor in de Verenigde Staten van Amerika en speelde daarbij het tijdsverschil een rol. Na het verrichte onderzoek heeft het management op 1 april 2016 de beslissing genomen om de werknemer op staande voet te ontslaan. Dit heeft zij diezelfde dag nog gedaan, aldus steeds (onweersproken) de werkgever. Alle omstandigheden van het geval en de daarmee samenhangende belangen van de werkgever en de werknemer tegen elkaar afwegende is het Gerecht van oordeel dat de werkgever aldus voldoende voortvarend heeft gehandeld. Het ontslag is derhalve onverwijld verleend.
4.4.
Dit betekent dat het op 1 april 2016 gegeven ontslag op staande voet heeft
geleid tot een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De verzoeken van de werknemer tot vernietiging van het ontslag en doorbetaling van het loon met nevenvorderingen zijn derhalve niet toewijsbaar.
4.5.
Gelet op de aard van de zaak zullen de proceskosten tussen partijen worden
gecompenseerd.
Zelfstandig tegenverzoek
4.6.
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens
gewichtige redenen te ontbinden voor het geval in rechte zou komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst niet per 1 april 2016 is beëindigd. Nu de mogelijkheid bestaat dat in hoger beroep het ontslag op staande voet alsnog wordt vernietigd en zal blijken dat de arbeidsovereenkomst niet reeds op 1 april 2016 is geëindigd, komt het Gerecht toe aan de beoordeling van dit tegenverzoek.
4.7.
De vraag die voorligt is of er sprake is van gewichtige redenen bestaande uit
zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen. Het Gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend. Op grond van de inhoud van de gedingstukken en in aanmerking genomen hetgeen door partijen ter toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is genoegzaam gebleken dat door de gedragingen van de werknemer die tot het ontslag op staande voet hebben geleid, (mede in aanmerking genomen de twee eerdere waarschuwingen die de werkgever aan de werknemer heeft gegeven) het door de werkgever in de werknemer gestelde vertrouwen is geschaad. De arbeidsverhouding tussen partijen is duurzaam verstoord geraakt, waardoor een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer tot de reële mogelijkheden behoort. Er is dus sprake van zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst
- indien en voor zover in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat deze niet op 1 april 2016 is geëindigd - op korte termijn behoort te eindigen. Nu de verzochte ontbinding met terugwerkende kracht niet mogelijk is, zal het Gerecht de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 21 december 2016 ontbinden. Hierbij zal aan de werknemer geen vergoeding worden toegekend, nu in hetgeen hiervoor is overwogen ligt besloten dat de veranderingen in de omstandigheden aan haar te wijten zijn.
4.8.
De proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere
partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Oorspronkelijk verzoek
- staat de werknemer toe kosteloos te procederen;
- compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders verzochte af;
Zelfstandig tegenverzoek
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 21 december 2016, indien en voor zover in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst niet op 1 april 2016 is geëindigd;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 december 2016.