ECLI:NL:OGEAC:2016:180

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
EJ 80456/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van ontslag op staande voet en ontbinding van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft verzoeker, die sinds 8 januari 2010 in dienst was van Dutch Caribbean Special Services N.V. (DCSS) als manager, op 27 september 2016 een verzoekschrift ingediend na een ontslag op staande voet dat hem op 19 augustus 2016 was gegeven. DCSS had hem ontslagen naar aanleiding van vermeende tekortkomingen in zijn functioneren, maar verzoeker betwistte de rechtmatigheid van het ontslag. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft op 14 december 2016 uitspraak gedaan.

Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet nietig was, omdat DCSS niet voldoende concrete redenen had gegeven voor het ontslag. De mededelingen over de redenen voor het ontslag waren te vaag en voldeden niet aan de eisen van artikel 7A:1615o BW, dat vereist dat de reden voor ontslag duidelijk moet worden gecommuniceerd. Het Gerecht heeft vervolgens geoordeeld dat DCSS verplicht was om het loon van verzoeker door te betalen vanaf 1 augustus 2016, en heeft de vordering van verzoeker toegewezen.

Daarnaast heeft DCSS een zelfstandig tegenverzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, maar het Gerecht oordeelde dat er sprake was van gewichtige redenen voor ontbinding, gezien de verstoorde arbeidsverhouding. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 22 december 2016, en verzoeker kreeg een vergoeding van NAf 6.000,00 bruto toegekend. De proceskosten werden gecompenseerd, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S.M. Saleh,
tegen
de naamloze vennootschap
DUTCH CARIBBEAN SPECIAL SERVICES N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa.
Partijen zullen hierna ook [verzoeker] en DCSS genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 27 september 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 16 november 2016. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen en de gemachtigden het woord gevoerd. De gemachtigde van verweerster heeft een verweerschrift met producties overgelegd. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verzoeker] is sinds 8 januari 2010 in dienst van DCSS, laatstelijk in de functie van manager tegen een salaris van NAf 3.000,- bruto per maand.
2.3.
Bij brief van 6 juni 2016 heeft DCSS, kort samengevat, [verzoeker] een officiële waarschuwing gegeven, omdat de laatste tijd zijn handelingen het welzijn van Pacific Time N.V. (Tu Tu Tango) benadelen en deze verwaarlozing van en het niet voldoen aan de functie-eisen als gevolg hebben. De brief vermeldt dat de waarschuwing dient om [verzoeker] te waarschuwen om voortaan zijn werk gerelateerde verplichtingen na te komen. In de brief is [verzoeker] verzocht om zich aan zijn functie en verplichtingen te houden; als hij wederom in het verrichten van zijn werkzaamheden tekortschiet, kan dit leiden tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
2.4.
Op 18 augustus 2016 heeft [verzoeker] werkzaamheden voor DCSS verricht ten behoeve van een bruiloft die die avond in Tu Tu Tango plaatsvond.
2.5.
Op 19 augustus 2016 om 10:32 AM heeft de directeur van DCSS, de heer [naam] (hierna: [naam]), via Whatsapp aan [verzoeker] bericht, zakelijk weergegeven, dat hij besloten heeft om hem per direct te ontslaan op grond van de gebeurtenissen van gisteravond en dat hij al tegen [[naam 1], general manager bij DCSS; opm. GEA] heeft gezegd om [verzoeker] de ontslagbrief te geven en dat [verzoeker] alle spullen van het bedrijf moet terugbrengen.
2.6.
Bij brief van 19 augustus 2016 heeft DCSS aan [verzoeker] bericht, kort samengevat, dat hij per direct is ontslagen en dat de arbeidsovereenkomst per 19 augustus 2016 is beëindigd. In de brief is onder meer vermeld, zakelijk weergegeven, dat [verzoeker] verschillende mondelinge en schriftelijke waarschuwingen vanwege zijn gedrag heeft ontvangen, dat hij zich op 18 augustus 2016 tijdens een activiteit bij Tu Tu Tango niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden, telefonisch niet bereikbaar was en niet heeft teruggebeld en dat hij bij de laatste schriftelijke waarschuwing gewaarschuwd is dat het niet naar behoren uitvoeren van zijn werkzaamheden of het weigeren van opdrachten een volgende keer consequenties voor het voortzetten van de arbeidsrelatie zou kunnen hebben.
2.7.
Bij brief van 8 september 2016 heeft (de gemachtigde van) [verzoeker], zakelijk weergegeven, de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en verzocht om doorbetaling van het loon, vermeerderd met de vertragingsrente en de wettelijke rente.

3.Het geschil

Oorspronkelijk verzoek

3.1. [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
I. voor recht verklaart dat het ontslag van 19 augustus 2016 nietig is;
II. DCSS veroordeelt tot betaling aan [verzoeker] van het loon vanaf de maand augustus 2016 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
III. DCSS beveelt over het achterstallig loon de ex artikel 1614q BW verschuldigde vertragingsrente te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
met veroordeling van DCSS in de proceskosten.
3.2. [
verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag - kort weergegeven - dat er geen sprake is van een onverwijlde dringende reden voor het aan hem gegeven ontslag.
3.3.
DCSS voert gemotiveerd verweer dat ertoe strekt dat het Gerecht het verzoek van de werknemer zal afwijzen met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
Zelfstandig tegenverzoek
3.4.
Voor het geval dat in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de
arbeidsovereenkomst tussen partijen na 19 augustus 2016 nog bestaat, verzoekt DCSS de arbeidsovereenkomst te ontbinden met onmiddellijke ingang zonder toekenning van een vergoeding aan [verzoeker], met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.5.
DCSS legt aan haar verzoek ten grondslag dat als gevolg van de gedragingen
van [verzoeker] die tot het ontslag op staande voet hebben geleid, er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Er is sprake van gewichtige redenen bestaande uit een verandering in de omstandigheden, die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen.
3.6.
De werknemer voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader
ingegaan.

4.De beoordeling

Oorspronkelijk verzoek

4.1.
Ter beoordeling staat of het door DCSS op 19 augustus 2016 aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet nietig is. Naar het oordeel van het Gerecht is dat het geval. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.2.
Uit artikel 7A:1615o BW volgt dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij. De reden van het ontslag op staande voet moet niet alleen direct worden meegedeeld, maar ook duidelijk worden omschreven, zodat de werknemer weet welke feiten aan het ontslag ten grondslag liggen. [verzoeker] heeft in dit verband gesteld dat de aangevoerde redenen hem niet duidelijk zijn en hij de avond en nacht gewoon heeft doorgewerkt. DCSS heeft in dit verband verwezen naar de Whatsapp (zoals hiervoor onder 2.5. vermeld) en ontslagbrief (zoals hiervoor onder 2.6. vermeld). De daarin vermelde mededelingen zijn naar het oordeel van het Gerecht niet aan te merken als een mededeling van de dringende reden zoals artikel 7A:1615o BW dit eist, nu deze geen concrete feiten bevatten en de reden van het ontslag daarin niet duidelijk tot uitdrukking is gebracht. De verwijzing naar ‘de gebeurtenissen van gisteravond’ is te vaag. DCSS heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, waaruit kan volgen dat het voor [verzoeker] op dat moment duidelijk moest zijn dat hij om een bepaalde, concrete reden werd ontslagen. Dat [verzoeker] later in de ochtend van 19 augustus 2016 begreep dat er klachten waren over de beveiliging tijdens de bruiloft, zoals ter zitting is besproken, is onvoldoende, te meer nu DCSS heeft gesteld dat [verzoeker] ook om andere redenen is ontslagen. Nu niet is gebleken van mededelingen op grond waarvan het [verzoeker] duidelijk was waarom hij is ontslagen, is het ontslag op staande voet nietig. De stellingen van partijen met betrekking tot de reden voor het ontslag behoeven derhalve geen nadere bespreking.
4.3
DCSS heeft erkend dat zij het loon vanaf 1 augustus 2016 niet aan [verzoeker] heeft betaald. De vordering van [verzoeker] zal derhalve worden toegewezen vanaf 1 augustus 2016. De gevorderde vertragingsrente ex artikel 1614q BW zal door het Gerecht worden gematigd tot 10%. De wettelijke rente over het loon zal worden toegewezen vanaf de respectievelijke data van verzuim ten aanzien van die betalingsverplichting.
4.4.
DCSS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van de werknemer worden tot op heden begroot op NAf 50,00 aan griffierecht, NAf 377,17 aan explootkosten en NAf 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Zelfstandig tegenverzoek
4.5.
DCSS verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewichtige
redenen te ontbinden voor het geval komt vast te staan dat deze na 19 augustus 2016 nog bestaat. Nu aan de voorwaarde is voldaan, komt het Gerecht toe aan de beoordeling van het tegenverzoek.
4.6.
De vraag die voorligt is of er sprake is van gewichtige redenen bestaande uit
zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen. Het Gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend. Op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is genoegzaam gebleken dat beide partijen geen vertrouwensbasis meer aanwezig achten. De arbeidsverhouding tussen partijen is zodanig verstoord geraakt dat voortzetting daarvan redelijkerwijs niet van DCSS kan worden gevergd. Het Gerecht zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen daarom wegens gewichtige redenen bestaande uit veranderingen in de omstandigheden ontbinden per 22 december 2016.
4.7.
Vervolgens staat ter beoordeling of het met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt dat aan [verzoeker] een vergoeding wordt toegekend. Daarbij is van belang of van de opgetreden verandering in de omstandigheden, en met name van het verstoord raken van de arbeidsverhouding, aan [verzoeker] een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat de gevolgen van het verlies van de dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening moeten worden gelaten, dan wel of aan DCSS een dergelijk verwijt kan worden gemaakt. DCSS heeft in dit verband gesteld dat zij [verzoeker] diverse mondelinge en schriftelijke waarschuwingen heeft gegeven voor zijn gedrag. Zij heeft deze echter niet concreet gemaakt. De waarschuwing d.d. 6 juni 2016 (zoals hiervoor onder 2.3 vermeld) is in vage bewoordingen gesteld. Niet in voldoende mate is uit de stellingen van DCSS of uit de onderliggende stukken gebleken dat zij op duidelijke wijze met [verzoeker] heeft gecommuniceerd over wat hij precies verkeerd deed en/of verzaakte, wat van [verzoeker] dan wel werd verwacht en hoe [verzoeker] tot deze verbetering zou dienen te komen. Verslagen van (functionerings- en/of beoordelings)gesprekken met [verzoeker] zijn niet overgelegd. DCSS heeft derhalve onvoldoende gesteld om aan te nemen dat [verzoeker] een concreet verwijt in de hiervoor bedoelde zin kan worden gemaakt. Nu het in het algemeen tot de plicht van een werkgever moet worden gerekend om op duidelijke wijze met werknemers te communiceren over taken, functie-inhoud en noodzaak tot verandering of verbetering, komt dit voor rekening van DCSS. Het komt het Gerecht derhalve billijk voor dat aan [verzoeker] een vergoeding wordt toegekend.
4.8.
De hoogte van de vergoeding wordt mede beïnvloed door de duur van het dienstverband en de leeftijd van [verzoeker]. Het Gerecht acht, rekening houdend met alle omstandigheden, een vergoeding van NAf 6.000,00 bruto op zijn plaats. Op deze vergoeding komt in mindering de uitkering die [verzoeker] eventueel toekomt ingevolge de Landsverordening Cessantia.
4.9.
Gelet op het voornemen de arbeidsovereenkomst te ontbinden en aan [verzoeker] een vergoeding als voornoemd toe te kennen, zal DCSS in de gelegenheid worden gesteld haar verzoek conform artikel 7A:1615w lid 6 BW in te trekken.
4.10.
Of het verzoek wordt ingetrokken of niet, alle omstandigheden in aanmerking genomen is er aanleiding de kosten van de procedure te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Oorspronkelijke verzoek
- verklaart voor recht dat het op 19 augustus 2016 door DCSS aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet nietig is;
- veroordeelt DCSS tot betaling aan [verzoeker] van het loon ad NAf 3.000,00 bruto per maand vanaf 1 augustus 2016 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging ad 10% en met de wettelijke rente over het loon ad NAf 3.000,00 bruto per maand vanaf de respectievelijke data van verzuim ten aanzien van die betalingsverplichting tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt DCSS in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op NAf 1.427,17;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst af het meer of anders gevorderde;
Zelfstandig tegenverzoek
- stelt partijen ervan in kennis voornemens te zijn de arbeidsovereenkomst tegen 22 december 2016 te ontbinden, onder toekenning van een vergoeding als hierna is vermeld;
- bepaalt dat DCSS de gelegenheid heeft het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op 20 december 2016 te 15:00 uur ter griffie ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
voor het geval DCSS het verzoek niet intrekt wordt alvast als volgt beslist:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen DCSS en [verzoeker] met ingang van 22 december 2016;
- kent aan [verzoeker] ten laste van DCSS een vergoeding toe van NAf 6.000,00 bruto, ineens te voldoen, te verminderen met de eventueel aan [verzoeker] toekomende wettelijke Cessantia-uitkering;
- compenseert de proceskosten tussen partijen;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 december 2016.