ECLI:NL:OGEAC:2016:18

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 mei 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
AR 75274/2015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenruzie en mishandeling met schadevergoedingseis

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben eisers, buren van gedaagde, een vordering ingesteld tot schadevergoeding naar aanleiding van een incident dat op 17 april 2013 heeft plaatsgevonden. Tijdens dit incident hebben partijen over en weer aangifte gedaan van mishandeling. Eisers stellen dat gedaagde eiseres met gebalde vuist tegen haar gezicht heeft geslagen, waardoor zij schade heeft geleden. De eisers vorderen een bedrag van NAF 145.420,=, vermeerderd met wettelijke rente, en hebben hun vordering onderbouwd met verschillende schadeposten, waaronder kosten voor medische ingrepen en immateriële schade.

Gedaagde heeft de vordering betwist en stelt dat hij eiseres niet heeft geslagen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de bewijslast bij eisers ligt en hen opgedragen om bewijs te leveren van hun stelling dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij eisers zich schriftelijk moeten uitlaten over de wijze van bewijslevering. Het Gerecht heeft een datum vastgesteld voor de schriftelijke uitlating en de getuigenverhoren, waarbij alle partijen verplicht zijn om bewijsstukken tijdig in te dienen.

De beslissing van het Gerecht is op 30 mei 2016 openbaar uitgesproken door rechter U.I.D. Luydens, die de zaak verder zal behandelen afhankelijk van de bewijslevering door eisers.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[eisers],
wonende in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. J.S. Francisca,
tegen
[gedaagde],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.E. Martis.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de aantekeningen van de comparitie van partijen op 26 januari 2016.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2.
Partijen zijn buren van elkaar en hebben een geschil met elkaar over het op straat parkeren waardoor gedaagde hinder ondervindt.
2.3.
Op 17 april 2013 heeft zich een incident voorgedaan. Partijen hebben over en weer aangifte gedaan bij de politie.
2.4.
Bij brief van 5 maart 2014 hebben eisers gedaagde aangemaand tot betaling van een bedrag ter zake geleden en nog te lijden schade.
2.5.
De officier van justitie heeft op 31 oktober 2014 gedaagde ingelicht dat de zaak tegen hem geseponeerd wordt. In de sepot-brief staat daarover:
“(…) [eisers] en (…) [eisers] hebben op 17 april 2013 aangifte van mishandeling gedaan tegen u.
De politie heeft onderzoek ingesteld om te achterhalen wat er zich op die bewuste dag precies heeft afgespeeld. Uit het onderzoek bent u en verschillende getuigen gehoord. Uit onderzoek blijkt dat het om een burenruzie ging die uit de hand is gelopen. Hierbij waren u, (…) en (…) [eisers] betrokken in een handgemeen.
Wat het erop neerkomt is dat (…) [eisers] een groot aandeel in de ruzie en het handgemeen heeft gehad, waardoor het oplopen van enig lichaamlijk letsel en/of pijn ten gevolge hiervan, niet, althans niet in zijn geheel aan u kan worden verweten. Na beoordeling van voormeld proces-verbaal, heb ik daarom besloten op gronden aan het algemeen belang ontleend van vervolging af te zien, hetgeen betekent dat de zaak tegen u zal worden geseponeerd (…)”.
2.6.
In een andere procedure tussen gedaagde en eisers (en een derde), geregistreerd onder nummer 69808/2014, zijn partijen een parkeerregeling overeengekomen.
2.7.
Gedaagde heeft niet voldaan aan de in 2.4. bedoelde aanmaning.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde tot betaling van het bedrag van NAF. 145.420,= vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2.
Eisers leggen aan de vordering naast de vaststaande feiten ten grondslag dat gedaagde eiseres met gebalde vuist tegen haar gezicht heeft geslagen ten gevolge waarvan zij met haar gezicht op de grond viel. Hierdoor heeft zij schade geleden bestaande uit de volgende posten:
Kosten kaak chirurgische ingreep NAF. 9.445,=
Reiskosten 2.112,=
Kosten speciaal etenswaren 824,=
Waarde kwijtgeraakte goederen 1.300,=
Honorarium advocaten 3.795,=
Huurderving 40.000,=
Verloren time share 62.944,=
Immateriele schade eiser 10.000,=
Immateriele schade eiseres 15.000,=
Totaal 145.420,=
Ondanks aanmaning heeft gedaagde nagelaten om dit bedrag aan eisers te betalen.
3.3.
Gedaagde betwist de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan hun vordering leggen eisers kort gezegd onrechtmatige daad ten grondslag.
4.2.
Gedaagde betwist gemotiveerd dat hij eiseres heeft geslagen.
4.3.
Voor zover gedaagde beoogt zich te beroepen op de sepot beslissing overweegt het gerecht dat weliswaar een in kracht van gewijsde gegaan op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de strafrechter hier te lande bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan dwingend bewijs oplevert, doch een sepotbeslissing niet. Wel geeft de sepot beslissing aan dat het een lastige klus zal zijn voor eisers om bewijs te leveren. Dit punt is ter zitting ook als zodanig besproken.
4.4.
Nu op grond van artikel 129 Rv op eisers de bewijslast van hun stelling, dat gedaagde onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld doordat hij met gebalde vuist tegen het gezicht van eiseres heeft geslagen, rust, zullen zij tot die bewijslevering worden toegelaten. Van eisers wordt verwacht dat zij zich uitlaten over de wijze waarop de bewijslevering zal plaatsvinden.
4.5.
Als eisers in die bewijslevering zouden slagen, dan dient nader ingegaan te worden op de gestelde schadeposten. Indien eisers niet in die bewijslevering zouden slagen, dan wordt de vordering afgewezen.
4.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:

5.1.
draagt eisers op te bewijzen dat gedaagde op 17 april 2013 onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld doordat gedaagde met gebalde vuist tegen het gezicht van eiseres heeft geslagen;
5.2.
bepaalt dat eisers ter rolle van 20 juni 2016 om 09.30 uur zich schriftelijk uitlaten of zij bewijs door getuigen willen leveren en zo ja, onder opgave van het aantal en de namen van de te horen getuigen. In dat geval zal het gerecht na de schriftelijke uitlating de zaak ter rolle plaatsen voor dagbepaling enquete;
5.3.
bepaalt dat, indien eisers het bewijs door getuigen willen leveren, de getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van mr. U.I.D. Luydens in het gerechtsbouw te Willeminaplein alhier;
5.4.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle bewijsstukken die zij nog in het geding willen brengen aan het gerecht en de wederpartij moeten toesturen;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitge­sproken op 30 mei 2016.