In deze zaak heeft [verzoekster] op 2 augustus 2016 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin hij verzocht om een cessantia-uitkering van NAf 5.000,00 van zijn voormalige werkgever, MATERIEEL VERHUUR CURAÇAO N.V. (MVC). De zaak is behandeld op 6 oktober 2016, waarbij [verzoekster] in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.M. Bloem. MVC werd vertegenwoordigd door dhr. [naam], de directeur van het bedrijf.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoekster] was van 4 januari 2008 tot 14 augustus 2015 in dienst bij MVC als kraandrijver. Na beëindiging van zijn dienstverband heeft zijn gemachtigde MVC op 3 mei 2016 verzocht om de cessantia-uitkering uit te betalen, maar MVC heeft hier niet op gereageerd. [verzoekster] heeft vervolgens het Gerecht verzocht om MVC te veroordelen tot betaling van de cessantia-uitkering, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
MVC heeft als verweer aangevoerd dat zij niet in staat is om de cessantia-uitkering te betalen en dat [verzoekster] geen recht heeft op de uitkering omdat hij arbeidsongeschikt was in de laatste anderhalf jaar van zijn dienstverband. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de beëindiging van het dienstverband niet het gevolg was van een omstandigheid die voor rekening van [verzoekster] kwam. Daarom is het verzoek tot uitbetaling van de cessantia-uitkering toegewezen, met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2016. MVC is ook veroordeeld in de proceskosten van [verzoekster].