ECLI:NL:OGEAC:2016:175

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
EJ 76778/2015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en kennelijke onredelijkheid in arbeidsovereenkomst met stichting voor verslaafde daklozen

In deze zaak heeft verzoeker, die werkzaam was bij de stichting Fundashon pa Maneho di Adikshon (FMA), verzocht om te verklaren dat de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk was. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N.A. Evertsz, heeft aangevoerd dat zijn functie in maart 2014 is gewijzigd van beheerder nachtopvang naar straathoekwerker, wat door FMA werd betwist. FMA, vertegenwoordigd door mr. D.M. Wildeman, stelde dat verzoeker nooit de functie van straathoekwerker had bekleed en dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst op juiste gronden was gedaan, gezien de financiële situatie van de stichting en de sluiting van de nachtopvang per 1 augustus 2015. De zaak is behandeld op 5 januari 2016, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde de zaak mondeling toelichtten. FMA heeft de ontslagvergunning aangevraagd en gekregen, waarna de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2016 is opgezegd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de opzegging niet kennelijk onredelijk was, omdat de belangen van FMA zwaarder wogen dan die van verzoeker. De vorderingen van verzoeker zijn afgewezen, en het Gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd. Verzoeker is toegelaten om kosteloos te procederen.

Uitspraak

BESCHIKKING

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: EJ 76778/2015
Datum beschikking: 26 januari 2016
in de zaak van
[verzoeker],
wonend te Curaçao,
verzoeker,
advocaat: mr. N.A. Evertsz,
tegen
de stichting Fundashon pa Maneho di Adikshon,
zetelend te Curaçao,
verweerster,
advocaat: mr. D.M. Wildeman.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en FMA worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij inleidend verzoekschrift met elf bewijsstukken, dat op 2 december 2015 ter griffie is binnengekomen, heeft [verzoeker] het Gerecht – samengevat- verzocht om, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen kennelijk onredelijk is en FMA te bevelen de arbeidsovereenkomst te herstellen waarbij [verzoeker] te werk wordt gesteld in de functie van “straathoekwerker”, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Subsidiair heeft [verzoeker] bovenstaande verzocht ten aanzien van de functie van “beheerder nachtopvang”.
Meer subsidiair heeft [verzoeker] verzocht om FMA te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ten bedrage van NAf 60.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum indiening verzoekschrift, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
Op 4 januari 2016 heeft [verzoeker] drie aanvullende producties ingediend ter griffie van het Gerecht.
1.2.
Op 4 januari 2016 heeft FMA vier producties en [verzoeker] drie producties ingediend ter griffie van het Gerecht.
1.3.
De zaak is behandeld ter zitting van 5 januari 2016. [verzoeker] is in persoon verschenen met zijn gemachtigde, die de zaak mondeling heeft toegelicht.
Namens FMA zijn verschenen mevrouw [naam 1], coördinator, mevrouw. [naam 2], manager, en mevrouw [naam 3], zorgmanager, bijgestaan door de gemachtigde die de zaak heeft toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota. De uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1. [
verzoeker] is op 1 oktober 2006 in dienst getreden van FMA, een stichting met een inloopcentrum voor verslaafde daklozen, in de functie van beheerder nachtopvang.
2.2.
Partijen zijn gedurende de arbeidsovereenkomst een uitbreiding van taken overeengekomen blijkens de door [verzoeker] en FMA ondertekende maar ongedateerde ‘Diskribshon di Tarea’.
2.3.
Per 1 augustus 2015 is de nachtopvang gesloten.
2.4.
De aanvraag voor een ontslagvergunning betreffende [verzoeker] van 30 juli 2015 vermeldt als functie van [verzoeker]: “beheerder nachtopvang”. Aan deze aanvraag is als bijlage gehecht een document ‘Toelichting verzoek ontslagvergunning voor de heer [verzoeker], werkzaam bij FMA.’. Hierin wordt een toelichting gegeven op de noodzaak om de nachtopvang te sluiten alsmede op de onmogelijkheid voor het plaatsen van [verzoeker] elders bij FMA als gevolg van de financiële situatie van FMA.
2.5.
Bij beschikking van 29 september 2015 heeft de Directeur van het ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn aan FMA toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.
2.6.
Per brief van 2 oktober 2015 heeft FMA de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 januari 2016.

3.Beoordeling

3.1.
Artikel 7A:1615s, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat indien een der partijen de dienstbetrekking al of niet met inachtneming van de voor de beëindiging geldende bepalingen, kennelijk onredelijk doet eindigen, de rechter steeds aan de wederpartij naar billijkheid een schadevergoeding kan toekennen.
Het tweede lid bepaalt, voor zover thans van belang, dat beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever zal onder andere kennelijk onredelijk geacht kunnen worden:
1°. wanneer deze geschiedt zonder opgave van redenen of onder opgave van een voorgewende of valse reden;
2°. wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de arbeider getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen der beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging.
Artikel 7A:1615t, eerste lid, van het BW bepaalt dat de rechter de partij, die schadeplichtig is geworden volgens artikel 1615o of die de dienstbetrekking kennelijk onredelijk doet eindigen, ook kan veroordelen de dienstbetrekking te herstellen.
3.2. [
verzoeker] stelt – samengevat- dat zijn functie in maart 2014 is gewijzigd van beheerder nachtopvang in straathoekwerker. Dit blijkt uit zijn feitelijke werkzaamheden, uit zijn salarisslips en SVB verzekeringskaart waarop laatstgenoemde functie staat vermeld en zijn indeling in het rooster van andere straathoekwerkers. Tevens volgt dit uit het document ‘DISKRIBSHON DI TAREA’ (verder: de diskribshon te noemen), dat in maart 2014 met [verzoeker] is besproken en in juli 2014 door partijen is ondertekend. In de diskribshon staat dezelfde taakomschrijving als die van de straathoekwerker, zoals beschreven in de door FMA overgelegde functie-omschrijving. De functie van straathoekwerker is niet vervallen door het sluiten van de nachtopvang, aldus nog steeds [verzoeker].
FMA heeft in de aanvraag van de ontslagvergunning dus een verkeerde voorstelling van de feiten gegeven door de functie van beheerder nachtopvang te vermelden. Hierdoor is het ontslag kennelijk onredelijk en onrechtmatig.
Verder heeft [verzoeker] aangevoerd dat de nachtopvang per 1 januari 2016 weer open is. Ter onderbouwing zijn berichten uit de media overgelegd.
Ten aanzien van de meer subsidiair gevorderde schadevergoeding heeft [verzoeker] het Gerecht verzocht rekening te houden met zijn dienstverband van negen jaar bij FMA, zijn kansen op de arbeidsmarkt gelet op zijn 54-jarige leeftijd en het verwijtbaar handelen van FMA jegens hem.
3.3.
FMA voert verweer inhoudende – samengevat –dat de functie van [verzoeker] als beheerder nachtopvang niet is gewijzigd doordat hij volgens een rooster ging werken en andere taken kreeg. Dit was van tijdelijke aard, mede in verband met het op orde brengen van de beveiliging. [verzoeker] was reeds boventallig, hij werd per 1 augustus 2015 vrijgesteld van werkzaamheden totdat het dienstverband rechtsgeldig zou zijn beëindigd maar bleef op eigen verzoek doorwerken.
Nu zijn taken minder omvattend waren dan die van de straathoekwerkers is hij nooit straathoekwerker geworden. De omschrijving op zijn salarisslips is een fout. Van misleiding of bedrog bij het aanvragen van de ontslagvergunning is derhalve geen sprake, aldus FMA.
Nu de financiering bestemd voor de nachtopvang is weggevallen en er geen financiële middelen meer zijn om deze open te houden, is ook de door [verzoeker] uitgeoefde functie van beheerder nachtopvang komen te vervallen. Voorts betwist FMA dat de nachtopvang heropend is op 1 januari 2016.
3.4.
Gelet op het vorenstaande oordeelt het Gerecht als volgt.
FMA heeft gemotiveerd aangevoerd dat de taken van straathoekwerkers meer omvatten dan de werkzaamheden die [verzoeker] diende uit voeren conform de door partijen overeengekomen diskribshon. Dit onder meer omdat straathoekwerkers ook interventie-werkzaamheden verrichten, contact hebben met andere instanties en (letterlijk) op straat werkzaamheden verrichten. Voorts hebben de straathoekwerkers andere werktijden. [verzoeker] heeft dit niet, althans onvoldoende, betwist.
Van een functiewijziging van beheerder nachtopvang naar straathoekwerker per maart 2014 is dan ook onvoldoende gebleken. FMA heeft bij het indienen van de ontslagvergunning op juiste gronden aangevoerd dat [verzoeker] nog steeds werkzaam was in zijn oorspronkelijk functie als beheerder nachtopvang.
Dat het takenpakket tussentijds met wederzijds goedvinden werd uitgebreid en [verzoeker] volgens een rooster ging werken maakt dit naar het oordeel van het Gerecht niet anders omdat daarmee niet vast is komen te staan dat er sprake is geweest van een functiewijziging. Voorgaande heeft tot gevolg dat in voldoende mate is weersproken dat er sprake is van opgave van een voorgewende of valse reden bij de ontslagaanvraag. Het gegeven dat de salarisslips en SVB kaart - kennelijk foutief - de functie van straathoekwerker vermeldden, neemt dat niet weg. De grondslag van de vordering (artikel 7A: 1615s BW eerste lid onder 1°) gaat dus niet op.
3.5.
Daarmee resteert de vraag of de andere grondslag (artikel 7A: 1615s BW eerste lid onder 2°) slaagt. In dat verband dienen de belangen van partijen bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tegen elkaar te worden afgewogen.
[verzoeker] heeft hiertoe onder meer zijn beperkte kansen op de arbeidsmarkt aangevoerd. FMA heeft anderzijds aangevoerd dat zij al jaren verlies lijdt en dat thans onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor nachtopvang, waardoor de functie van beheerder nachtopvang niet financieel is te verantwoorden. [verzoeker] heeft dit niet weersproken. FMA heeft bovendien in de toelichting behorende bij de ontslagaanvraag uiteengezet dat er geen mogelijkheden zijn voor plaatsing van [verzoeker] elders in verband met de financiële situatie van FMA. [verzoeker] heeft dit niet weersproken, zodat het Gerecht daarvan uit zal gaan. Voorts geldt dat, anders dan [verzoeker] stelt, niet is gebleken dat de nachtopvang met ingang van 1 januari 2016 weer is geopend. Gelet hierop is het Gerecht van oordeel dat het belang van FMA zwaarder dient te wegen dan het belang [verzoeker].
3.6.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is gegeven. De vorderingen van [verzoeker] zullen daarom worden afgewezen.
3.7.
In de omstandigheden van het geval vindt het Gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren.
3.8.
Gelet op het door [verzoeker] ingebrachte bewijs van onvermogen, zal hij worden toegelaten om kosteloos te procederen.

4.Beslissing

Het Gerecht
4.1.
laat [verzoeker] toe kosteloos te procederen;
4.2.
wijst af het gevorderde;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat elke partij haar eigen kosten zal dragen;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2016.