Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Uitspraak
[…],
de minister van Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 30 september 2016 uitspraak gedaan over de weigering van de minister van Justitie om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te verlenen aan eiser, die deze nodig had voor de verlenging van zijn busvergunning. De minister had op 17 november 2015 afwijzend beslist op de aanvraag van eiser, die eerder was veroordeeld voor ontucht met een minderjarig kind. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij het Gerecht, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.B.S. Loth. De gemachtigden van de minister, mrs. J.J.J.M. Suares en P. Isenia, dienden een verweerschrift in.
Tijdens de zitting op 31 augustus 2016 heeft het Gerecht de zaak behandeld. Het Gerecht overwoog dat op grond van de Landsverordening op de Justitiële Documentatie en de verklaring omtrent het gedrag, de gezaghebber slechts een VOG kan afgeven als er geen bezwaren tegen de aanvrager zijn. Eiser had in het verleden strafbare feiten gepleegd, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Het Gerecht concludeerde dat de beslissing van de minister om de VOG te weigeren een beschikking is in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en dat de rechtsbescherming die de Lar biedt, van toepassing is.
Het Gerecht oordeelde dat de minister op goede gronden had aangenomen dat er bezwaren bestonden tegen eiser, waardoor de VOG niet kon worden verleend. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel werd verworpen, omdat er geen eerdere VOG was afgegeven en de nadelige gevolgen van de weigering niet als bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt. Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep ongegrond en liet het bestreden besluit in stand.