Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
Naf. 448
Naf. 2.708-/-
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om de belastingheffing over een ABP-pensioen van een belanghebbende, die in Curaçao woont. De belanghebbende ontving een pensioenuitkering van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) en was van mening dat hij geen inkomstenbelasting en premies verschuldigd was in Curaçao, omdat hij reeds belasting had betaald in Nederland, het bronland van het pensioen. De Inspecteur der Belastingen had echter aanslagen in de inkomstenbelasting en premie AVBZ opgelegd, waartegen de belanghebbende in bezwaar en beroep ging.
De rechtbank oordeelde dat het ABP-pensioen kwalificeert als inkomsten uit vroegere arbeid en dat Curaçao het recht heeft om belasting te heffen over dit inkomen. De rechtbank bevestigde dat, hoewel Nederland het recht heeft om belasting te heffen op het ABP-pensioen, Curaçao ook dit pensioen in de heffingsgrondslag kan opnemen. Om dubbele belasting te voorkomen, moet Curaçao een belastingvermindering verlenen, zoals geregeld in de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK).
De rechtbank concludeerde dat de Inspecteur de aanslagen correct had vastgesteld en dat de belastingvermindering op de juiste wijze was berekend. De belanghebbende werd in het ongelijk gesteld, en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank merkte op dat de uitspraken op bezwaar onvoldoende gemotiveerd waren, maar dit leidde niet tot vernietiging van de aanslagen. De proceskostenvergoedingen werden niet toegewezen aan de belanghebbende.