ECLI:NL:OGEAC:2016:114

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
K.G. 77963/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van executoriaal beslag op erfpachtrecht in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, wonende in Nederland, een kort geding aangespannen tegen de Volkskredietbank van de Nederlandse Antillen, die niet is verschenen. Eiseres vordert de opheffing van een 34 jaar oud executoriaal beslag op haar recht van erfpacht op een perceel grond in Curaçao. Dit beslag is gelegd door de Volkskredietbank op 29 april 1982, naar aanleiding van een vonnis waarbij eiseres werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de bank. Eiseres stelt dat het beslag onterecht is, omdat zij het recht van erfpacht in 2015 heeft verkocht en de levering niet kan plaatsvinden door het beslag. De Volkskredietbank heeft de vordering niet weersproken, en het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres toewijsbaar is. Het Gerecht heeft het beslag opgeheven en de Volkskredietbank veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 maart 2016.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in het kort geding van:
[EISERES],
wonende in Nederland,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols,
tegen
DE VOLKSKREDIETBANK VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN,
in de stukken ook aangeduid als de
Volkscredietbank van de Nederlandse Antillen,
voorheen gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
niet verschenen,
met als in het geding tussengekomen derde,
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURACAO,
gevestigd te Curaçao,
tussengekomen partij,
gemachtigde: mr. P.Ch.M. Tweeboom.
Partijen worden hierna ook ‘[eiseres]’, ‘de Volkskredietbank’ en ‘het Land’ genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 2 maart 2016 heeft [eiseres] haar inleidend verzoekschrift ter griffie ingediend. De behandeling van het kort geding heeft op 22 maart 2016 plaatsgevonden. Namens de Volkskredietbank is niemand verschenen. Tegen haar is verstek verleend. Mr. Tweeboom heeft namens het Land een pleitnotitie overgelegd. Namens [eiseres] was haar door haar gemachtigde broer, de heer [de broer van eiseres], aanwezig. De heer [de broer van eiseres] stelde de aanwezigheid van mr. Pols, die niet was verschenen, op prijs. De rechter heeft vervolgens voorgesteld om repliek en dupliek per e-mail te doen plaatsvinden, met welk voorstel namens het Land en [eiseres] is ingestemd. Mr. Pols heeft op 22 maart 2016 gerepliceerd. Mr. Tweeboom heeft op 23 maart 2016 namens het Land gedupliceerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
In dit kort geding wordt uitgegaan van de volgende feiten.
2.2. [
Eiseres] is rechthebbende op een recht van erfpacht, lopend tot 30 september 2024, op een perceel grond bekend als Blok Z kavel nummer 26 van het verkavelingsplan “Buena Vista”, gelegen in het 3de district van Curaçao, met het daarop gebouwde, plaatselijk bekend als Bermudaweg 38 (ook Kaya Bastimentos kavel Z-26, hernummerd naar nummer 14) (hierna: het recht van erfpacht).
2.3.
Op 29 april 1982 heeft de Volkskredietbank executoriaal beslag laten leggen op dit recht van erfpacht. Uit het dagregister van de Hypotheekbewaarder blijkt dat het beslag is gelegd uit hoofde van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, zittingsplaats Curaçao, waarbij [eiseres] is veroordeeld aan de Volkskredietbank een bedrag te voldoen van NAf. 3.970,-, vermeerderd met kosten en wettelijke rente.
2.4.
Bij Landsverordening van 8 mei 1962 (P.B. 1962, 63) is de Volkskredietbank ingesteld. Bij Landsverordening van 22 november 1985 (P.B. 1985, 163) is de Volkskredietbank opgeheven. In artikel 2 van de Landsverordening staat vermeld dat de roerende zaken van de Volkskredietbank overgaan op openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen.
2.5. [
eiseres] heeft het recht van erfpacht in 2015 verkocht aan een derde. De levering hiervan kan niet plaatsvinden, omdat het recht van erfpacht nog met het beslag van de Volkskredietbank is bezwaard.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert dat het Gerecht de Volkskredietbank beveelt om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis het door haar gelegde executoriale beslag op te heffen, met benoeming van deurwaarder R.A. Ramazan tot vertegenwoordiger ex artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek (BW) om de handeling tot opheffing van het beslag voor en namens de Volkskredietbank te verrichten door betekening van een daartoe strekkende mededeling aan de betreffende instanties.
3.2. [
eiseres] legt aan deze vordering ten grondslag dat zij, door handhaving van het gelegde beslag door de Volkskredietbank, onredelijk wordt beperkt in de uitoefening van haar rechten als rechthebbende tot het zakelijk recht van erfpacht. [eiseres] stelt, deels subsidiair, dat de vordering van de Volkskredietbank reeds is voldaan, dat de bevoegdheid van de Volkskredietbank om het vonnis ten uitvoer te leggen op grond van artikel 3:324 BW is verjaard, dat het vorderingsrecht van de Volkskredietbank is verjaard en dat een belangenafweging tot opheffing moet leiden, waarbij zij opmerkt dat opheffing van het beslag een eventueel (door haar betwist) vorderingsrecht van de Volkskredietbank onverlet laat.
3.3.
Het Land heeft betoogd dat zij enkel is verschenen als derde in onderhavige procedure, omdat de dossiers van de Volkskredietbank mogelijk in het landsarchief zijn bewaard. Het Land wijst erop dat [eiseres] geen bewijs van de door haar gestelde betaling heeft overgelegd en concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiseres].

4.De beoordeling

4.1.
De verschijning van het Land in dit geding zal het Gerecht aanmerken als een verzoek tot tussenkomst, waartegen geen bezwaar is gemaakt en welk verzoek kan worden ingewilligd.
4.2.
Nu de vordering door de Volkskredietbank niet is weersproken en deze het Gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, is deze toewijsbaar. Ook indien in dit geding niet als uitgangspunt zou worden genomen dat de vordering waarvoor door de Volkskredietbank beslag is gelegd reeds is voldaan, geldt dat tot opheffing van het beslag moet worden overgegaan op de subsidiaire gronden die daarvoor door [eiseres] zijn aangevoerd, waarbij in ieder geval de laatste grond, de belangenafweging, tot opheffing moet leiden.
4.3.
In plaats van het gevorderde bevel en de gevraagde benoeming van een dwangvertegenwoordiger zal het Gerecht het beslag zelf opheffen. [eiseres] kan op grond van artikel 513a onder b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met dit vonnis doorhaling van het beslag in de openbare registers bewerkstelligen.
4.4.
De Volkskredietbank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Het Gerecht ziet aanleiding om de proceskosten tussen [eiseres] en het Land als tussengekomen partij te compenseren.

5.De beslissing

Het Gerecht:
  • heft op het op 29 april 1982 door de Volkskredietbank gelegde executoriale beslag op het aan [eiseres] toekomend recht van erfpacht, lopend tot 30 september 2024 op een perceel grond, bekend als Blok Z kavel nummer 26 van het verkavelingsplan “Buena Vista”, gelegen in het 2de district van Curaçao, met het daarop gebouwde, plaatselijk bekend als Bermudaweg 38 (ook Kaya Bastimentos kavel Z-26), hernummerd naar nummer 14);
  • veroordeelt de Volkskredietbank in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 296,50 aan oproepingskosten, NAf 450,- aan griffierecht en NAf 1.000,- voor salaris gemachtigde;
- compenseert de kosten van deze procedure tussen [eiseres] en het Land in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2016.