ECLI:NL:OGEAC:2016:108

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
KG 80406 van 2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van ongefundeerde beschuldigingen in de digitale krant Curaçao Chronicle

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, heeft eiseres, mede-eigenaar van Sint Martinus University, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die een eenmanszaak voert en de digitale krant Curaçao Chronicle uitgeeft. Eiseres vorderde rectificatie van ongefundeerde beschuldigingen die in een artikel van 19 september 2016 waren gepubliceerd, waarin werd gesteld dat zij illegale activiteiten zou ontplooien met betrekking tot de aanstelling van personeel en de toelating van studenten. Eiseres stelde dat deze beschuldigingen haar eer en goede naam ernstig hadden geschaad.

De procedure begon met een verzoekschrift van eiseres op 23 september 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 oktober 2016. Het Gerecht oordeelde dat de beschuldigingen van gedaagde onrechtmatig waren, omdat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. Het Gerecht benadrukte dat een bevel tot rectificatie een beperking vormt van het recht op vrijheid van meningsuiting, maar dat dit recht kan worden beperkt ter bescherming van de goede naam van anderen.

Het Gerecht besloot dat gedaagde binnen drie dagen na betekening van het vonnis een rectificatie moest plaatsen in de Curaçao Chronicle, waarin werd vermeld dat de beschuldigingen niet aannemelijk waren gemaakt. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door rechter I.H. Lips op 19 oktober 2016.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.I. Martis,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
Eiseres] heeft op 23 september 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Bij e-mail van 4 oktober 2016 heeft [eiseres] een aantal producties in het geding gebracht. Vervolgens heeft op 5 oktober 2016 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij namens [eiseres] de gemachtigde is verschenen en waarbij [gedaagde] in persoon is verschenen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
Eiseres] is mede-eigenaar van Sint Martinus University (hierna ook: SMU), een medische school op Curaçao.
2.2. [
Gedaagde] voert een eenmanszaak onder de naam Core Communications en geeft de digitale krant Curaçao Chronicle uit.
2.3.
Op 19 september 2016 heeft de Curaçao Chronicle een artikel gepubliceerd met de titel “Sint Martinus University involved in illegal activities”. Het artikel bevat onder meer de volgende tekst:
“According to another reliable source, Mrs. [eiseres] - the owner of the university is not only getting staff illegally but is also continuously bringing lots of Indian (and foreign) students on the Island but the school fails to get their permits ready in time. There have been many students in the past semesters and even currently who stay and study on the Island for months and months without having their sedula (I.D.)/permit or even having the application submitted. She is not only cheating the system by appointing illegal staff, but she is also forging many student's documents from India, such as their police clearance just to get more students in the school and to make more money. There have been many applications submitted to the Curacao's immigration department with fakeID's and fake police certificates. She is cheating the system, students, and their families in every way she possibly can.”

3.Het geschil

3.1. [
Eiseres] vordert dat het Gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] beveelt om de hiervoor onder 2.3. weergegeven tekst te rectificeren, bij herhaling, door in Curaçao Chronicle te schrijven dat al hetgeen hij tegen [eiseres] heeft geschreven niet op waarheid berust of een zodanige tekst op te schrijven en op te nemen die de eer en goede naam van [eiseres] zal kunnen herstellen, met verbeurte van een dwangsom van NAf 100.000 per dag tot een maximum van 1 miljoen guldens na betekening indien [gedaagde] niet aan het bevel voldoet, kosten rechtens.
3.2. [
Eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De beschuldigingen jegens [eiseres] zijn leugenachtig en hebben haar eer en goede naam ernstig en onrechtmatig geschaad.
3.3. [
Gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het Gerecht stelt het volgende voorop. Een bevel tot rectificatie vormt een beperking van het in artikel 10 eerste lid EVRM gewaarborgde recht van vrijheid van meningsuiting. Dat recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 tweede lid EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de beschuldiging in het hiervoor onder 2.3. weergegeven artikel in de Curaçao Chronicle onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van de goede naam - in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen.
4.2.
Het belang van [eiseres] is dat zij niet mag worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van [gedaagde] is dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend of waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, in dit geval zwaarder weegt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de ernst van de beschuldigingen, van de inbreuk op de goede naam en - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die de publicatie aan de kaak wil stellen, alsmede de mate waarin de beschuldigingen ten tijde van de uitlatingen steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal.
4.3.
De beschuldigingen van [gedaagde] aan het adres van [eiseres] houden in (kort samengevat) dat [eiseres] het systeem bedriegt door illegale medewerkers aan te stellen en documenten van vele studenten uit India vervalst, om meer studenten te werven en dus meer geld te verdienen. Dit zijn zware beschuldigingen die een ernstige inbreuk vormen op de goede naam van [eiseres], maar waarmee - indien ze juist zijn - ook een ernstige misstand aan de kaak zou worden gesteld.
4.4.
Het is aan [gedaagde], die de beschuldigingen openbaar heeft gemaakt, om in het kader van dit kort geding, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [eiseres], voldoende aannemelijk te maken dat deze steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij over verschillende bronnen beschikt maar geen namen wil noemen. Hij heeft niet
- per bron - meegedeeld of onderbouwd wat die bron en waarover die bron heeft verklaard. Daarmee is de juistheid van de beweringen van [gedaagde] volstrekt oncontroleerbaar gebleven en heeft hij de beschuldigingen niet aannemelijk kunnen maken. In dit kort geding moet er dan ook van worden uitgegaan dat de beschuldigingen ongefundeerd zijn.
4.5.
Het uiten van deze ongefundeerde beschuldigingen is onrechtmatig jegens [eiseres]. Het is in het belang van [eiseres] noodzakelijk dat een en ander wordt rechtgezet. Rectificatie is daartoe een adequaat middel en ook proportioneel, voor zover de rectificatie wordt beperkt tot de digitale krant waarin [gedaagde] de beschuldigingen heeft geuit.
4.6.
In de rectificatie kan - overeenkomstig het verzoek van [eiseres] - worden volstaan met de tekst dat de beschuldigingen niet juist zijn, een en ander zoals hieronder nader bepaald. De rectificatie zal in de Engelse taal moeten worden geplaatst, omdat de beschuldigingen in die taal zijn gepubliceerd. In de rectificatie moet gebruik worden gemaakt van hetzelfde lettertype en dezelfde lettergrootte als de publicatie waarop de rectificatie betrekking heeft. De kop van de rectificatie dient met vet gedrukte letters te worden geplaatst. Het belang van [eiseres] bij een herhaalde rectificatie, zoals door haar verzocht, is onvoldoende toegelicht en ook overigens niet gebleken.
4.7.
De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd tot redelijk geachte bedragen, een en ander zoals hieronder nader is bepaald.
4.8. [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van [eiseres] worden begroot op NAf 421,76 aan exploitkosten en NAf 450,00 aan griffierecht, zijnde in totaal NAf 871,76. Gezien de verwantschap van deze zaak met de zaak van Sint Martinus University tegen [gedaagde] (KG 80405/2016) en de omstandigheid dat de proceshandelingen in beide zaken nagenoeg gelijk zijn, zal in de onderhavige zaak geen gemachtigdensalaris worden toegekend.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
beveelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, zonder enig commentaar van zijn kant, op de voorpagina van de Curaçao Chronicle
- met gebruikmaking van hetzelfde lettertype en dezelfde lettergrootte als de publicatie waarop de rectificatie betrekking heeft - de volgende rectificatie in de Engelse taal te (doen) plaatsen:

RECTIFICATIE inzake mw. [eiseres] van Sint Martinus University
In de Curaçao Chronicle van 19 september 2016 is een artikel verschenen onder de kop ‘Sint Martinus University involved in illegal activities’. In dit artikel zijn verschillende beschuldigingen jegens mw. [eiseres], mede-eigenaar van Sint Martinus University, geuit.
Bij vonnis van 19 oktober 2016 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao geoordeeld dat Curaçao Chronicle deze beschuldigingen niet aannemelijk heeft kunnen maken en dat dit artikel dan ook onrechtmatig is jegens mw. [eiseres].”,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 1.000,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van NAf 20.000,00;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op NAf 871,76;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. I.H. Lips, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2016.