ECLI:NL:OGEAC:2016:106

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
28 oktober 2016
Zaaknummer
EJ 80022/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst na hevige discussie op de werkvloer

In deze zaak heeft de werknemer, werkzaam als zelfstandig kok bij BORIZINA N.V., verzocht om vernietiging van een ontslag op staande voet dat op 29 januari 2016 door de werkgever was gegeven. De werkgever had het ontslag gerechtvaardigd door te verwijzen naar disrespect voor collega's en werkweigering, na een hevige discussie op de werkvloer die leidde tot klachten van klanten. De werknemer had eerder al meerdere officiële waarschuwingen ontvangen voor vergelijkbaar gedrag. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, gezien de dringende redenen die door de werkgever waren aangevoerd. De werknemer had geen werk geweigerd, maar het Gerecht oordeelde dat de omstandigheden, waaronder de eerdere waarschuwingen en de ernst van het incident, voldoende waren om het ontslag te rechtvaardigen. De verzoeken van de werknemer tot vernietiging van het ontslag en doorbetaling van het loon werden afgewezen. Daarnaast deed de werkgever een zelfstandig tegenverzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval het ontslag op staande voet niet stand zou houden. Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van gewichtige redenen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, gezien de verstoorde arbeidsrelatie en het gebrek aan vertrouwen. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 november 2016, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. O. Lodowica,
tegen
de naamloze vennootschap
BORIZINA N.V.,
h.o.d.n. DE KLEINE WERELD,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. B.J. Rollings.
Partijen zullen hierna de werknemer en de werkgever genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 26 augustus 2016 ter griffie ingediend;
- het verweerschrift tevens inhoudende een (voorwaardelijk) tegenverzoek met producties, op 21 september 2016 ter griffie ingediend;
- de schriftelijke aantekeningen van de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 29 september 2016;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de werknemer overgelegde productie;
- de pleitaantekeningen van de gemachtigden.
1.2.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De werknemer is sinds 27 oktober 2009 als zelfstandig kok in dienst van de werkgever tegen een salaris van - laatstelijk - Naf 1.685,15 bruto per maand.
2.2.
Bij brief van 27 maart 2012 heeft de werkgever de werknemer een officiële waarschuwing gegeven om de reden “disrespect tegen het management en niet opvolgen van orders”.
2.3.
Bij brief van 24 maart 2014 heeft de werkgever de werknemer een officiële waarschuwing gegeven wegens “het niet luisteren naar het management en het niet uitvoeren van het gevraagde werk”.
2.4.
Bij brief van 29 januari 2016 heeft de werkgever de werknemer een officiële waarschuwing gegeven wegens “disrespect voor collega’s, dus werkweigering”. Deze waarschuwing wordt gegeven “met daarbij per direct ontslag”.
2.5.
Bij brief van 26 april 2016 heeft de werknemer de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen wegens het ontbreken van een dringende reden.

3.Het geschil

3.1.
De werknemer verzoekt het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
a. de werknemer toe te staan kosteloos te procederen;
b. het gegeven ontslag nietig te verklaren;
c. de werkgever te veroordelen het bedongen loon en emolumenten van de werknemer door te betalen tot het moment dat er een rechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden;
d. dit alles verhoogd met de vertragings- en wettelijke rente en de onterecht ingehouden bedragen voor loonbelasting;
e. de werkgever te veroordelen in de kosten van het geding en het gemachtigden salaris.
3.2.
De werknemer legt aan de vordering het volgende ten grondslag, zakelijk weergegeven. De werknemer heeft ontslag gekregen zonder wettelijke reden. Hetgeen in de ontslagbrief staat is onjuist, aangezien de werknemer geen werk heeft geweigerd.
3.3.
De werkgever voert gemotiveerd verweer dat ertoe strekt dat het Gerecht het verzoek van de werknemer zal afwijzen met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
Zelfstandig tegenverzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst
3.4.
Indien het Gerecht meent dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden, verzoekt de werkgever de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 29 januari 2016, althans een door de rechter in goede justitie te bepalen datum, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer, althans met matiging van de vorderingen van de werknemer tot een door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
3.5.
De werkgever legt aan haar verzoek ten grondslag dat als gevolg van de handelingen van de werknemer die tot het ontslag op staande voet hebben geleid, er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Er is sprake van veranderingen in de omstandigheden die de ontbinding van de arbeids-overeenkomst rechtvaardigen.
3.6.
De werknemer voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontslag op staande voet

4.1.
Gezien de grondslag van de vordering van de werknemer gaat het in deze om de vraag of het door de werkgever op 29 januari 2016 aan de werknemer gegeven ontslag rechtsgeldig - wegens een of meer dringende reden(en) in de zin van artikel 7A:1615o BW - is gegeven. Het beroep van de werkgever op de niet-ontvankelijkheid van het verzoek wegens het verstrijken van de in de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomst geregelde vervaltermijn, zoals tijdens de mondelinge behandeling gedaan, behoeft reeds daarom geen bespreking.
4.2.
Het Gerecht stelt het volgende voorop. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een of meer dringende reden(en). Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeids-overeenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren onder meer in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, alsmede de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
4.3.
Uit de ontslagbrief van 29 januari 2016 blijkt dat de werkgever aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd “disrespect voor collega’s, dus werkweigering”. De werkgever heeft dit als volgt toegelicht. Op 29 januari 2016 heeft een hevige discussie plaatsgevonden tussen de werknemer en een collega, waarbij is geschreeuwd en bedreigende taal is gebruikt. Dit was goed hoorbaar in het restaurant en heeft tot meerdere klachten van klanten geleid. De werknemer heeft niet gereageerd op het verzoek van de manager dat ze het werk moest hervatten, bij gebreke waarvan ze een officiële waarschuwing zou krijgen. Nadat de werknemer tot drie maal toe was verzocht met het geruzie te stoppen en het werk te hervatten, is haar, zoals aangekondigd, een officiële waarschuwing gegeven en is ze op staande voet ontslagen onder gelijktijdige mededeling van de gronden, te weten het disrespect naar haar collega’s toe en het hardnekkig weigeren aan een redelijk bevel of opdracht van haar werkgever te voldoen, aldus steeds de werkgever. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft de werkgever een schriftelijke verklaring van vier werknemers, waaronder de manager en de assistent-manager, overgelegd, die getuigen waren van het incident. De werknemer heeft noch de stellingen van de werkgever noch de in de schriftelijke verklaring van de vier werknemers omschreven gang van zaken weersproken. Het Gerecht stelt derhalve vast dat het incident op 29 januari 2016 zich op de door de werkgever gestelde wijze heeft voorgedaan. Hiermee zijn de redenen van disrespect en werkweigering, zoals door de werkgever aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd, komen vast te staan.
4.4.
Voornoemd gedrag van de werknemer betreft grensoverschrijdend en onaanvaardbaar gedrag, dat een werkgever niet van een werknemer behoeft te tolereren. De werkgever exploiteert een restaurant. Onweersproken is komen vast te staan dat meerdere klanten zich bij de werkgever hebben beklaagd over het incident. Voorts is van belang dat de werknemer - gedurende haar dienstverband van ruim 8,5 jaar - ten minste twee maal eerder is gewaarschuwd. Alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen, is het Gerecht van oordeel dat sprake is van dringende redenen voor ontslag op staande voet.
4.5.
Dit betekent dat het op 29 januari 2016 gegeven ontslag op staande voet heeft geleid tot een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De verzoeken van de werknemer tot vernietiging van het ontslag en doorbetaling van het loon met nevenvorderingen zijn derhalve niet toewijsbaar.
4.6.
De werknemer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de werkgever worden tot op heden begroot op NAf 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.7.
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewichtige redenen te ontbinden voor het geval komt vast te staan dat deze niet reeds eerder rechtsgeldig is geëindigd. Nu de mogelijkheid bestaat dat in hoger beroep het ontslag op staande voet alsnog wordt vernietigd en zal blijken dat de arbeidsovereenkomst niet reeds op 29 januari 2016 is geëindigd, komt het Gerecht toe aan de beoordeling van dit tegenverzoek.
4.8.
De vraag die voorligt is of er sprake is van gewichtige redenen bestaande uit zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen. Het Gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend. Op grond van de inhoud van de gedingstukken en in aanmerking genomen hetgeen door partijen ter toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is genoegzaam gebleken dat door de gedragingen van de werknemer die tot het ontslag op staande voet hebben geleid, (mede in aanmerking genomen de twee eerdere waarschuwingen die de werkgever aan de werknemer heeft gegeven) het door de werkgever in de werknemer gestelde vertrouwen is geschaad. Er wordt geen vertrouwensbasis meer aanwezig geacht. De arbeidsverhouding tussen partijen is duurzaam verstoord geraakt, waardoor een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer tot de reële mogelijkheden behoort. Er is dus sprake van veranderingen in de omstandigheden, die een gewichtige reden vormen, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst - indien en voor zover in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat deze niet op 29 januari 2016 is geëindigd - op korte termijn behoort te eindigen. Nu de verzochte ontbinding met terugwerkende kracht niet mogelijk is, zal het Gerecht de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 november 2016 ontbinden. Hierbij zal aan de werknemer geen vergoeding worden toegekend, nu in hetgeen hiervoor is overwogen ligt besloten dat de veranderingen in de omstandigheden aan haar te wijten zijn.
4.9.
De proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
staat de werknemer toe kosteloos te procederen;
5.2.
wijst de overige verzoeken van de werknemer af;
5.3.
veroordeelt de werknemer in de proceskosten, aan de zijde van de werkgever tot op heden begroot op NAf 1.000,00 aan gemachtigdensalaris;
zelfstandig tegenverzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst
5.4.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 november 2016, indien en voor zover in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst niet op 29 januari 2016 is geëindigd;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2016.