ECLI:NL:OGEAC:2015:43

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
27 juli 2017
Zaaknummer
VV 75179/2015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake toevertrouwen kinderen en alimentatieverplichtingen

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster, op 21 augustus 2015 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening. De zaak is behandeld op 11 september 2015, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. De vrouw verzocht om toevertrouwing van de minderjarige kinderen aan haar, alsook om alimentatie van de man voor de kinderen en voor haarzelf. De man heeft verweer gevoerd tegen een deel van de vorderingen, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende belang heeft bij haar verzoeken.

De partijen zijn op 26 september 2009 in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben twee minderjarige kinderen. Sinds december 2014 wonen zij niet meer samen. De vrouw heeft geen betaald werk, terwijl de man in loondienst is. Het Gerecht heeft de verzoeken van de vrouw beoordeeld en vastgesteld dat de man in staat is om een bijdrage te leveren aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De man heeft aangevoerd dat hij niet over voldoende draagkracht beschikt om de door de vrouw gevraagde alimentatie te betalen, maar het Gerecht heeft dit verweer verworpen.

De vrouw heeft verzocht om kosteloos te mogen procederen, wat door het Gerecht is toegewezen. De vordering tot toevertrouwen van de kinderen aan de vrouw is toegewezen, aangezien de man zich hiertegen niet heeft verweerd. De alimentatieverplichting is vastgesteld op NAf 200,- per maand per kind, met ingang van september 2015. Het verzoek om partneralimentatie is afgewezen, omdat de man niet over voldoende draagkracht beschikt. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken door mr. S.E. Sijsma op 25 september 2015.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VOORLOPIGE VOORZIENING
Beschikking in de zaak van:
[DE VROUW],
verzoekster,
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: mr. E.E. Palm-Meyer,
tegen
[DE MAN],
verweerder,
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: mr. S. Osepa.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De vrouw heeft bij een op 21 augustus 2015 ter griffie ingekomen verzoekschrift een voorlopige voorziening gevraagd.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 september 2015. Op de zitting zijn de vrouw en haar gemachtigde en de man en zijn gemachtigde verschenen. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen,
mr. Osepa onder verwijzing naar op voorhand toegezonden producties.
1.3.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De verzoeken

2.1.
De vrouw heeft (samengevat) na eiswijziging verzocht:
te bepalen dat het minderjarige kind [kind 1] en het minderjarige kind [kind 2] aan haar zullen worden toevertrouwd;
te bepalen dat de man een bedrag van NAf 500,- voor het minderjarige kind [kind 1] en NAf 500,- voor het minderjarige kind [kind 2] per maand zal betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding, voor wat betreft [kind 1] met ingang van 1 januari 2015;
te bepalen dat de man een bedrag van NAf 1.000,- per maand zal betalen voor haar levensonderhoud met ingang van 1 januari 2015;
e vrouw toe te laten om kosteloos te mogen procederen.
2.2.
De man heeft tegen een deel van de vorderingen verweer gevoerd. Op dit verweer wordt hierna voor zover relevant nader ingegaan.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd op 26 september 2009 te Curaçao. Uit het huwelijk van partijen zijn de thans nog minderjarige kinderen (die hierna met hun voornamen ofwel als ‘de kinderen’ zullen worden aangeduid) geboren:
-[kind 1], geboren op [geboortedatum], en
-[kind 2], geboren op [geboortedatum].
3.2.
Partijen wonen sinds december 2014 niet meer samen. De man is in de voormalig echtelijke woning op het erf van zijn familie gebleven en de vrouw is bij haar ouders ingetrokken.
3.3.
De vrouw beschikt op dit moment niet over betaald werk. De man is in loondienst en verdient blijkens zijn loonslip van juli 2015 netto (afgerond) NAf 1.360,- en bruto NAf 3.625,- per maand.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats heeft de man bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. Dit wordt afgewezen nu de man zich in voldoende mate heeft kunnen verweren en niet in enig procesbelang is benadeeld.
4.2.
Voorts heeft de man bepleit dat de vrouw niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij geen belang heeft bij de vordering. De man betaalt al kinderalimentatie voor [kind 1] en zal dit ook gaan doen voor [kind 2]. Daarnaast weigert de vrouw om tot een convenant te komen, aldus de man.
Dit verweer wordt gepasseerd, alleen al omdat de gevraagde voorzieningen meer omvatten dan de tot nu toe betaalde kinderalimentatie door de man. De vrouw heeft bovendien haar belang bij de vordering toegelicht.
4.3.
Het verzoek van de vrouw om kosteloos te mogen procederen is voldoende toegelicht en zal worden toegewezen.
4.4.
De vordering tot het toevertrouwen van de kinderen aan de vrouw zal worden toegewezen nu de man zich hiertegen niet heeft verweerd.
4.5.
Over het verzoek tot kinderalimentatie geldt dat artikel 822 lid 1 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bepaalt dat de rechter bij beschikking voor de duur van het geding kan bepalen dat de andere echtgenoot voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige(n) moet betalen. Uitgangspunt bij de beoordeling van verzoeken tot een ouderbijdrage is dat de vader en de moeder naar verhouding van hun draagkracht bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen (artikel 1: 404 lid 1 BW).
4.6.
De man heeft aangevoerd dat hij bereid is NAf 150,- per maand per kind te betalen en dat hij niet over voldoende draagkracht beschikt om meer te betalen.
4.7.
Partijen verschillen over de hoogte van het netto inkomen van de man. Volgens de vrouw ligt dat op een gemiddeld bedrag van NAf 2.388,- omdat een aantal door haar gemachtigde ter zitting nader aangeduide posten bij het inkomen van de man dienen te worden opgeteld. Volgens de man moet worden uitgegaan van het netto bedrag dat op zijn loonslip staat van NAf 1.360,-. De man heeft de rekenwijze van de vrouw bestreden en heeft aangegeven dat voor zover hij leningen heeft uitstaan bij zijn werkgever de vrouw daar juist van profiteert omdat daarmee goederen (auto, telefoon) zijn aangekocht die tot de gemeenschap behoren en waar zij dus (deels) recht op heeft bij verdeling. Het Gerecht volgt de man in zijn betoog. Dit betekent dat van het netto inkomen van de man wordt uitgegaan. Partijen hebben gedebatteerd over de hoogte van de maandelijkse kosten betreffende de kinderen. Volgens de man is de door de vrouw verzochte NAf 500,- te hoog. De vrouw heeft alleen met betrekking tot [kind 1] een lijst van uitgaven in het geding gebracht. Rekening houdend met het standpunt van de man en met algemene ervaringsregels over kosten van kinderen schat het Gerecht de behoefte van [kind 1] op NAf 200,- per maand. Ten behoeve van [kind 2] heeft de vrouw enkel gesteld, zonder te onderbouwen, dat tevens NAf 500,- per maand is benodigd. Dat komt het Gerecht te hoog voor. Ook hier wordt de behoefte vastgesteld op NAf 200,- per maand. De vrouw beschikt op dit moment niet over inkomen. Naar rato van de inkomens bezien wordt de man geacht in staat te zijn om voor beide kinderen
NAf 200,- per maand te betalen. Daartoe zal de man dan ook worden veroordeeld.
4.8.
De vrouw heeft verzocht om te bepalen dat de alimentatieverplichting met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 zal worden toegewezen. De man heeft de eerdere ingangsdatum / terugwerkende kracht bestreden. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat als hoofdregel dient te gelden dat de voorlopige voorziening een aanvang neemt per datum beschikking. Nu de vrouw heeft nagelaten te motiveren waarom er van de hoofdregel zou moeten worden afgeweken zal dit verzoek niet worden gehonoreerd.
4.9.
Over het verzoek tot partneralimentatie bepaalt artikel 822 lid 1 onder e Rv de rechter bij beschikking voor de duur van het geding kan bepalen dat de ene echtgenoot moet betalen voor het levensonderhoud van de andere echtgenoot. Bij beoordeling van het verzoek van de vrouw is enerzijds van belang de vraag of de vrouw behoeftig is en anderzijds of de man over draagkracht beschikt. Dit kan onder meer worden afgeleid uit de welstand die partijen tijdens het huwelijk genieten dan wel genoten.
4.10.
De vrouw stelt dat zij gedurende het samenwonen van partijen geen inkomsten had, zij studeerde toen. De man heeft aangegeven dat de vrouw studiefinanciering ontving ten bedrage van NAf 400,- per maand en daarnaast bijverdiende door het verzorgen van nagels en door het afleveren van eten bij Amicorp. De vrouw heeft dit betwist, zonder nadere onderbouwing. Om die reden schat het Gerecht dat de vrouw gemiddeld NAf 600,- per maand aan inkomsten genereerde toen partijen nog samenwoonden. Dit betekent dat het gezinsinkomen wordt bepaald op NAf 1.960,-, zodat de behoefte van zowel de vrouw als de man gesteld kan worden op NAf 1.170,- (60% van het gezinsinkomen). Aangezien de man verplicht wordt om in totaal NAf 400,- per maand te betalen aan kinderalimentatie betekent dit dat hij niet over draagkracht beschikt om partneralimentatie te betalen. Dit onderdeel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
Proceskosten
4.11.
Gelet op de aard van het geschil en de hoedanigheid van partijen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
BESLISSING
Het Gerecht,
verleentde vrouw verlof om kosteloos te procederen;
bij wijze van voorlopige voorziening in de zin van artikel 822 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering:
bepaaltdat de kinderen worden toevertrouwd aan de vrouw;
bepaaltde door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de twee kinderen op
NAf 200,- per maand per kind, met ingang van de maand september 2015 en rechtstreeks en bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
wijst afal het overige verzochte;
compenseertde proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in voormeld Gerecht en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 september 2015.