ECLI:NL:OGEAC:2015:42

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 oktober 2015
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
AR 70021/2014
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over mede-eigendom en verdeling van een vaartuig na beëindiging van vriendschap

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee echtparen over de mede-eigendom van een vaartuig, de Sea Ray. De eisers, [EISER SUB 1] en [EISERES SUB 2], hebben samen met de gedaagden, [GEDAAGDE SUB 1] en [GEDAAGDE SUB 2], in september 2013 besloten om de Sea Ray aan te kopen. De aankoopprijs van het vaartuig bedroeg USD 70.000, waarbij beide partijen ieder voor de helft bijdroegen. Na de aankoop hebben de partijen een overeenkomst ondertekend waarin werd vastgelegd dat het eigendom van de Sea Ray gezamenlijk zou blijven en niet zonder toestemming van de mede-eigenaar mocht worden verkocht.

Echter, na een aanvaring van de Sea Ray op 5 januari 2014 en een daaropvolgende ruzie over de kosten en het onderhoud van het vaartuig, ontstond er een conflict over de eigendom. De eisers vorderen nu erkenning van hun mede-eigendom en een verdeling van het vaartuig, terwijl de gedaagden stellen dat zij het aandeel van de eisers hebben gekocht en dat er geen sprake meer is van mede-eigendom. De zaak is behandeld op een zitting op 3 september 2015, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Gerecht heeft de gedaagden toegelaten tot bewijsvoering over de gestelde koopovereenkomst en de betaling voor het aandeel van de eisers.

De beslissing van het Gerecht houdt in dat de zaak naar de rol wordt verwezen voor het opgeven van getuigen, waarna een getuigenverhoor zal plaatsvinden. Het vonnis is uitgesproken op 19 oktober 2015 door rechter S.E. Sijsma.

Uitspraak

vonnis

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Registratienummer: AR 70021/2014
Datum vonnis: 19 oktober 2015
in de zaak van
[EISER SUB 1]
[EISERES SUB 2],
wonende te Curaçao,
eisers,
advocaat: mr. O. Saleh-Kostrzewski,
tegen
[GEDAAGDE SUB 1]
[GEDAAGDE SUB 2],
wonende te Curaçao,
gedaagden,
advocaat: mrs. M.G. Woudstra en N.E. Soon.
Eisers worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘eisers’en afzonderlijk als ‘[eiser sub 1]’ en ‘[eiseres sub 2]’. Gedaagden worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘gedaagden’ en afzonderlijk als ‘[gedaagde sub 1]’ en ‘[gedaagde sub 2]’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 10 september 2014 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de conclusie van repliek met producties,
  • de conclusie van dupliek met producties,
  • de akte uitlating producties.
  • het pleidooi op 3 september 2015 waarbij partijen en hun gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd, mede aan de hand van pleitnota’s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.[
[Eiser sub 1] en [gedaagde sub 1] waren met elkaar bevriend van 2005 tot april 2014. [Eiseres sub 2] is de echtgenote van [eiser sub 1] en [gedaagde sub 2] is de partner van [gedaagde sub 1].
2.2.
[Eiser sub 1] en [gedaagde sub 1] hebben in september 2013 besloten om gezamenlijk het vaartuig de Sea Ray (verder ‘de Sea Ray’) te kopen. Het lag in de bedoeling van partijen om samen de Sea Ray te gaan exploiteren.
2.3.
Op 23 september 2013 hebben partijen samen de Sea Ray gekocht en ieder voor de helft betaald. Meer specifiek sloten verkoper enerzijds en [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] anderzijds een schriftelijke koopovereenkomst met betrekking tot de Sea Ray. De verkoopprijs bedroeg USD 70.000 / € 51.850. Deze som werd voor de helft voldaan door eisers op 24, 25 en 27 september 2013 en voor de andere helft door [gedaagde sub 2] op 24 september 2013.
2.4.
[eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] hebben op 1 oktober 2013 een “overeenkomst gebruik” ondertekend. Hierin staat onder meer dat het eigendom van beide eigenaren blijft en niet door een enkele eigenaar mag worden verkocht zonder toestemming van de mede eigenaar.
2.5.
Door [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] is een verklaring van 19 december 2013 ondertekend waarin staat:
Hierbij wil ik [naam] [eiser sub 1]-[eiseres sub 2] (…) de boot: Sea Ray (…) overdragen aan: (…) [gedaagde sub 2].
2.6.
Op fuikdag op 5 januari 2014 is de Sea Ray in aanvaring gekomen met een ander schip. De schade is geclaimd bij Nagico (verder te noemen ‘de verzekeringskwestie’).
2.7.
In de periode tussen 21 april 2014 tot en met 16 mei 2014 hebben [eiser sub 1] en [gedaagde sub 1] met elkaar gewapt over onder meer de Sea Ray, het onderhoud daarvan en de verzekeringskwestie.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen naast een kostenveroordeling, samengevat, dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I – voor recht zal verklaren dat er sprake is van mede-eigendom tussen eisers en [gedaagde sub 2] met betrekking tot Sea Ray, en
II – de verdeling zal bevelen middels toedeling Sea Ray aan [gedaagde sub 2] en veroordeling van [gedaagde sub 2] tot het betalen van de helft van de waarde, eventueel vast te stellen door een taxatie rapport;
of
verdeling te bevelen en [gedaagde sub 2] te veroordelen mee te werken aan verkoop en verdeling netto opbrengst, met benoeming van een onzijdig persoon;
subsidiair
III – veroordeling van [gedaagde sub 2] tot betalen van USD 49.489,29 vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vordering leggen eisers ten grondslag dat er sprake is van mede-eigendom van de Sea Ray, terwijl gedaagden zich ten onrechte gedragen alsof zij met uitsluiting van eisers de Sea Ray in eigendom hebben. Eisers stellen in dat verband dat zij de Sea Ray gezamenlijk hebben aangekocht en ieder voor de helft hebben betaald. Daarna hebben partijen samen gebruik gemaakt van de Sea Ray. Onder meer werd deze door eisers en gedaagden verhuurd aan derden. In het jaar 2013 en een deel van 2014 hebben zowel eisers als gedaagden de kosten voor de Sea Ray bij helfte betaald. De verzekeringskwestie is door zowel eisers als gedaagden opgepakt. Nadat ruzie ontstond over een factuur hebben gedaagden zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat zij de enige eigenaren zijn.
3.3.
Gedaagden voeren als verweer. Hierop wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop gesteld wordt dat partijen zowel in de stukken als ter zitting soms [gedaagde sub 1] en [eiser sub 1] lijken te bedoelen als zijnde de partijen en soms [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] en soms ook [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] enerzijds en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] anderzijds. Het Gerecht krijgt de indruk dat [gedaagde sub 1] en [eiser sub 1] tot de afspraak zijn gekomen om de boot te kopen en dat [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 2] degenen zijn geweest die hun naam hebben verbonden aan de schriftelijke overeenkomsten. In het vervolg zal het Gerecht partijen, tenzij dit anders is geformuleerd, simpelweg aanduiden als eisers en gedaagden.
4.2.
Volgens gedaagden is er geen sprake meer van mede-eigendom aangezien gedaagden het aandeel van eisers aan [eiser sub 1] hebben betaald op 17 mei 2014 waardoor gedaagden evenmin ongerechtvaardigd verrijkt zijn. Partijen zijn mondeling een koopovereenkomst aangegaan waarbij eisers hun aandeel in Sea Ray hebben verkocht aan gedaagden tegen het bedrag van de investering van eisers. De Sea Ray is aan gedaagden overgedragen. Dit komt tot uitdrukking in de verklaring van 19 december 2013. Voor zover eisers nog betrokken zijn geweest bij de Sea Ray na 19 december 2013 komt dat doordat partijen met elkaar bevriend waren. Dat heeft volgens gedaagden geduurd tot april 2014. Gedaagden hebben eisers daadwerkelijk betaald voor hun aandeel. Dit blijkt uit het met de hand geschreven overzicht van kosten over het jaar 2013 dat door [eiser sub 1] en [gedaagde sub 1] is ondertekend (overgelegd als productie 4 bij de conclusie van antwoord, verder aan te duiden als ‘overzicht 2013’). Hierop staat immers:
{naam gedaagde sub 1] aan [naam eiser sub 1] gegeven € 18.000,- contant voor salarisen en kredit aanvullingen.
4.3.
Eisers weerspreken dat zij hun aandeel in de Sea Ray aan gedaagden hebben verkocht. Volgens hen is de verklaring van 19 december 2013 alleen een papieren aangelegenheid geweest aangezien de Sea Ray niet ingevoerd en ook niet op naam kon worden gesteld van meer dan één persoon. Om die reden kozen partijen ervoor de Sea Ray op papier op naam van [gedaagde sub 2] te zetten. Dit veranderde niets aan de situatie van gezamenlijke eigendom hetgeen blijkt uit de betrokkenheid van eisers bij de Sea Ray, bestaande uit onder meer het betalen van de helft van de kosten en het zich inspannen voor de verzekeringskwestie. Eisers bestrijden dat zij betaald zouden hebben gekregen door gedaagden. Zij voeren aan dat het overzicht 2013 door gedaagden is vervalst aangezien zij eveneens over dit overzicht beschikken (overgelegd als productie 10 bij het verzoekschrift), maar dan zonder de toevoeging over de € 18.000,-. In de visie van eisers is dit er later door gedaagden bijgeschreven.
4.4.
Gedaagden voeren een bevrijdend verweer aangezien zij betogen dat een (nadere) koopovereenkomst betreffende de Sea Ray is gesloten met eisers. Op gedaagden rust dan ook de bewijslast, aangezien het bestaan van die koopovereenkomst door eisers gemotiveerd is weersproken. Gedaagden zullen dus worden toegelaten te bewijzen dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot het aandeel van eisers / [eiseres sub 2] / [eiser sub 1] in de Sea Ray en dat aan [eiser sub 1] is betaald voor dit aandeel door gedaagden / [gedaagde sub 2] / [gedaagde sub 1] en dat de Sea Ray is geleverd aan gedaagden / [gedaagde sub 2] / [gedaagde sub 1].
4.5.
Als gedaagden slagen in hun bewijsopdracht is er geen grondslag voor toewijzing van zowel de primaire als de subsidiaire vordering van eisers. Als gedaagden niet slagen in hun bewijsopdracht liggen de primaire vorderingen in beginsel voor toewijzing gereed.
4.6.
In verband met het bovenstaande zal de zaak naar de rol worden verwezen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht
5.1.
laat gedaagden toe tot het bewijs dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot het aandeel van eisers / [eiseres sub 2] / [eiser sub 1] in de Sea Ray en dat aan [eiser sub 1] is betaald voor dit aandeel door gedaagden / [gedaagde sub 2] / [gedaagde sub 1] en dat de Sea Ray is geleverd aan gedaagden / [gedaagde sub 2] / [gedaagde sub 1].
5.2.
bepaalt, voor het geval gedaagden bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. S.E. Sijsma, die daartoe zitting zal houden op een nader te bepalen datum;
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van
2 november 2015voor opgave van het aantal getuigen waarna dag en uur van het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
5.4.
bepaalt dat de advocaat van gedaagden tenminste drie dagen voor het verhoor de namen van de getuigen zal opgeven aan de andere partijen en aan de griffier;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter in voormeld Gerecht en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2015.