ECLI:NL:OGEAC:2015:31

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
EJ 74505/2015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • F.V.L.M. Wannyn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en loonvordering in arbeidszaak tussen Curaçao Ports Authority N.V. en gepensioneerde ambtenaar

In deze zaak heeft de Curaçao Ports Authority N.V. (CPA) verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een gepensioneerde ambtenaar, hierna aangeduid als [verweerder]. CPA stelde dat er gewichtige redenen waren voor de ontbinding, met name veranderingen in de omstandigheden. De arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk voor onbepaalde tijd, maar CPA voerde aan dat [verweerder] op de hoogte was van de aanstelling van een nieuwe jurist en dat hij had ingestemd met zijn vertrek. [verweerder] daarentegen betwistte dat er sprake was van een rechtsgeldige beëindiging en verzocht om doorbetaling van zijn loon en een vergoeding voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De procedure begon met een verzoekschrift van CPA op 6 juli 2015, waarin zij vroeg om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2015 heeft [verweerder] verweer gevoerd en een zelfstandig tegenverzoek ingediend voor doorbetaling van zijn loon. De rechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst niet met wederzijds goedvinden was beëindigd, omdat [verweerder] niet had ingestemd met de beëindiging en CPA hem niet had kunnen houden aan een eerdere bereidheid tot medewerking.

De rechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst per 15 september 2015 zou worden ontbonden, maar dat er geen recht op een beëindigingsvergoeding bestond. De rechter overwoog dat [verweerder] al veertien jaar zowel een pensioenuitkering als zijn volledige loon ontving en dat hij zich had kunnen voorbereiden op het einde van de arbeidsrelatie. CPA werd veroordeeld tot betaling van het overeengekomen loon aan [verweerder] van 1 juli 2015 tot 15 september 2015, en de proceskosten werden verrekend. De beschikking werd uitgesproken op 11 september 2015.

Uitspraak

Datum : 11 september 2015

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Beschikking in de zaak van:

de naamloze vennootschap CURAÇAO PORTS AUTHORITY N.V.,

gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
verweerster tegen het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigden: mr. J.C. Meulen en S.T. Leon,
tegen

[verweerder],

wonende in Curaçao,
verweerder,
verzoeker bij zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. S.I. Da Costa Gomez.
Partijen zullen hierna CPA en [verweerder] worden genoemd.

Verloop van de procedure

Bij inleidend verzoekschrift met producties, dat op 6 juli 2015 ter griffie is binnengekomen, heeft CPA verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen
– voor zover deze niet reeds op 30 juni 2015 is geëindigd – te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 19 augustus 2015 heeft [verweerder] producties toegestuurd. Ter zitting is namens CPA verschenen mr. A. Winter, bedrijfsjurist/secretaris, tezamen met de gemachtigden die de vordering nader hebben toegelicht overeenkomstig de overgelegde pleitnotities. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde die verweer heeft gevoerd overeenkomstig de overgelegde pleitnotities. [verweerder] heeft ter zitting bij zelfstandig tegenverzoek verzocht om CPA te veroordelen tot doorbetaling van loon en overige emolumenten tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
De uitspraak is bepaald op heden.

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de overgelegde producties, staat in dit geding het navolgende vast:
a. [verweerder] is een gepensioneerd ambtenaar. Op 13 augustus 2001 is hij op grond van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden voor halve dagen in dienst getreden bij CPA als juridisch medewerker en directie assistent. Deze arbeidsovereenkomst is steeds verlengd. [verweerder] is na enige tijd full time gaan werken.
b. In oktober 2010 heeft een financiële afrekening plaatsgevonden, in die zin dat aan [verweerder] vakantiedagen, een kerstbonus en een uitdienst-uitkering zijn uitbetaald.
c. Op 4 november 2010 hebben partijen een arbeidsovereenkomst voor een jaar gesloten, ingaande op 1 november 2010 tot 31 oktober 2011. Twee maanden later zijn partijen per 1 januari 2011 een nieuwe arbeidsovereenkomst aangegaan voor de duur van een jaar. Daarbij werd [verweerder] tevens belast met het secretariaat van de Raad van Commissarissen (RvC). Na dat jaar is het dienstverband voortgezet.
d. De RvC heeft op 6 november 2013 tijdens een vergadering, in het bijzijn van [verweerder], besloten om een nieuwe jurist/secretaris aan te trekken voor CPA. [verweerder] maakte deel uit van de selectiecommissie. Op 1 juni 2014 is Winter als bedrijfsjurist/ secretaris in dienst getreden van CPA. [verweerder] heeft Winter ingewerkt en heeft zijn taken aan hem overgedragen.
e. Blijkens de notulen van de vergadering van de RvC van 9 juni 2014 werd Winter aldaar welkom geheten als degene die de functie van [verweerder] overnam. [verweerder] werd bedankt voor zijn ondersteuning van de RvC.
f. Blijkens de notulen van de vergadering van de RvC van 10 december 2014 heeft de Directeur van CPA de RvC geïnformeerd dat [verweerder] tot eind juni 2015 zou aanblijven in verband met de afronding van lopende projecten, waaronder CAO-onderhandelingen.
g. [verweerder] heeft aan CPA een verzoek gedaan om uitbetaling van niet genoten vakantiedagen en een eventuele halve dertiende maand. Op 6 juni 2015 heeft hij dat verzoek ingetrokken.
h. Bij brief 12 juni 2015 heeft CPA aan [verweerder] medegedeeld dat zijn verzoek om een beëindigingsvergoeding te ontvangen niet werd ingewilligd. [verweerder] werd verzocht om met ingang van maandag 15 juni 2015 zijn vakantiedagen op te nemen en werd ontslagen van zijn verplichting om op het werk te verschijnen.
i. [verweerder] heeft zich op 15 juni 2015 ziek gemeld.
j. Bij brief van 18 juni 2015 heeft [verweerder] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden de bedongen arbeid te verrichten.

Geschil

2. CPA heeft aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden. Daartoe is het volgende gesteld. [verweerder] was op de hoogte van de beslissing om een nieuwe jurist aan te trekken om hem te vervangen en heeft zich daartegen niet verzet. Hij heef toen evenmin gezegd dat hij een beëindigingsvergoeding wilde ontvangen. [verweerder] stemde ermee in om na het inwerken van zijn opvolger te vertrekken, aanvankelijk per december 2014. CPA heeft [verweerder] op zijn verzoek zes maanden extra gegund zodat hij zijn persoonlijke financiële omstandigheden kon afronden. Hij is toen belast met tijdelijke werkzaamheden. Er is nu geen werk meer voor hem. CPA is niet gehouden tot betaling van een beëindigingsvergoeding of cessantia. [verweerder] is 75 jaar oud en ontvangt al sinds zijn zestigste pensioen. Door hem een half jaar langer te laten doorwerken is CPA hem voldoende tegemoet gekomen. Indien al een vergoeding wordt toegekend, moet daarbij alleen rekening worden gehouden met de periode vanaf 1 januari 2011, aangezien [verweerder] in 2010 al een uitdienst-uitkering heeft ontvangen.
3. [ verweerder] stelt zich op het standpunt dat er geen rechtsgeldige grond is voor beëindiging. Hij betwist dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden en voert daartoe aan dat hij na het aantreden van zijn opvolger andere werkzaamheden is gaan verrichten, zoals onder meer het voeren van (CAO-)onderhandelingen. Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] aan hem een vergoeding toe te kennen uitgaande van een dienstverband van veertien jaar. [verweerder] voert aan dat de in 2010 betaalde vergoeding een bijzondere beloning was vanwege de omstandigheid dat voor hem, in verband met zijn leeftijd en reeds opgebouwde pensioen, geen pensioenvoorziening was getroffen. Hij vraagt verder rekening te houden met de omstandigheid dat zijn ex-echtgenote bijna de helft van zijn opgebouwde pensioen krijgt.
4. Ter onderbouwing van het zelfstandig tegenverzoek tot doorbetaling van het overeengekomen loon en overige emolumenten heeft [verweerder] het volgende gesteld. [verweerder] is voor onbepaalde tijd in dienst van CPA. De arbeidsovereenkomst is niet met wederzijds goedvinden beëindigd omdat [verweerder] daarmee niet heeft ingestemd, zodat CPA gehouden is tot loondoorbetaling.
5. Als verweer tegen het zelfstandig tegenverzoek heeft CPA aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met wederzijds goedvinden is beëindigd op 1 juli 2015 en dat [verweerder] daarop niet kan terugkomen.

Beoordeling

het zelfstandig tegenverzoek
6. CPA heeft bezwaar gemaakt tegen het zelfstandig tegenverzoek. Een dergelijk verzoek kan op grond van artikel 429h, vierde lid, Rv bij verweerschrift worden gedaan. Het uitganspunt is dat dit schriftelijk gebeurt. Een mondeling gedaan verzoek is onder omstandigheden toelaatbaar (HR 16 november 1979, NJ 1980, 155). Ondanks dat [verweerder] in het verweerschrift geen concreet petitum heeft geformuleerd wordt het zelfstandig tegenverzoek toegelaten. In het verweerschrift is immers wel vermeld dat CPA gehouden is tot doorbetaling van loon. CPA was blijkens de indiening van het voorwaardelijk ontbindingsverzoek reeds bedacht op een verzoek tot doorbetaling van loon. Mede gezien de samenhang met de voor ontbinding aangevoerde gronden, was CPA in staat zich adequaat tegen het verzoek te verweren en heeft dat ook gedaan.
7. Het zelfstandig tegenverzoek zal eerst worden behandeld, aangezien de ontbinding is verzocht onder de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst niet reeds op 30 juni 2015 was geëindigd.
8. Dat sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is niet in geschil. Wil een werkgever zijn werknemer aan een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst kunnen houden, dan is vereist dat er sprake is van een verklaring of een gedraging van de zijde van de werknemer die duidelijk en ondubbelzinnig gericht is op die beëindiging (zie HR 28 mei 1982, NJ 1983, 2 en HR 20 september 1991, NJ 1991, 785), maar ook dat de werkgever zich met redelijke zorgvuldigheid ervan dient te vergewissen dat de werknemer de beëindiging ook werkelijk beoogde.
9. Zoals ook door CPA zelf is aangevoerd, heeft [verweerder] geweigerd de beëindigingsovereenkomst te ondertekenen nadat CPA hem had medegedeeld dat hij geen beëindigingsvergoeding zou ontvangen. Onder die omstandigheden moet voor CPA duidelijk zijn geweest dat [verweerder] niet vrijwillig instemde met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, zodat CPA hem niet aan zijn eerder getoonde bereidheid tot medewerking kon houden. De arbeidsovereenkomst is dus niet met wederzijds goedvinden beëindigd. Aangezien deze evenmin op andere wijze is geëindigd en [verweerder] beschikbaar was de bedongen arbeid te verrichten, is CPA gehouden het overeengekomen loon en overige emolumenten door te betalen. Het zelfstandig tegenverzoek is daarom toewijsbaar.
het ontbindingsverzoek
10. Aangezien de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat is thans het ontbindingsverzoek aan de orde. Een arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden wegens gewichtige redenen. Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden welke een dringende reden in de zin van artikel 1615o, eerste lid, BW zouden hebben opgeleverd, als ook veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
11. Partijen zijn het erover eens dat de mogelijkheden voor een vruchtbare voortzetting van de arbeidsrelatie tussen hen niet langer reëel zijn. Onder deze omstandigheden moet worden vastgesteld dat sprake is van zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de dienstbetrekking op korte termijn behoort te eindigen. De arbeidsovereenkomst zal dan ook per 15 september 2015 worden ontbonden.
12. Vervolgens rijst de vraag of aan [verweerder] ten laste van CPA een vergoeding moet worden toegekend. Er is geen aanleiding om billijkheidshalve enige vergoeding toe te kennen. Daartoe is het volgende redengevend. [verweerder] verdient al veertien jaar zowel een pensioenuitkering, waarvan hij de helft ontvangt, als zijn volledige loon. Het beëindigen van de arbeidsovereenkomst betekent weliswaar een flinke inkomensterugval voor [verweerder], maar hij heeft zich daarop ruimschoots kunnen voorbereiden. Immers zou de arbeidsrelatie – na het aantrekken en inwerken van een opvolger – aanvankelijk eindigen in december 2014. Daargelaten de vraag of het besluit om de arbeidsrelatie nog eenmaal voor zes maanden te verlengen is genomen om aan de wensen van [verweerder] tegemoet te komen, was [verweerder] in ieder geval ruimschoots vooraf op de hoogte van het naderende einde van de arbeidsrelatie. Mede gezien de omstandigheid dat [verweerder] door de beslissing op het zelfstandig tegenverzoek nog recht heeft op loon tot 15 september 2015, terwijl hij sinds 15 juni 2015 geen werkzaamheden meer heeft verricht, is er geen aanleiding om ter overbrugging nog een extra vergoeding toe te kennen.
in de ontbindingszaak en het zelfstandig tegenverzoek
13. Nu partijen in de ontbindingszaak en ten aanzien van het zelfstandig tegenverzoek over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden verrekend als hierna vermeld.

Beslissing

Het Gerecht:
in de ontbindingszaak
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
15 september 2015, zonder toekenning van een vergoeding;
in het zelfstandig tegenverzoek
- veroordeelt CPA tot betaling aan [verweerder] van het overeengekomen loon inclusief emolumenten vanaf 1 juli 2015 tot 15 september 2015;
in de ontbindingszaak en het zelfstandig tegenverzoek
- verrekent de proceskosten aldus tussen partijen dat elke partij de eigen kosten
draagt;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.V.L.M. Wannyn, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 september 2015.