In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor doodslag en vuurwapenbezit. De verdachte, geboren in 1979 te Curaçao en woonachtig in Amsterdam, heeft op 12 april 2015 zijn neef, het slachtoffer, neergeschoten. De verdachte deed een beroep op noodweer, stellende dat hij jarenlang door het slachtoffer was bedreigd. Op de fatale dag zou het slachtoffer opnieuw een dreiging hebben geuit, wat de verdachte deed geloven dat hij in gevaar was. De rechter oordeelde echter dat er geen objectieve aanwijzingen waren dat het slachtoffer daadwerkelijk op het punt stond om de verdachte aan te vallen. De getuigenverklaringen wezen erop dat het slachtoffer na de verbale bedreiging naar zijn auto liep en aanstalten maakte om weg te rijden, wat de noodweerclaim ondermijnt.
De rechter concludeerde dat de verdachte niet redelijkerwijs kon veronderstellen dat hij zich moest verdedigen tegen een aanval. De verdachte heeft meerdere keren op het slachtoffer geschoten, waarbij hij hem in de buikstreek raakte en vervolgens in het hoofd schoot toen het slachtoffer op de grond lag. De rechter wees het beroep op noodweer en putatief noodweer af, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de feiten. Gezien de ernst van het delict, de impact op de nabestaanden en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor geweldsmisdrijven, werd een gevangenisstraf van 12 jaar opgelegd, wat lager was dan de door de officier van justitie geëiste 15 jaar.
De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips op 27 november 2015, na openbare terechtzittingen op 22 juli en 11 november 2015. De zaak is geregistreerd onder nummer 500.00104/15.