ECLI:NL:OGEAC:2015:12

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
26 oktober 2015
Zaaknummer
500.00168/15
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan poging tot overval op juwelierszaak in Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 30 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot overval op de juwelierszaak Freeport, gepleegd op 25 mei 2015. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. Tijdens de zitting op 16 september 2015 werd vastgesteld dat de verdachte de vluchtauto had geparkeerd in afwachting van de medeverdachten, maar geen uitvoeringshandelingen had verricht die wezenlijk bijdroegen aan de poging tot overval. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, maar dat de verdachte wel medeplichtig was aan de poging tot diefstal, wat leidde tot een veroordeling voor het subsidiair tenlastegelegde feit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de verplichting tot reclasseringstoezicht. Het Gerecht hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1991 te Curaçao,
wonende te Curaçao,
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G. Sophia-Alendy.
De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren, waarvan één (1) jaar voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie (3) jaren, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringsbegeleiding.
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:….

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak

ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit (medeplegen)
Anders dan de officier van justitie heeft het Gerecht uit het onderzoek op de terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met een ander of anderen plegen van de tenlastegelegde poging tot het plegen van een overval.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Dit is slechts dan het geval indien de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is (het Gerecht verwijst naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 2 december 2014 ECLI:NL:HR:2014:3474). Bij medeplichtigheid daarentegen betreft het kernverwijt het bevorderen en/of vergemakkelijken van het delict dat wordt begaan door een ander dan de verdachte.
De verdachte heeft, blijkens de te bezigen bewijsmiddelen, zelf geen uitvoeringshandelingen verricht. De gedragingen van de verdachte voorafgaande en tijdens het delict, te weten het besturen van de vluchtauto naar de plaats delict en het in de nabijheid van de plaats delict parkeren van voornoemde vluchtauto met het doel om de medeverdachte daarna in die auto van de plaats delict naar een andere plaats te vervoeren, leveren op zichzelf beschouwd noch in onderling verband en samenhang bezien naar het oordeel van het Gerecht een zodanig significante bijdrage aan de poging tot overval op dat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en degene die de overval feitelijk heeft gepoogd uit te voeren. Voorts is het Gerecht niet gebleken van bijkomende feiten of omstandigheden die in onderling verband en samenhang bezien met voornoemde gedragingen tot een ander oordeel leiden. Nu niet is komen vast te staan dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gehandeld, zal hij worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit.
4B. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
1. Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 mei 2015, pagina 40 t/m 41, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de aangeefster [ ]:
Ik werk als assistent manager hier bij Freeport Jewelers te Renaissance Mall. Op maandag 25 mei 2015 zat ik in de winkel en zag een onbekende man voor de deur van de zaak staan. Hij had een moker in zijn hand en begon op de voordeur te slaan. Ik zag dat hij de deur probeerde te vernielen. Er is niets weggenomen.
2. Proces-verbaal van getuigenverklaring, pagina 44 t/m 45, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [beveiligingsbeambte]:
Ik werk als beveiligingsbeambte bij de zaak Freeport Jewelers te Renaissance Mall. Op maandag 25 mei 2015 omstreeks 11:45 uur was ik buiten gaan staan met mijn rug gedraaid naar een van de zuilen bij de ingang van de zaak, zodat ik zicht had op de ingang. Ik zag een onbekende man die in de richting kwam van de ingangsdeur van de zaak. Ik zag dat hij een moker in zijn hand had en dat hij met die moker tegen de glazen deur van de ingang begon te slaan. Op dat moment trok ik mijn van dienstwege verstrekt vuurwapen en loste een schot van achter een van de zuilen ter hoogte van de ingang met de bedoeling dat de dader met zijn misdaad zou stoppen. Ik zag de dader wegrennen. Toen de dader wegrende, zag ik dat hij gebruik had gemaakt van een zwart dik touw om vanaf de parkeergarage op de bovenverdieping naar beneden te komen. De dader was helemaal in het zwart gekleed, zijn gezicht was bedekt en hij had zwarte handschoenen aan.
3. Procesverbaal van 2de verhoor d.d. 8 juli 2015, pagina 376 t/m 382, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de medeverdachte[M]:
Mijn bijnaam is [M]. Ik zou die beroving, waarvoor ik nu aangehouden ben, gaan plegen. Iedereen was daarvan op de hoogte en moest zijn gedeelte doen. Mijn broer [J] en [C]moesten bij Starbucks gaan zitten om te posten en mijn neef [verdachte], bijgenaamd [verdachte], moest als bestuurder van de vluchtauto rijden, want hij is een goede chauffeur. Die dag verzamelden [C], [J] en [verdachte] zich vroeg in de ochtend bij mijn huis. Ik heb daar alles klaar gemaakt. Ik had een moker en een ijzeren pijp bij me. Ik had ook een touw. De moker en ijzeren pijp waren bedoeld om in te breken. Ik was helemaal in het zwart gekleed. Ik werd naar de Mall vervoerd in de kofferbak van een Dodge Neon door [J]. [verdachte] reed in de Kia Picanto. [C] bestuurde een SUV. We hadden gepland achter elkaar te rijden en de Kia moest tussen de Dodge en de SUV rijden vanwege het feit dat de Kia gefixte nummerplaten had. We hadden alle vier eerder al voorverkenningen gedaan bij Renaissance. [J] parkeerde de Dodge in de parkeergarage op een afgesproken plek. [J] liep naar [C] om samen te gaan posten. Ik kreeg een seintje dat de bewaker uit de zaak naar buiten was gelopen. Op dat moment stapte ik uit de kofferbak van de Dodge Neon die in de parkeergarage was geparkeerd. Ik bond het touw vast en ging via het touw vanaf de parkeergarage naar beneden. De bedoeling was dat op het moment dat ik daar beneden was, ik de bewaker onder dwang zou houden en zijn vuurwapen van hem weg zou nemen. Vervolgens zou ik de bewaker dwingen de deur van de zaak te openen en binnen zou ik polshorloges en andere dingen wegnemen. Het liep anders, want ik zag de bewaker niet. Hij bleek achter een muur te staan. Beneden aangekomen begon ik met een moker op de glazen deur te slaan. Ik sloeg meermalen, maar de deur brak niet. Ik hoorde dat er geschoten werd en zag dat het de bewaker was. Ik nam de benen. Ik rende naar mijn neef [verdachte] toe die, in mijn afwachting, op de parkeerplaats van Riffort Village stond geparkeerd. Ik stapte bij hem achter in de Kia Picanto en we reden weg. We hebben ons in Otrobanda ergens bij een onbewoonde woning omgekleed en daar de Kia achtergelaten. [verdachte] heeft toen de nummerplaten die met dubbelzijdig tape waren aangebracht op de Kia daar weggegooid. Mijn neef [verdachte] wist van tevoren precies wat er zou gebeuren.
4. Procesverbaal van 2de verhoor d.d. 27 mei 2015, pagina 309 t/m 313, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de medeverdachte [Y]:
Ik was op de hoogte van het plan om een beroving bij Renaissance te plegen. Het plan kwam van [M] en zijn neef. Voor de beroving was een Kia Picanto nodig. Ik en [J] moesten de Kia Picanto in de ochtend naar de woning van [M] brengen. Dit hebben we gedaan. Ik heb toen gezien dat de neef van [M] een andere kentekenplaat op de Kia aanbracht. [M] had een moker bij zich.
5. Procesverbaal van 2de verhoor d.d. 17 juni 2015, pagina 409 t/m 416, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de verdachte [J]:
[M] had aan ons verteld dat hij van plan was om een beroving bij Freeport te Renaissance te gaan plegen en dat hij onze hulp nodig had, aangezien wij over een auto beschikken. We waren met z’n vieren, mijn broer [M], mijn neef [verdachte], [C] en ik. [M] legde ons precies uit wat hij van plan was te gaan doen. Hij zou de beroving plegen, zijn neef [verdachte] zou als bestuurder optreden en [C] en ik zouden voor auto’s zorgen. [M] vertelde ons ook dat als alles goed ging, wij een gedeelte van de buit zouden krijgen. Rond 9 uur reden we naar Renaissance. Het plan was dat [C] in de SUV vooraan reed, ik achteraan in de Dodge met [M] verscholen in de kofferbak, en [verdachte] in het midden in de Kia. Bij de Renaissance Mall aangekomen ging [C] de SUV bij het stadion parkeren, [verdachte] reed richting Riffort Village om in afwachting te gaan staan en ik reed het parkeergebouw via Renaissance binnen. Voordat wij naar Renaissance reden heeft [verdachte] de Kia voorzien van andere kentekenplaten.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 25 mei 2015 in de ochtend een Kia Picanto bestuurd en deze geparkeerd bij Riffort Village, nabij de Renaissance Mall. Ik heb een tijd in die auto gezeten. Op een gegeven moment kwam [M] aanrennen en sprong bij mij achter in de auto. We zijn meteen weggereden.
4C. Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande:
dat [M] op 25 mei 2015 in Curaçao, ter uitvoering van zijn, [M], voornemen om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkel Freeport Jewelers (gevestigd te Renaissance Mall,) weg te nemen goederen van zijn, [M], gading, toebehorende aan Freeport Jewelers;
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen één of meerdere personen (werkzaam bij Freeport Jewelers), te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk
erte maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
zich met voornoemd oogmerk naar de Renaissance Mall heeft begeven en
  • gekleed in zwarte kleding en
  • zich vervolgens naar de (toegangs)deur van Freeport Jewelers heeft begeven en
  • met een moker meerdere malen (met kracht) tegen de (glazen) deur heeft geslagen
terwijl de (verdere) uitvoering van het door hem, [M] voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 25 mei 2015 in Curaçao, opzettelijk behulpzaam is geweest, hierin bestaande dat hij, verdachte
  • voorafgaand aan het plegen van het misdrijf een (vlucht)auto (van het merk Kia Picanto) heeft geparkeerd in de directe nabijheid van de Renaissance Mall en
  • tijdens het plegen van het misdrijf in de (vlucht)auto bleef wachten op [m]
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn cursief weergegeven verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van sanctie

Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft het Gerecht zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft het Gerecht het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is behulpzaam geweest bij een poging om een overval te plegen op een juwelierszaak op klaarlichte dag in een (ook door toeristen) druk bezocht winkelgebied. De verdachte heeft de vluchtauto naar de plaats delict vervoerd en deze in de onmiddellijke nabijheid geparkeerd in afwachting van de vluchtende medeverdachte. De verdachte heeft met zijn hulp een overval mogelijk willen maken. Door optreden van de bewaker van de juwelierszaak is de overval uiteindelijk mislukt. De verdachte heeft met zijn handelen louter oog gehad voor eigen financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die een dergelijk gewelddadig incident voor direct betrokkenen kan hebben. Een feit als het onderhavige, ook al is het bij een poging gebleven, veroorzaakt bovendien onrust in de samenleving en versterkt gevoelens van onveiligheid. Een vrijheidsbenemende straf is dan ook in beginsel geïndiceerd.
De officier van justitie heeft een strafeis geformuleerd die naar het oordeel van het Gerecht eerder past bij een voltooide overal. Nu het Gerecht, anders dan de officier van justitie, tot het oordeel komt dat slechts medeplichtigheid aan een poging bewezen kan worden, ziet het Gerecht aanleiding in aanzienlijke mate af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Het Gerecht ziet voorts in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het vroeghulpbericht van de Uitvoeringsorganisatie Reclassering Curaçao d.d. 1 juni 2015, alsmede het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten aanleiding om een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast acht het Gerecht verplichte begeleiding door de Uitvoeringsorganisatie Reclassering Curaçao noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Alles afwegende acht het Gerecht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:119, 1:124, 1:125 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

Het Gerecht:
spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals in rubriek
4Comschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vijftien (15) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
vijf (5) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie (3) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen of de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich stelt en gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van de Uitvoeringsorganisatie Reclassering Curaçao (thans gevestigd op het adres: Scharlooweg 154/156 (oud Kranshi gebouw), telefoonnummer 461-1832), en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedraagt, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.C.B. Hubben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 30 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.De door het Gerecht aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Bij de bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het einddossier inzake het onderzoek “Free Port te Renaissance”.