4.Bewijsbeslissingen
4A. Bewijsmiddelverweren
De raadsvrouw heeft betoogd dat sprake is van een aantal normschendingen als bedoeld in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) die tot bewijsuitsluiting moeten leiden.
De raadsvrouw heeft in de eerste plaats, samengevat, betoogd dat het aan de verdachte op 24 april 2014 gegeven stopteken onbevoegd en dus onrechtmatig is gegeven, omdat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit als bedoeld in artikel 47 Sv. De daaropvolgende doorzoeking van de auto van de verdachte, alsook de aanhouding van de verdachte zijn daarmee ook onrechtmatig geschied. De als gevolg hiervan verkregen inbeslaggenomen voorwerpen en processen-verbaal van verhoor van de verdachte dienen daarom te worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsvrouw.
Het Gerecht verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit het proces-verbaal van aanhouding van 25 april 2014 volgt dat de centrale meldkamer op 24 april 2014 omstreeks 20.50 uur melding maakt aan de verbalisanten [A, B, C, en D] van een zojuist gepleegde overval op nummerkantoor Joe Black aan de Amandelweg in de wijk Koraalspecht. Tevens wordt aan hen doorgegeven dat de daders van de overval in een witte Mitsubishi Lancer zijn gevlucht en dat zij zich nog in de woonwijk Koraalspecht zouden moeten bevinden. De verbalisanten begeven zich in hun opvallende dienstvoertuig meteen naar voornoemde woonwijk. Aldaar zien de verbalisanten een witte Mitsubishi Lancer rijden op de Kaya Shers met daarin twee jongens, die zich bij het zien van het dienstvoertuig van de politie heel erg nerveus beginnen te gedragen. Op dat moment geven de verbalisanten de bestuurder van de witte Mitsubishi Lancer, naar later blijkt de verdachte, een stopteken.
Genoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leveren met betrekking tot de inzittenden van deze Mitsubishi Lancer naar het oordeel van het Gerecht een redelijk vermoeden van schuld op aan een strafbaar feit, te weten de kort daarvoor in de nabije omgeving gepleegde overval op Joe Black aan de Amandelweg. Het stopteken ter aanhouding van de verdachte is derhalve rechtmatig gegeven. Nu sprake was van een redelijk vermoeden van schuld alsmede van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit waren de verbalisanten ingevolge artikel 73 Sv bevoegd de verdachte aan te houden en kwam hen eveneens de bevoegdheid toe de door de verdachte bestuurde auto ter inbeslagneming te doorzoeken op grond van artikel 121, tweede lid, Sv. Er is naar het oordeel van het Gerecht op grond van het voorgaande geen sprake van onrechtmatig optreden door de politie. Van een normschending is derhalve geen sprake.
In de tweede plaats heeft de raadsvrouw betoogd dat de medeverdachte na overbrenging naar de plaats van verhoor een verklaring heeft afgelegd, zonder dat hij voorafgaand aan dit eerste verhoor een advocaat heeft kunnen raadplegen. Volgens vaste rechtspraak (Salduz) leidt schending van het consultatierecht tot schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en dient deze door de medeverdachte afgelegde verklaring te worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsvrouw.
Het Gerecht verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat, zo er al sprake is van schending van de Salduz-regel bij het verhoor van de medeverdachte, uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de geformuleerde Salduz-regel, die strekt tot bescherming van het in artikel 6 van het EVRM besloten liggende recht van de verdachte op een eerlijk proces en in het bijzonder tot bescherming van diens recht om niet aan zijn eigen veroordeling te hoeven meewerken, gelet op die ratio is beperkt tot de verklaring die de verdachte in zijn eigen strafzaak heeft afgelegd en zich niet uitstrekt tot de verklaringen van een medeverdachte. Met betrekking tot een eventuele inbreuk op voornoemd recht van de medeverdachte geldt dus het uitgangspunt dat nu het niet de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, in de onderhavige zaak van de verdachte als regel geen rechtsgevolg behoeft te worden verbonden aan dit verzuim.
4B. Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande:
dathij op 24 april 2014 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen
- naf. 20,=, en mobiele telefoon van het merk Samsung en een hoes en
- een plastic doosje met daarin geld en
- een portemonnee met daarin een identiteitsbewijs en een rijbewijs en bankpassen
toebehorende aan [SO] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [SO] en
dezich toen en aldaar bevindende [X] en[y], gepleegd door hem, verdachte, en zijn mededader, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk
erte maken
bestaande die bedreiging met geweld uit:
- het gemaskerd en gewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, voor afdreiging geschikt, onverhoeds in de richting van die [SO] en die zich toen en aldaar bevindende [x en y] komen aan rennen en
- die [SO] en die [x en y] onder schot houden en aanmanen om stil te blijven staan en
- in de nabijheid van die [x en y] aan de trekker van dat wapen trekken en
- vragen
Feit 2:
dat hij op 24 april 2014 te Curaçao tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen,
namelijkeen op een vuurwapen gelijkend voorwerp voor afdreiging geschikt, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad
.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn cursief weergegeven verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4C. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelenzijn vervat.
1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 april 2014, pagina 13 t/m 15, voor zover inhoudende, als verklaring van [SO], zakelijk weergegeven:
Gisteren, 24 april 2014, was ik aan het werk bij nummerkantoor Joe Black aan de Amandelweg 15 in Curaçao. Omstreeks 20.20 uur ging ik naar buiten. Bij mijn auto zag ik twee onbekende mannen met bedekt gezicht op mij afkomen. Er waren enkele omstanders buiten. Dader 2 droeg een wit/grijze trui en was de dader die een vuurwapen in zijn hand had. Hij bedreigde iedereen die daar was en eiste de geldzak van mij. Terwijl hij mij, net als iedereen, onder schot hield, liep dader 1 op mij af. Hij vroeg mij alweer om de geldzak. Vervolgens eiste dader 1 om mijn handtas aan hem af te geven. Ik gooide mijn handtas met inhoud op de grond. Ik zag toen dat dader 1 mijn spullen van de grond opraapte en vervolgens samen met dader 2 weg rende. In de handtas zat een geldbedrag van Naf 20,00, een mobiele telefoon van het merk Samsung met een hoes, een doosje met wisselgeld en een portemonnee met een identiteitsbewijs, een rijbewijs en bankpassen.
2. Een proces-verbaal van 2de verhoor aangeefster d.d. 10 mei 2014, pagina 48 t/m 49, voor zover inhoudende als verklaring van [SO]:
Op 25 april 2014 zag ik in de krant Vigilante een foto van twee aangehouden verdachten. Ik herkende bij het zien van de foto in de krant de twee mannen die mij de dag ervoor hadden beroofd. Ik herken de man met het gele t-shirt als de dader die het vuurwapen bij zich had.
3. Een proces-verbaal van bevinding krantenfoto d.d. 20 mei 2014, pagina 51, voor zover inhoudende, als verklaring van de verbalisant [ ], zakelijk weergegeven:
Op 10 mei 2014 gaf de aangeefster [SO] aan dat zij in de krant de foto van de daders had herkend. Zij overhandigde de krant met op de voorpagina een foto. De aangeefster gaf aan welke dader welke daad had gepleegd. De verdachte met een geel t-shirt op de foto die de aangeefster herkent als de dader die het vuurwapen bij zich had, is de verdachte genaamd [verdachte].
4. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 april 2014, pagina 19 t/m 21,voor zover inhoudende, als verklaring van [x], zakelijk weergegeven:
Op 24 april 2014 omstreeks 20.20 uur zat ik samen met mijn vriend [y] op de Amandelweg naast nummerkantoor Joe Black. Na een poosje kwam de verkoopster naar buiten. Plotseling zag ik twee mannen de straat rennend over steken. Ze renden naar ons toe. Een van de twee, een man met een vuurwapen, rende op mij en [y] af. De tweede rende naar de verkoopster. Ik hoorde deze tegen de verkoopster zeggen dat hij geld wilde. Dit zei hij verschillende keren. De man zei haar toen om haar tas af te geven. Het meisje gooide haar tas op de grond. De man raapte de tas van de grond op. De man met het vuurwapen richtte zijn wapen op mij en [y]. De man zei tegen ons om stil te blijven staan. Ik hoorde toen het wapen verschillende keren klikken. Hij klikte zeker drie keren met het wapen. Er kwam geen kogel uit. De tweede dader had de tas van de verkoopster in handen en beiden renden de straat weg. We gingen ze achterna en zagen hoe ze in een auto stapten die op hen stond te wachten. De auto was een oude witte Lancer.
5. Een proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 april 2014, pagina 16 t/m 18,voor zover inhoudende, als verklaring van [j], zakelijk weergegeven:
Gisteravond omstreeks 19.50 uur ging ik het nummerkantoor Joe Black aan de Amandelweg binnen. Op een gegeven moment keek ik naar buiten en zag een witgelakte personenauto van het merk Mitsubishi Lancer langzaam voorbij rijden. Op het moment dat ik naar mijn vrachtauto liep zag ik twee gemaskerde mannen aan komen rennen. Een van de mannen hield een pistool in zijn hand. Deze man ging op twee mannen af en hield hen onder schot terwijl hij tegen hen zei om stil te blijven staan. Toen een van de mannen toch bewoog, trok hij enkele keren aan de trekker. De andere man zei tegen de verkoopster “unda e tas di sen ta” (waar is de tas met geld), “dunami e tas ku sen” (geef de tas met geld af) en “dunami bo tas mes” (geef mij jouw tas dan).
6. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 25 april 2014, pagina 69 t/m 70,voor zover inhoudende, als verklaring van de verbalisanten [ ], zakelijk weergegeven:
Op donderdag 24 april 2014 omstreeks 20.50 uur gaf de centrale meldkamer door dat er zonet een overval gepleegd was op een nummerkantoor van Joe Black aan de Amandelweg. Wij hadden doorgekregen van een collega dat de verdachten in een witgelakte motorvoertuig van het merk Mitsubishi, model Lancer, gevlucht waren. Ook kregen wij door dat de verdachten zich nog in de woonwijk Koraalspecht moesten bevinden. Hierdoor begaven wij ons direct naar de woonwijk Koraalspecht. Rijdend op de Kaya Shers ter hoogte van perceel 44 zagen wij een witgelakt voertuig merk Mitsubishi, model Lancer, met daarin twee jongens. De bestuurder was [verdachte]. Tijdens een onderzoek in vernoemd motorvoertuig trof ik, verbalisant Josefa, onder de bestuurdersstoel enkele kledingstukken aan. Ik, verbalisant [x], trof in het motorvoertuig een witte mobiele telefoon aan van het merk Samsung. De verdachte [ ] werd om 21.05 uur aangehouden. Het witte motorvoertuig merk Mitsubishi, model Lancer, gekentekend [ ], werd inbeslaggenomen.
7. Een proces-verbaal van herkenning inbeslaggenomen goederen d.d. 25 april 2014, pagina 27 t/m 28,voor zover inhoudende, als verklaring van de verbalisanten [ ] en van [SO], zakelijk weergegeven:
Op 25 april 2014 toonden wij verbalisanten aan [SO] enkele in het onderzoek ‘Joe Black Amandelweg’ inbeslaggenomen goederen. Aangeefster verklaarde als volgt: Op de bodem van deze Mitsubishi Lancer gekentekend [ ] herken ik mijn zonnebril. Van de aan mij getoonde goederen herken ik mijn witte mobiele telefoon van het merk Samsung die tijdens de beroving in mijn tas zat. Ik herken ook de hoes. De aan mij getoonde grijze trui herken ik ook. Een van de daders die mij heeft beroofd, had die trui aan.
8. Een proces-verbaal van herkenning voertuig d.d. 14 juli 2014, pagina 36 t/m 37,voor zover inhoudende, als verklaring van de verbalisanten [ ], zakelijk weergegeven:
Op 11 juli 2014 hebben wij verbalisanten verschillende inbeslaggenomen voertuigen aan de getuige [y] getoond. Tussen bedoelde voertuigen stond het inbeslaggenomen witgelakte voertuig Mitsubishi Lancer, gekentekend [ ]. Nadat [y] bij bedoeld voertuig was gekomen, verklaarde hij: ik herken dit voertuig als zijnde het voertuig dat de daders van de beroving hebben gebruikt. Ik herken het aan de hand van het oude model, de kleur en het merk en ook aan de hand van de geluidsprekers nabij de achterruit.
9. Een proces-verbaal van 2de verhoor[F] d.d. 29 april 2014, pagina 82 t/m 86, voor zover inhoudende, als verklaring van [f], zakelijk weergegeven:
De witte Mitsubishi Lancer waarin ik zat toen ik aangehouden werd samen met [verdachte], is van [verdachte]. Ik zat voorin naast [verdachte]. [verdachte] bestuurde de auto. Ik beken dat ik betrokken was bij de beroving op de Amandelweg. Ik was degene die de tas die de vrouw op de grond had gegooid, heeft gepakt. Wij waren met zijn tweeën.