ECLI:NL:OGEAC:2014:11

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 september 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
500.00809/13
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door roekeloos rijgedrag van bestuurder zonder rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 29 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 4 augustus 2013. De verdachte, die zonder geldig rijbewijs reed en in vermoeide toestand was, veroorzaakte een aanrijding waarbij drie voetgangers om het leven kwamen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloosheid, de zwaarste vorm van schuld in het strafrecht, en dat zijn gedrag direct leidde tot de fatale gevolgen van het ongeval. De verdachte had eerder die nacht gewerkt en was vermoeid, wat bijdroeg aan zijn onoplettendheid tijdens het rijden. Tijdens de rechtszitting op 10 september 2014 eiste de officier van justitie een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de verplichting tot reclasseringsbegeleiding. De verdediging voerde verweer, maar het Gerecht achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De bewezenverklaring omvatte het roekeloos deelnemen aan het verkeer, wat resulteerde in de dood van de voetgangers, en het rijden zonder geldig rijbewijs. Het Gerecht legde een gevangenisstraf op van 48 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, en ontzegde de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor drie jaar. De uitspraak benadrukte de ernst van de gevolgen van het gedrag van de verdachte en de impact op de nabestaanden van de slachtoffers.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[bestuurder],
geboren op [datum] 1989 te Curaçao,
wonende te Curaçao, [adres] 27.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2014. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk.
De officier van justitie, mr. G. Schoop, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 1 primair te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarde van reclasseringsbegeleiding en een proeftijd van drie jaren, en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. Ter zake van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1:
Primair:
hij op of omstreeks 4 augustus 2013, te Curaçao, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto)
,daarmede rijdende over de EEG-weg (in de richting van de rotonde Robert “Betto” Adamus), althans over een weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door toen aldaar als bestuurder van genoemd motorrijtuig roekeloos, althans hoogst, althans zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onoplettend te rijden, immers heeft/is hij, verdachte:
  • zonder dat een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmede over de weg wordt gereden aan hem, verdachte, is afgegeven en/of
  • terwijl verdachte een of meermalen in slaap is gevallen, althans zijn, verdachtes, aandacht was verslapt en/of althans niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer heeft besteed en/of zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of niet voortdurend de handeling(en) heeft verricht die van hem -verdachte- als verkeersdeelnemer werden vereist
  • terwijl zich een of meerdere voetganger(s) op en/of langs de weg bevonden
 bij de verkeerslichten op de EEG-weg (in de richting van de rotonde Betto Adamus) ter hoogte van de kruising met de Kaminda dr Pader Amado Römer
dat motorrijtuig niet tot stilstand gebracht, althans niet tot stilstand gehouden, toen het verkeerssignaal bestemd ter regeling van het verkeer dat zich op de door hem, verdachte, bereden rijstrook bevond, op rood was geschakeld, en/of,
 ( (vervolgens) gekomen ter hoogte van de weg leidende naar de ingang van het project “Sambil”
slingerend over een of meerdere rijstro(o)k(en) gereden door
  • naar links uit te wijken en/of
  • de linkerrijstrook, dat bestemd is voor het voor verdachte tegemoetkomende verkeer over te steken en/of
  • op de uitrijstrook te rijden en/of
  • (weer) terug naar de rechterrijstrook terug te rijden en/of
 ( (vervolgens) op de EEG-weg gekomen ter hoogte van de weg leidende naar de jachthaven te Piscaderabaai
op de linkerrijstrook, dat bestemd is voor het voor verdachte tegemoetkomend verkeer, gereden, al dan niet terwijl op dat moment een voor verdachte tegenliggend motorrijtuig op die rijstrook naderde en/of (weer) terug naar de rechterrijstrook gereden en/of
 ( (vervolgens) gekomen ter hoogte van enkele tientallen meters voorafgaande aan rotonde Betto Adamus te Parasasa
slingerend en/of met een (aanzienlijk) hoge snelheid van ongeveer 120 km per uur, althans (veel) hoger dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan (voor het veilig verkeer ter plaatse) was toegestaan, en/of zonder enig rem- of uitwijksporen op het wegdek achter te laten naar rechts al dan niet in de berm gereden,
waardoor of mede waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en een of meerdere aan de (rechter) kant van de die weg lopende, in elk geval zich bevindende, voetgangers, door welke botsing of aanrijding die voetganger(s) genaamd [ ], werd(en) gedood;
(artikel 2:284 lid 1-2/285 lid 1-2 jo art. 286 Wetboek van Strafrecht jo. art 8 van de WVVC)
subsidiair
hij op of omstreeks 4 augustus 2013, te Curaçao, als bestuurder van een vierwielig motorrijtuig (personenauto) daarmee over de weg, te weten de EEG-weg (in de richting van de rotonde Robert “Betto” Adamus), althans over een weg, heeft gereden,
op zodanige wijze dat door verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd of kon worden gehinderd,
immers is/heeft hij verdachte
  • zonder dat een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmede over de weg wordt gereden aan hem, verdachte, is afgegeven en/of
  • terwijl verdachte een of meermalen in slaap is gevallen, althans zijn, verdachtes, aandacht was verslapt en/of althans niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer heeft besteed en/of zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of niet voortdurend de handeling(en) heeft verricht die van hem -verdachte- als verkeersdeelnemer werden vereist
  • terwijl zich een of meerdere voetganger(s) op en/of langs de weg bevonden
 bij de verkeerslichten op de EEG-weg (in de richting van de rotonde Betto Adamus) ter hoogte van de kruising met de Kaminda dr Pader Amado Römer
dat motorrijtuig niet tot stilstand gebracht, althans niet tot stilstand gehouden, toen het verkeerssignaal bestemd ter regeling van het verkeer dat zich op de door hem, verdachte, bereden rijstrook bevond, op rood was geschakeld, en/of,
 ( (vervolgens) gekomen ter hoogte van de weg leidende naar de ingang van het project “Sambil”
slingerend over een of meerdere rijstro(o)k(en) gereden door
  • naar links uit te wijken en/of
  • de linkerrijstrook, dat bestemd is voor het voor verdachte tegemoetkomende verkeer over te steken en/of
  • op de uitrijstrook te rijden en/of
  • (weer) terug naar de rechterrijstrook terug te rijden en/of
 ( (vervolgens) op de EEG-weg gekomen ter hoogte van de weg leidende naar de jachthaven te Piscaderabaai
op de linkerrijstrook, dat bestemd is voor het voor verdachte tegemoetkomend verkeer, gereden, al dan niet terwijl op dat moment een voor verdachte tegenliggend motorrijtuig op die rijstrook naderde en/of (weer) terug naar de rechterrijstrook gereden en/of
 ( (vervolgens) gekomen ter hoogte van enkele tientallen meters voorafgaande aan rotonde Betto Adamus te Parasasa
slingerend en/of met een (aanzienlijk) hoge snelheid van ongeveer 120 km per uur, althans (veel) hoger dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan (voor het veilig verkeer ter plaatse) was toegestaan, en/of zonder enig rem- of uitwijksporen op het wegdek achter te laten naar rechts al dan niet in de berm gereden,
(artikel 21 van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000)
Feit 2
dat hij op of omstreeks 4 augustus 2013 te Curacao, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto), daarmede heeft gereden over de weg, te weten EEG-weg (in de richting van de rotonde Robert “Betto” Adamus), althans over een weg, zonder dat een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmede over de weg wordt gereden aan hem, verdachte, is afgegeven;
(art. 102 lid 1 van de WVVC).

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijs

4A. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 4 augustus 2013 omstreeks 07:00 uur heeft een aanrijding plaatsgevonden op de (
destijds zogeheten, opm. GEA) EEG-weg ter hoogte van de westelijke verharde bushalte, ter hoogte van de rotonde Robert “Betto” Adamus, te Curaçao tussen de door de verdachte bestuurde personenauto en drie voetgangers. De drie voetgangers zijn aan de gevolgen van het ongeval komen te overlijden. [2] Het betreft [ ] [3] . Na onderzoek is vastgesteld, op grond van de verschillende plaatsen waar de slachtoffers zijn aangetroffen, de omstandigheid dat door de kracht van de botsing de sportschoenen van de drie slachtoffers en de sokken van twee slachtoffers van hun lichamen zijn afgerukt, de fracturen en verwondingen die de slachtoffers hebben opgelopen, de zware beschadigingen aan de auto van de verdachte en de aangetroffen auto-onderdelen, dat de auto van de verdachte ten tijde van de aanrijding met zeer hoge snelheid (boven de 100 kilometer per uur) heeft gereden. [4] Ter plaatse geldt een maximum snelheid van 60 kilometer per uur. De auto is zonder rem-of uitwijksporen op de rijbaan achter te laten met de rechter voorhoek tegen de voetgangers gebotst. [5]
De verdachte is na de klap doorgereden tot de Rector Zwijnssenstraat ter hoogte van Aqualectra. [6] Later heeft de verdachte verklaard dat hij tijdens het rijden in slaap is gevallen, een klap hoorde en wakker schrok. Hij was vermoeid, omdat hij de dag en nacht voor het ongeval had gewerkt en slechts korte tijd had geslapen. Hij voelt zich dagelijks vermoeid. De verdachte beschikt niet over een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig. [7]
Voorafgaand aan het ongeval hebben twee getuigen de auto die later bij de aanrijding betrokken was, zien rijden. Getuige [J] heeft, al rijdend in zijn auto, gezien dat de auto bij het naderen van de verkeerslichten ter hoogte van de kruising met de Kaminda pader Amado Römer, de snelheid opvoerde en door het rode verkeerslicht in de richting van de rotonde reed. Gekomen bij de invoegstrook leidende naar het complex te “Sambil” zag de getuige dat de auto naar links de invoegstrook opreed en hierna de rijbaan opreed. Hierna reed de auto terug naar rechts de rijbaan op en ging hij normaal rechts rijden. De auto reed normaal door in de richting van de rotonde. [8] Getuige [D] heeft ook gezien dat de auto helemaal naar links de invoegstrook opreed en hierna terug naar de rechter rijbaan reed. Kort daarna, toen de auto zich op de rechter weghelft bevond, reed hij weer naar de linker weghelft, bijna links de rijbaan af. Op dat moment naderde een tegenligger, hierna ging de auto weer naar rechts rijden en begaf deze zich naar de rechter weghelft, aldus de getuige. [9] Getuige [J] heeft gezien, gekomen ter hoogte van de kruising van de EEG-weg en de weg naar de vissershaven, dat de auto weer naar het linker weggedeelte van de EEG-weg ging rijden. De auto reed de rijbaan niet aan de linkerzijde af. De auto ging op de linker weghelft rijden. Op dat moment naderde een grijze Hyundai Elantra die begon te toeteren. De auto reed terug naar rechts en ging op de rechter weghelft rijden. De auto ging normaal rijden. Ter hoogte van waar de EEG-weg een dubbele rijbaan wordt, voerde de auto, die op de linker rijstrook reed, zijn snelheid op en reed daarna over de rechter rijstrook in de richting van de rotonde. De auto nam steeds afstand van de auto van getuige Job, die op dat moment met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur reed. Ter hoogte van de kruising met de Edisonstraat reed de auto iets naar links, naar de linker rijstrook. Hierna reed hij weer naar rechts. De auto voerde steeds de hoge snelheid. Hierna reed de auto rechts de rijbaan af en reed hij enkele mensen aan, aldus getuige [J]. [10] Getuige [S] heeft ook gezien dat de auto met hoge snelheid voorbij reed, bij de bushalte naar rechts reed en de mensen aanreed. [11] De drie slachtoffers liepen op het moment van de botsing op de betonnen rand van de rijbaan respectievelijk op de rijbaan. [12]
4B. Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
Ter beantwoording staat de vraag of de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval en zo ja, in welke vorm. Daarbij komt het, volgens vaste rechtspraak, aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld. Voor de schuldvorm "roekeloosheid" geldt op zichzelf hetzelfde, zij het dat daarbij moet worden betrokken dat deze roekeloosheid als "de zwaarste vorm van het culpose delict" wordt aangemerkt die in het nieuwe wetboek van strafrecht tot verhoging (met de helft) van het maximum van de op te leggen vrijheidsstraf heeft geleid. De vraag of in een concreet geval sprake is van roekeloosheid vergt een beoordeling van de specifieke omstandigheden van dat geval. Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm zal immers slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij verdient opmerking dat "roekeloosheid" in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van "onberaden" - wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van roekeloosheid (in de zin van de wet) zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Het Gerecht acht in dit verband de volgende feiten en omstandigheden van belang.
De verdachte heeft met een auto op de openbare weg gereden met een grote overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur. Het betreft een doorgaans drukke doorgaande weg waar zich op die ochtend ook andere weggebruikers bevonden en - naar het oordeel van het Gerecht - zeker ter hoogte van de bushalte waar de aanrijding heeft plaatsgevonden, ook voetgangers te verwachten waren. De verdachte is uiteindelijk met zeer hoge snelheid en zonder te remmen of uit te wijken rechts de weg afgereden en tegen drie voetgangers gebotst. De verdachte heeft de auto bestuurd terwijl hij niet over een geldig rijbewijs beschikt. Hij heeft de auto gehuurd nadat zijn scooter door de politie in beslag was genomen omdat hij geen geldig rijbewijs heeft. Tegen de verhuurder van de auto heeft de verdachte gelogen door te zeggen dat hij wel over een geldig rijbewijs beschikt.
Daarnaast heeft de verdachte, voorafgaand aan de aanrijding, zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond. De verdachte is, al rijdend in de auto, op twee momenten op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer beland. De eerste keer was ter hoogte van het project Sambil, de tweede keer ter hoogte van de weg naar de jachthaven te Piscaderabaai. Uit de verklaring van de getuige [J] blijkt dat de verdachte na beide keren weer “normaal” is gaan rijden. Getuige [D] verklaart hierover dat de auto na de eerste keer terug naar de rechter rijbaan reed en na de tweede keer, nadat hij bijna links de rijbaan af was gereden en nadat de naderende tegenligger toeterde, weer rechts was gaan rijden. Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij vermoeid was, veel had gewerkt en weinig had geslapen en bij gebrek aan een andere aannemelijke verklaring, leidt het Gerecht hieruit af dat de verdachte, telkens als hij op de verkeerde weghelft terecht was gekomen, een kort moment in slaap was gevallen en daarna, telkens als hij weer “normaal” ging rijden, wakker was geworden. Mede gelet op de afstand die de verdachte heeft afgelegd en de afstand die is gelegen tussen het project Sambil, de weg naar de jachthaven en de plaats van de aanrijding, moet de verdachte, als bestuurder van de auto, gedurende langere tijd ook wakker zijn geweest en op z’n minst op enig moment hebben gemerkt dat hij eerder in slaap was gevallen, zeker nu hij tot tweemaal toe weer “normaal” op de eigen weghelft is gaan rijden en eenmaal een tegenligger naar hem heeft getoeterd. Reeds nadat de verdachte de eerste keer in slaap was gevallen, maar zeker na de tweede keer, had hij zich kunnen en moeten realiseren dat hij, in een zodanig vermoeide toestand (en zonder rijbewijs), een gevaar op de weg vormde. De verdachte is desondanks blijven doorrijden, met een hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur. Het Gerecht leidt uit de verklaring van getuige [J] af dat de verdachte, toen hij op de rechter rijstrook reed richting de rotonde en afstand nam van de auto van de getuige die ongeveer 80 kilometer per uur reed, niet slingerde. Het Gerecht acht het op grond daarvan aannemelijk dat de verdachte op dat moment wakker was. Door, wetende dat hij kort daarvoor in slaap was gevallen en op de verkeerde weghelft terecht was gekomen, met een dergelijke snelheid te blijven doorrijden op een drukke weg waar ook voetgangers te verwachten zijn, heeft de verdachte zich buitengewoon onvoorzichtig gedragen. Met zijn buitengewoon onvoorzichtige rijgedrag heeft de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven geroepen, namelijk het gevaar op een ongeluk met de dood ten gevolge. De verdachte had zich daarvan minst genomen bewust moeten zijn.
Het Gerecht leidt uit het samenstel van de gedragingen van de verdachte af dat zich hier een uitzonderlijk geval in de hiervoor bedoelde zin voordoet. Het rijgedrag van de verdachte wordt derhalve aangemerkt als roekeloos.
Het (kennelijke) tijdelijke bewustzijnsverlies als gevolg van het in slaap vallen komt - anders dan de raadsvrouw meent - wel degelijk voor rekening van de verdachte, nu hij zelf in vermoeide toestand, na veel te hebben gewerkt en slechts kort te hebben geslapen, achter het stuur is gestapt en op enig moment moet hebben gemerkt dat hij ten minste eenmaal eerder achter het stuur in slaap was gevallen. Desondanks is de verdachte blijven doorrijden. Naar het oordeel van het Gerecht kan onder deze omstandigheden geen sprake zijn van verontschuldigbare onmacht. Het verweer op dit punt wordt verworpen.
Het Gerecht stelt op grond van het voorgaande vast dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten.
4C. Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op 4 augustus 2013 te Curaçao, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de EEG-weg in de richting van de rotonde Robert “Betto” Adamus, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door toen
enaldaar als bestuurder van genoemd motorrijtuig roekeloos te rijden, immers heeft/is hij, verdachte:
  • zonder dat een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig aan hem, verdachte, is afgegeven, en
  • terwijl verdachte meermalen in slaap is gevallen en zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad,
  • terwijl zich meerdere voetgangers op en/of langs de weg bevonden,
 bij de verkeerslichten op de EEG-weg in de richting van de rotonde Betto Adamus ter hoogte van de kruising met de Kaminda dr. Pader Amado Römer
dat motorrijtuig niet tot stilstand gehouden toen het verkeerssignaal bestemd ter regeling van het verkeer dat zich op de door hem, verdachte, bereden rijstrook bevond, op rood was geschakeld, en
 vervolgens gekomen ter hoogte van de weg leidende naar de ingang van het project “Sambil”
slingerend over meerdere rijstroken gereden door
  • naar links uit te wijken en
  • de linkerrijstrook, d
  • naar de rechterrijstrook terug te rijden, en
 vervolgens op de EEG-weg gekomen ter hoogte van de weg leidende naar de jachthaven te Piscaderabaai
op de linkerrijstrook, d
iebestemd is voor het voor verdachte tegemoetkomend verkeer, gereden, terwijl op dat moment een voor verdachte tegenliggend motorrijtuig op die rijstrook naderde, en terug naar de rechterrijstrook gereden, en
 vervolgens gekomen ter hoogte van enkele tientallen meters voorafgaande aan rotonde Betto Adamus te Parasasa
slingerend en met een aanzienlijk hoge snelheid van veel hoger dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km per uur en zonder enig
erem- of uitwijksporen op het wegdek achter te laten naar rechts gereden,
waardoor een botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en meerdere aan de rechter kant van die weg lopende voetgangers, door welke botsing die voetgangers, genaamd E.M. Montesant en
K.N. Leyba en M. van Meerwijk, werden gedood;
2.
dat hij op 4 augustus 2013 te Curacao als bestuurder van een motorvoertuig daarmede heeft gereden over de weg, te weten EEG-weg in de richting van de rotonde Robert “Betto” Adamus, zonder dat een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmede over de weg wordt gereden aan hem, verdachte, is afgegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair
aan het verkeer deelnemen en zich daarbij zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid, meermalen gepleegd;
2.
handelen in strijd met artikel 102, eerste lid van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van sancties

Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft het Gerecht zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft het Gerecht het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, kort gezegd, door roekeloos rijgedrag een verkeersongeval met dodelijke afloop veroorzaakt. Hij is zonder rijbewijs en in vermoeide toestand achter het stuur gestapt en, al rijdend over de weg, op meerdere momenten kort in slaap geweest, waardoor de auto over de weg is gaan slingeren. Na ten minste tweemaal een kort moment in slaap te zijn geweest, is de verdachte met zeer hoge snelheid van de rijbaan afgereden en heeft hij met de auto drie voetgangers aangereden, die aan de gevolgen van hun verwondingen zijn overleden. Het is aan de schuld van de verdachte, in de zin van roekeloosheid zijnde de zwaarste vorm van het culpose delict, te wijten dat de drie voetgangers zijn gestorven. De dood van de slachtoffers moet ernstig en onherstelbaar leed bij hun nabestaanden hebben veroorzaakt. Het Gerecht beseft dat geen enkele straf recht zal doen aan het gemis dat de nabestaanden ervaren en nog zullen ervaren. De drie slachtoffers waren lid van een hardloopvereniging en deden op het moment van de aanrijding mee aan een “loop”. Het verkeersongeval heeft niet alleen een grote impact op de directe nabestaanden gehad, maar ook op een groter deel van de samenleving op Curaçao.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersovertreding, namelijk het rijden zonder geldig rijbewijs. De verdachte wist, voordat hij de auto ging besturen, dat hij fout zat. Hij heeft de auto immers gehuurd, nadat de politie zijn scooter in beslag had genomen omdat hij geen rijbewijs heeft. Door zijn handelen heeft de verdachte ervan blijk gegeven lak te hebben aan de regels en de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Ook dat is een ernstig strafbaar feit.
Het Gerecht rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan. De mate van schuld van de verdachte en de ernst van de gevolgen van het verkeersongeval brengen het Gerecht tot de slotsom dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het vaststellen van de duur van de op te leggen straf laat het Gerecht meewegen dat de verdachte, zoals uit zijn documentatie blijkt, niet eerder is veroordeeld. Het Gerecht heeft voorts acht geslagen op de “quickscan” van de psychiater van 7 augustus 2013 en het reclasseringsrapport van 10 oktober 2013.
Voorts neemt het Gerecht in aanmerking dat de verdachte de psychische last van de gevolgen van zijn handelen zal moeten dragen.
Alles afwegende is het Gerecht van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Het Gerecht zal daarbij bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht het Gerecht verplichte begeleiding door de reclassering noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Met de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat - hiernaast - de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur.
Het Gerecht zal de bewezenverklaarde verkeersovertreding (het rijden zonder rijbewijs) niet afzonderlijk bestraffen met, zoals gebruikelijk, een geldboete, omdat dit afgezet tegenover de reeds genoemde bestraffing onvoldoende strafdoelen dient.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 1:19, 1:20, 1:21, 1:137, 1:224, 2:284 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 102, 119 van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000;
artikel 3 lid 1 van de Verordening van de 20ste april 1932 (P.B. 1932, no. 46), houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, zoals deze luidt na wijziging, het laatst bij Landsverordening van de 21ste maart 1957 (P.B. 1957, no. 48).

9.Beslissing

Het Gerecht:
- verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zoals in rubriek
4Comschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
- verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
ten aanzien van feit 1 primair
- veroordeelt de verdachte wegens feit 1 primair tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
- beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
24 (vierentwintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op drie (3) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
 zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens U.O. Reclassering Curaçao (thans gevestigd op het adres: Scharlooweg 154/156 Unit B (oud Kranshi gebouw), telefoonnummer 461-1832), zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
- veroordeelt de verdachte ter zake van feit 1 primair tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren;
ten aanzien van feit 2
- bepaalt dat ten aanzien van feit 2 geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. I.H. Lips en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 29 september 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.De door het Gerecht in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Bij onderstaande bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het aan het Gerecht verstrekte einddossier inzake het onderzoek “Aanrijding met dodelijke afloop” d.d. 2 april 2014.
2.Proces-verbaal inzake verkeersongeval d.d. 11 augustus 2013, p. 44, 45, 46, 50.
3.Proces-verbaal van lijkherkenning E.M. Montesant d.d. 11 augustus 2013, p. 68; schriftelijk bescheid, te weten rapport van obductie onderzoek E.M. Montesant d.d. 7-8-2013, p. 67J t/m N (bijlage bij de tweede inhoudsopgave bij het eindproces-verbaal).
4.Proces-verbaal fotomap met bevindingen d.d. 13 maart 2014, p. 129 onder hoge snelheid, waarbij de rechter aanvult: “per uur”.
5.Proces-verbaal inzake verkeersongeval d.d. 11 augustus 2013, p. 46, 54 10e t/m 12e regel.
6.Proces-verbaal van aanhouding op heterdaad d.d. 4 augustus 2013, p. 114.
7.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 september 2014 afgelegd; proces-verbaal inzake verkeersongeval d.d. 11 augustus 2013, p. 45.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [J] d.d. 5 augustus 2013, p. 81 laatste alinea, 82 eerste zin, p. 82 onder het midden.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [D] d.d. 8 augustus 2013, p. 97 tweede en derde antwoord, vijfde antwoord eerste zin.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [J]d.d. 5 augustus 2013, p. 82 onder het midden, p. 83 eerste t/m zevende antwoord.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [S] d.d. 5 augustus 2013, p. 90 laatste alinea.
12.Proces-verbaal Fotomap met bevindingen d.d. 13 maart 2014, p. 127 onder plaats botsing 1, p. 128 onder plaats botsing 2 en 3.