ECLI:NL:OGEAC:2013:4

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
AR 2013/64276KG
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van conservatoir beslag op motorschip Guanoco

In deze zaak heeft de rechtspersoon PDV MARINA S.A., gevestigd in Caracas, Venezuela, een kort geding aangespannen tegen CH OFFSHORE LTD, een rechtspersoon naar het recht van Singapore, met betrekking tot de opheffing van een conservatoir beslag op het motorschip Guanoco. De zitting vond plaats op 30 augustus 2013, waar PDV MARINA vorderde dat het beslag, gelegd op 14 augustus 2013, zou worden opgeheven. Marina stelde dat het beslag ondeugdelijk was, omdat de vordering van CH Offshore niet summierlijk was gebleken. CH Offshore voerde verweer en concludeerde tot weigering van de gevraagde voorziening. Vanwege de spoedeisendheid werd er direct mondeling uitspraak gedaan, waarvan de schriftelijke uitwerking nu voorligt.

Marina betoogde dat de vordering van CH Offshore gebaseerd was op facturen ter waarde van US$ 19 miljoen, maar dat de hoogte van deze vordering nog nader onderzocht moest worden via arbitrage in Londen. Marina stelde dat zij garant stond voor betalingen aan Astilleros de Venezuela, en dat het beslag op het schip niet gerechtvaardigd was. Ze bood zekerheid aan in de vorm van een depot of bankgarantie voor het bedrag van US$ 1.493.230,90, dat volgens een taxatierapport de executiewaarde van het schip vertegenwoordigde.

Het Gerecht oordeelde dat een conservatoir beslag kan worden opgeheven indien summierlijk blijkt dat de vordering ondeugdelijk is. Het Gerecht concludeerde dat Marina niet had aangetoond dat de vordering van CH Offshore ondeugdelijk was. Bovendien werd opgemerkt dat Marina niet in een onoverkomelijke situatie verkeerde en dat zij in staat moest worden geacht om afdoende zekerheid te stellen voor de vordering. De belangenafweging leidde er niet toe dat het beslag opgeheven moest worden. Het Gerecht wees de gevraagde voorzieningen af en verwees Marina in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak op Naf. 1.000,00 waren begroot.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Vonnis in kort geding in de zaak van:

de rechtspersoon naar het recht van Venezuela
PDV MARINA S.A.,
gevestigd in Caracas, Venezuela,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen:
de rechtspersoon naar het recht van Singapore
CH OFFSHORE LTD,
gevestigd in Singapore,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. E.M. Pennings en C.L.A. King.
Partijen zullen hierna Marina en CH Offshore worden genoemd.

Verloop van de procedure

Ter terechtzitting van 30 augustus 2013 heeft Marina gesteld en gevorderd overeenkomstig het inleidend verzoekschrift met bewijsstukken.
CH Offshore heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Vanwege de spoedeisendheid is meteen mondeling uitspraak gedaan.
Dit is de schriftelijke uitwerking daarvan.

Geschil

1.
Marina vordert dat het op 14 augustus 2013 door CH Offshore ten laste van haar gelegde conservatoire beslag op het motorschip Guanoco wordt opgeheven, althans CH Offshore te bevelen dat beslag op te heffen op straffe van verbeurte van een dwangsom, binnen een uur nadat Marina het bedrag van US$ 1.493.230,90, althans een nader door het Gerecht te bepalen bedrag, in depot bij de Griffie zal hebben gestort, dan wel door middel van een bankgarantie zekerheid zal hebben gesteld voor dat bedrag, met verwijzing van CH Offshore in de proceskosten.
2.
CH Offshore voert verweer, waarop voor zover van belang hierna nader zal worden ingegaan.

Beoordeling

3.
Een conservatoir beslag kan onder meer worden opgeheven indien summierlijk blijkt dat de vordering of het recht ter verzekering waarvan het is gelegd
ondeugdelijk is, of, als het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
4.
Volgens Marina zijn er slechts facturen voor een bedrag van US$ 19 miljoen en moet de hoogte van de vordering nog nader worden uitgezocht via arbitrage in London. De periode waarover niet zou zijn gefactureerd is die waarin de beide schepen ter beschikking waren gesteld aan Astilleros de Venezuela, dus dat hoeft op zichzelf niet te verbazen. Aangezien Marina voor de betalingen van Astilleros de Venezuela garant stond, kan zij ook voor die periode worden aangesproken.
Al met al is niet summierlijk gebleken dat de vordering ondeugdelijk is.
5.
Marina heeft aan de hand van een taxatierapport van 28 augustus 2013 van Cunningham & Lindsey betoogd dat de executiewaarde van de Guanoco
US$ 1.493.230,90 bedraagt. Zij biedt zekerheid aan in de vorm van een depot ter griffie of een bankgarantie voor dit bedrag.
6.
Ingevolge artikel 705 lid 2 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet de zekerheid echter worden gesteld voor (het bedrag van) de vordering en niet voor (het bedrag van) de waarde van het beslagobject.
7.
Resteert de vraag of een belangenafweging niettemin tot opheffing moet leiden. Marina stelt in dat verband dat het schip nooit meer zal opbrengen dan het bedrag waarvoor zekerheid wordt gesteld, dat zich daarop, anders dan bij een beslag, geen andere beslagleggers zullen kunnen verhalen en dat het CH Offshore daarnaast vrij zal blijven staan elders beslag te leggen voor haar vordering. Marina lijdt alleen aan liggelden al een schade van US$ 26.000,00 per dag. Daarnaast kan zij het schip niet inzetten en gaat het door stilliggen snel achteruit.
8.
CH Offshore heeft daar onweersproken tegenover gesteld dat de vordering is ontstaan doordat Astilleros de Venezuela jarenlang met de schepen heeft gevaren zonder daarvoor te betalen, dat het in de praktijk zo goed als onmogelijk is om in Venezuela met succes beslag te leggen, dat een ander in Curaçao verwacht schip van Marina meteen na de beslaglegging is omgeleid, dat de wederpartij pas na het leggen van beslag iets van zich heeft laten horen en dat sindsdien in London naarstig is onderhandeld over een bankgarantie voor de op US$ 70 miljoen begrote vordering.
9.
Hieruit kan worden opgemaakt dat Marina niet met de rug tegen de muur staat, maar, al dan niet met de hulp van aan haar gelieerde vennootschappen, in staat moet worden geacht afdoende zekerheid te stellen voor het bedrag van de vordering.
Als daarbij in aanmerking wordt genomen hoe de vordering is ontstaan en hoe moeilijk het is op andere wijze betaling te verkrijgen, dan leidt ook een belangenafweging niet tot opheffing.
10.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Marina verwezen in de proceskosten, tot aan deze uitspraak begroot op Naf. 1.000,00 wegens salaris van de gemachtigden.

Beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
- weigert de gevraagde voorzieningen;
- verwijst Marina in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van CH Offshore begroot op Naf. 1.000,00;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2013, in aanwezigheid van de griffier.