ECLI:NL:OGEAC:2012:BV2223

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 2011/ 52975KG
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opschorting schorsingsbesluiten en schadevergoeding door directieleden van Aqualectra

In deze zaak vorderden de directieleden van Aqualectra, [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3], opschorting van schorsingsbesluiten en schadevergoeding wegens aantasting van hun goede naam. De eisers stelden dat de Raad van Commissarissen (RvC) hen onterecht had geschorst en dat hun reputatie ernstig was geschaad door de publiciteit rondom hun schorsing en het voornemen tot ontslag. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat de vordering tot toelating tot het werk niet toewijsbaar was, aangezien de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) de hoogste macht binnen de vennootschap is en bij grote meningsverschillen tussen de directie en de AVA de directieleden het veld moesten ruimen. Echter, het Gerecht kende wel een voorschot op schadevergoeding toe aan de eisers, omdat de schorsing en de publiciteit hen in een kwaad daglicht hadden gesteld. De eisers vorderden ook een voorschot op schadevergoeding van Naf. 50.000,00 per persoon wegens aantasting van eer en goede naam, alsmede vergoeding van rechtsbijstandskosten. Het Gerecht oordeelde dat de schorsingen en het ontslag van de directieleden niet op de juiste wijze waren uitgevoerd en dat de publiciteit rondom de schorsingen onterecht was, wat leidde tot de toekenning van een voorschot op schadevergoeding van Naf. 5.000,00 per eiser. De proceskosten werden eveneens aan de zijde van de eisers toegewezen.

Uitspraak

Zaaknummer: AR 2011/ 52975KG
Vonnisdatum: 20 januari 2012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding in de zaak van:
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
3. [eiser sub 3],
allen wonende te Curaçao,
eisers,
gemachtigden mrs. Th. Aardenburg en M.F. Bonapart,
tegen:
de naamloze vennootschap INTEGRATED UTILITY HOLDING N.V.,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde mr. E.R. de Vries.
Eisers zullen hierna [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3], dan wel gezamenlijk [eisers] c.s. worden genoemd en gedaagde Aqualectra.
<b>Verloop van de procedure</b>
Ter terechtzitting van 23 december 2011 hebben [eiser sub 1] c.s. gesteld en gevorderd overeenkomstig het inleidend verzoekschrift met bewijsstukken en de akte aanvulling van eis. Aqualectra heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
[eiser sub 1], [eiser sub 2] en De Vries waren in persoon ter zitting aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Namens Aqualectra was aanwezig commissaris [ ] en aanvankelijk ook president-commissaris [ ], bijgestaan door de gemachtigde.
<b>Feiten</b>
1. Het Gerecht is uitgegaan van de volgende feiten:
a. [eiser sub 1], geboren op [datum] 1958, is bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) van Aqualectra van 17 april 2009 benoemd tot President Directeur. Op 20 april 2009 is hij met Aqualectra een overeenkomst van opdracht aangegaan voor de duur van vijf jaar, ingaande 1 januari 2009, waarbij hij de functie van President Directeur bekleedt. [eiser sub 1] kwam in 1992 in dienst van Kodela (nu Aqualectra Distribution) en trad op 1 februari 1999 toe tot de directie van Aqualectra als Directeur Financieel Economische Zaken. Van 1 juni 2006 tot 1 januari 2009 was hij tevens waarnemend President Directeur.
b. [eiser sub 2], geboren op [datum] 1951, is bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) van Aqualectra van 17 april 2009 benoemd tot Directeur Human Resource- and Facility Management. Op 20 april 2009 is hij met Aqualectra een overeenkomst van opdracht aangegaan voor de duur van drie jaar, ingaande 1 januari 2009, waarbij hij de functie van Directeur Human Resource- and Facility Management bekleedt. [eiser sub 2] kwam in 1986 in dienst van Kodela en trad op 1 juni 1999 toe tot de directie van Aqualectra als Directeur Human Resource Management.
c. [eiser sub 3], geboren op [datum] 1970, is bij besluit van 11 mei 2010 benoemd tot Directeur Financieel Economische Zaken van Aqualectra. Op 30 juni 2010 is hij met Aqualectra een overeenkomst van opdracht aangegaan voor de duur van vijf jaar, ingaande 1 juli 2010, waarbij hij de functie van Directeur Financieel Economische Zaken bekleedt. [eiser sub 3] is registeraccountant. Hij trad op 1 januari 2002 in dienst bij KAE (nu Aqualectra Production).
d. Ingevolge artikel 2.1 van hun overeenkomsten van opdracht dienden de opdrachtnemers hun functies uit te voeren met inachtneming van en overeenkomstig de instructiebrief van de Raad van Commissarissen (RvC) van 17 april 2009, hun functie profiel, de performance targets, zoals vastgelegd in het jaarlijks door de RvC goedgekeurde business plan van Aqualectra, en eventueel andere beleidsrichtlijnen en aanwijzingen die conform de statutaire bepalingen door de RvC worden gegeven.
Ingevolge artikel 2.2 dienden zij jaarlijks ([eiser sub 1] en [eiser sub 3]), dan wel periodiek ([eiser sub 2]), verslag uit te brengen aan de RvC en AVA van Aqualectra.
e. Het beleid voor het komend boekjaar is jaarlijks overeenkomstig artikel 9 lid 3 van de Statuten van Aqualectra door de AVA vastgesteld op basis van een door de directie opgesteld strategisch plan. Voor het gevoerde beleid over de boekjaren 2005 tot en met 2009 is door de AvA décharge verleend aan de directie. Het jaarverslag en de jaarrekeningen van Aqualectra zijn tot en met 2009 steeds goedgekeurd door de AVA en voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring.
f. Enig aandeelhouder van Aqualectra is het Land Curaçao. Na het aantreden van een nieuwe regering op 10 oktober 2010 heeft de aandeelhouder nieuwe commissarissen benoemd. In januari 2011 heeft de directie op instructie van de AvA moeten meewerken aan de overdracht om niet van de “A” aandelen die Aqualectra hield in CUC Holdings (de houder van de aandelen in de vennootschap die de BOO centrale exploiteert) aan Refineria di Korsou N.V. In april 2011 heeft de AVA besloten tot verlaging van de energieprijzen voor consumenten met vijf cent per Kwh. De directie heeft zich uitgesproken tegen deze beslissingen, die volgens haar negatieve gevolgen voor Aqualectra zouden hebben.
g. In april 2011 heeft de voorzitter van de RvC, [ ], op een persconferentie bekend gemaakt dat binnenkort een audit bij Aqualectra zou worden uitgevoerd door een internationaal forensisch bureau gespecialiseerd in energie, met als doel om na te gaan of er sprake is van fraude binnen het bedrijf. In mei 2011 heeft de RvC het consultancy bureau FTI uit de Verenigde Staten ingeschakeld om dit onderzoek uit te voeren. De directie heeft geweigerd dit besluit te bekrachtigen.
h. In het kader van aanwijzingen op het gebied van efficiëntie en besparingen heeft de RvC op 11 juli 2011 aan de directie verzocht en voor zover nodig opgedragen gedurende een periode van zes maanden alle voor of namens Aqualectra of haar dochterbedrijven te verrichten betalingen en aankopen voor een bedrag van Naf. 50,00 of meer, vooraf schriftelijk te laten goedkeuren door een lid van de RvC.
i. In augustus 2011 heeft FTI een concept rapport uitgebracht waarop de directie heeft kunnen reageren. Van mogelijke fraude blijkt uit het rapport niet. Wel is sprake van 53 bevindingen/conclusies/aanbevelingen, waarvan de directie er 3 heeft overgenomen en 50 gemotiveerd heeft betwist. De definitieve versie van het rapport werd op 2 september 2011 aan [eisers] c.s. aangeboden.
j. Bij brieven van 2 september 2011 heeft de RvC aan [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3] meegedeeld dat de RvC voornemens was de AVA te verzoeken over te gaan tot hun ontslag als bestuurder van Aqualectra. In een bijlage bij die brieven werden 11 redenen voor ontslag uiteengezet. Het handelen van [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3] werd in die bijlagen gekwalificeerd als mismanagement of wanbeleid en handelen in strijd met de wet of de statuten van Aqualectra. Zij kregen tot 8 september 2011 om schriftelijk te reageren, wat zij bij brieven van 15 september 2011 hebben gedaan. Op 8 september 2011 heeft de Minister van Algemene Zaken de directieleden in een radioprogramma in verband gebracht met seksuele intimidatie.
k. Op 3 oktober heeft [ ] als president-commissaris ad interim gesprekken met [eisers] c.s. gevoerd waarin hij hun verzocht met vakantie te gaan, zodat de zaken rond hun voorgenomen ontslag rustig konden worden afgewikkeld.
Toen zij dat weigerden ontvingen zij dezelfde dag brieven van de RvC waarin hun werd meegedeeld dat de RvC had besloten hen met onmiddellijke ingang te schorsen voor de duur van twee maanden. Bij [eiser sub 1] en [eiser sub 2] was die beslissing gebaseerd op het voornemen van de aandeelhouder om over te gaan tot hun ontslag. Bij [eiser sub 3] was de beslissing gebaseerd op het feit dat binnenkort een intern onderzoek zou plaatsvinden naar de financiële gang van zaken binnen de vennootschap. [eisers] c.s. hebben bij brief van hun raadsman bezwaar gemaakt tegen deze schorsing.
l. Nadat de directie eerst een uitnodiging had ontvangen voor een AVA op 5 oktober 2011, waarin het ontslag van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zou worden behandeld - waar zij vanwege de korte termijn van oproeping niet is verschenen - werd zij vervolgens op 6 oktober 2011 uitgenodigd voor een buitengewone AVA op 17 oktober 2011, met als agendapunt het horen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] over de aanbeveling van de RvC om hen te ontslaan. In die laatste vergadering hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] verweer gevoerd tegen hun voorgenomen ontslag. [eiser sub 3] kreeg tijdens die vergadering een brief van de RvC overhandigd, waarin stond dat deze tot de conclusie was gekomen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeleid dan wel in strijd met de wet of statuten van Aqualectra heeft gehandeld en dat men daarom het voornemen had hem voor te dragen voor ontslag. Voor de gronden werd verwezen naar de bijlage bij de hiervoor onder 1h. vermelde brief van 2 september 2011.
m. Bij brief van 14 oktober 2011 heeft de RvC [eisers] c.s. uitgenodigd voor een op 18 oktober 2011 te houden bespreking over hun schorsing als bestuurder. Tijdens die bespreking zou ook het voornemen van de RvC aan de orde komen om hen voor de duur van 5 weken te schorsen, voor het geval de eerdere schorsing geen stand zou houden. Bij [eiser sub 1] en [eiser sub 2] werd daaraan ten grondslag gelegd dat de procedure om tot hun ontslag te komen gaande was, bij [eiser sub 3] dat zijn aanwezigheid het financiële onderzoek zou belemmeren dat in opdracht van de RvC gaande was. [eisers] c.s. zijn op 18 oktober 2011 door de RvC gehoord.
n. Op 28 oktober 2011 is [eiser sub 3] in een buitengewone AVA gehoord over de aanbeveling van de RvC om hem voor te dragen voor ontslag. Hij heeft daar verweer gevoerd.
o. Bij brief van 18 november 2011 aan de Minister-President heeft de Adviseur corporate governance advies uitgebracht over het voorgenomen ontslag van [eiser sub 1] en [eiser sub 2]. Voor de advisering was advocatenkantoor Van de Laarschot & Associates Attorneys at Law als externe deskundige ingeschakeld. In het advies wordt geconcludeerd dat geen van de 11 door de RvC aangevoerde gronden om [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te ontslaan gegrond is of reden om het vertrouwen in hen op te zeggen. Geconcludeerd wordt dat er zwaarwegende gronden zijn om [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet te ontslaan.
p. Bij brief van 28 november 2011 aan de AVA heeft de RvC meegedeeld het ontslag van [eiser sub 2] te willen aanhouden, omdat hij wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd toch op 31 december 2012 zou aftreden en zijn overeenkomst van opdracht dan zou eindigen. De RvC volhardde in de aanbeveling [eiser sub 1] te ontslaan en legde daaraan in deze brief nog drie extra argumenten ten grondslag. Bij brief van 29 november 2011 heeft de Minister-President uiteengezet dat en waarom de Raad van Ministers zich niet kon vinden in het advies en dat daarom het voornemen bestond in een AVA van Aqualectra daarvan ten aanzien van [eiser sub 1] af te wijken.
q. Bij brieven van 2 december 2011 heeft de RvC [eiser sub 1] en [eiser sub 3] verzocht na ommekomst van hun schorsing op 3 oktober 2011 vrijwillig verlof op te nemen met behoud van salaris en emolumenten, bij gebreke waarvan zij in kennis werden gesteld van het voornemen hen op dezelfde gronden wederom te schorsen, met ingang van 5 december 2011, voor welk geval zij werden opgeroepen om daarover op 5 december 2011 te worden gehoord. [eiser sub 1] en [eiser sub 3] hebben geweigerd vakantie op te nemen. Zij zijn vervolgens op 5 december 2011 voor twee maanden geschorst.
r. [eiser sub 1] is bij besluit van de AVA van 9 december 2011 ontslagen als bestuurder. Bij brief van 14 december 2011 is zijn overeenkomst van opdracht met onmiddellijke ingang opgezegd, onder toekenning van zijn maandelijkse vergoedingen over een periode van zes maanden, dus tot en met 14 juni 2012.
Hij heeft op 21 december 2012 een spoedeisende bodemprocedure tegen Aqualectra aangespannen, waarin hij primair nakoming van de overeenkomst van opdracht vordert en subsidiair een verklaring voor recht dat zijn ontslag en de opzegging van de overeenkomst van opdracht nietig zijn, alsmede toekenning van een bedrag van Naf. 1.454,754,00 als schadevergoeding plus nevenvorderingen.
s. Bij brief van 14 december 2011 is [eiser sub 2] meegedeeld dat zijn ontslag niet zou worden doorgezet omdat hij toch binnenkort zou aftreden. In die brief werd hem geïnstrueerd om zijn niet-opgebouwde vakantiedagen op te nemen en werd hij vrijgesteld van werkzaamheden. Hem werd de toegang tot de lokaliteiten van Aqualectra ontzegd.
t. Bij brief van 21 december 2011 heeft Aqualectra [eiser sub 3] meegedeeld dat degenen die op 11 mei 2010 als aandeelhouders hebben besloten tot zijn benoeming als directeur daartoe niet bevoegd waren, zodat van een rechtsgeldig besluit om hem te benoemen geen sprake was, terwijl van enig ander besluit of van bekrachtiging door de AVA niet is gebleken. Hem werd verder meegedeeld dat de op 30 juni 2010 door de toenmalige president-commissaris met hem getekende overeenkomst van opdracht niet voorafgaand door de AVA was goedgekeurd, zodat ook het aangaan van die overeenkomst niet rechtsgeldig is geschied. Hij werd in de gelegenheid gesteld zich hierover en over de gevolgen die Aqualectra daaraan wil verbinden uit te laten.
<b>Geschil</b>
2. Na aanvulling van de eis vorderen [eiser sub 1] en [eiser sub 3] primair Aqualectra op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen de overeenkomsten van opdracht integraal na te komen door hen toe te laten tot het werk met doorbetaling van loon en emolumenten, althans de werking van de schorsingsbesluiten op te schorten totdat daarover in een bodemprocedure definitief is beslist.
[eisers] c.s. vorderen daarnaast de veroordeling van Aqualectra tot toekenning aan ieder van hen van een voorschot op schadevergoeding wegens aantasting van eer en goede naam ten bedrage van Naf. 50.000,00, alsmede tot betaling van Naf. 36.927,95 wegens kosten van rechtsbijstand.
[eiser sub 1] vordert subsidiair een voorschot op een in de bodemprocedure toe te kennen schadevergoeding gelijk aan zijn loon plus emolumenten over de resterende contractsperiode, althans over een periode van anderhalf jaar, een en ander met verwijzing van Aqualectra in de proceskosten
3. [eisers] c.s stellen daartoe dat de na 10 oktober 2010 benoemde RvC van meet af aan op hen heeft gejaagd, op de stoel van de directie is gaan zitten, maatregelen nam met funeste gevolgen voor de financiële positie van Aqualectra en dat, toen de directie zich daartegen verzette, onmiddellijk berichten in de kranten verschenen waarin de leden van de RvC zich uitlieten over schorsing en ontslag van directieleden. De directie werd beknot in haar bestuurstaken en diende strikt te handelen naar de instructies van de RvC. In strijd met alle corporate governance regels werd de leiding van Aqualectra overgenomen door de RvC met op de achtergrond de instruerende AVA. Door de forensische audit werden [eisers] c.s. in verband gebracht met fraude, waarvan in het desbetreffende rapport vervolgens niets is gebleken. De schorsingen zijn uiterst diffamerend en bij de schorsingsbesluiten en het ontslagbesluit zijn diverse formaliteiten niet in acht genomen. Voor schorsing of ontslag bestond geen enkele grond, zoals ook uit het advies van de Adviseur corporate governance blijkt. [eisers] c.s. hebben steeds goede beoordelingen gehad en hun is voor het tot en met 2009 gevoerde beleid door de AVA steeds decharge verleend.
Het besluit tot ontslag van [eiser sub 1] en de opzegging van zijn overeenkomst van opdracht zijn nietig wegens strijd met de goede zeden, onrechtmatig wegens strijd met artikel 10 Eilandsverordening Corporate Governance en maatschappelijk onbetamelijk, alsmede in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het verbod van détournement de pouvoir en willekeur en het fair play- en evenredigheidsbeginsel. Verder is [eiser sub 1] aangetast in zijn gedurende 19 jaar bij Aqualectra opgebouwde eer en goede naam. Zijn blazoen is door toedoen van de RvC en de AVA welbewust en systematisch bevuild.
Ook [eiser sub 2] is aangetast in zijn eer en goede naam doordat hij vlak voor zijn pensioen na 25 jaar trouwe dienst een heel traject van schorsing en voornemen tot ontslag heeft moeten doorlopen.
[eiser sub 3] weet na bijna vier maanden nog steeds niet waar hij aan toe is. Hij is op dezelfde grond voor de tweede keer geschorst en nu wordt zelfs betwist dat hij statutair directeur zou zijn.
4. Aqualectra heeft verweer gevoerd, waarop hierna zal worden ingegaan.
<b>Beoordeling</b>
5. Zoals volgt uit hun overeenkomsten van opdracht dienden [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3] hun directiefuncties bij Aqualectra uit te voeren overeenkomstig de instructies, beleidsrichtlijnen en aanwijzingen van de RvC en volgens het jaarlijks door de AVA vast te stellen beleid. Met het aantreden van de huidige regering zijn de visie en het beleid van de AVA, zoals uitgedragen door de nieuw benoemde RvC, ingrijpend gewijzigd.
Het nagestreefde doel, te voorzien in een betrouwbare productie en distributie van water en stroom aan de huishoudens en bedrijven met duurzame middelen tegen een redelijke prijs, zal niet anders zijn dan voorheen, maar de manier waarop men dat denkt te bereiken wel. Dat blijkt niet zozeer uit een stuk waarin het nieuwe beleid is neergelegd – dat is in deze procedure in ieder geval niet overgelegd – maar wel uit de kritiek van de RvC/AVA op het eerder gevoerde beleid. Klaarblijkelijk staat de AVA/RvC een fundamenteel andere bedrijfsvoering voor ogen.
6. Een korte samenvatting van de kritiek:
* eigen duurzame productiecapaciteit zoals de boilers 8 en 9 zijn buiten werking gesteld en het onderhoud daaraan is gestaakt, ofschoon er geen vervangende reserve capaciteit was;
* de BOO centrale staat al negen maanden verwaarloosd buiten gebruik wegens onvoldoende onderhoud en reparaties;
* 25% van de productiecapaciteit wordt reeds drie jaar opgewekt door als tijdelijk bedoelde dure noodagregaten;
* er zijn lekverliezen van 30% op water en 12% op stroom terwijl dat in vergelijkbare landen veel lager is;
* er worden miljoenen betaald aan technische en financiële consultants;
* er worden grote financiële verplichtingen aangegaan voor de bouw van een nieuw kantoorpand;
* de directie weet geen andere oplossing te bedenken dan een verhoging van de tarieven van water en elektra en rekent voor dat Aqualectra nu een tekort van ruim 60 miljoen gulden moet hebben (en alleen vooruit kan omdat Curoil niet wordt betaald), dit terwijl de schuld aan Curoil juist aanzienlijk is afgenomen, maar tegelijk een enorme efficiëntieslag is gemaakt door voor te schrijven dat alle uitgaven van Naf. 50,00 of meer ter goedkeuring moesten worden voorgelegd aan een lid van de RvC.
[eisers] c.s. kunnen zich geheel niet vinden in deze kritiek en hebben die gemotiveerd weersproken.
7. Of de bezwaren van de AVA/RvC tegen het tot voor kort gevoerde beleid nu terecht zijn of niet – dat kan in dit kort geding overigens niet worden vastgesteld – ze gaan dermate ver en [eisers] c.s zijn het zozeer ermee oneens, dat niet valt in te zien hoe zij hun directiefuncties nog behoorlijk volgens hun overeenkomsten van opdracht zouden kunnen uitvoeren, dat wil zeggen op instructie of volgens aanwijzingen van de huidige RvC. Bij een dergelijk verschil van inzicht tussen aandeelhouder/RvC en directie zijn het de directieleden die het veld moeten ruimen.
Zoals Aqualectra heeft aangevoerd is niet het bestuur maar de AVA de hoogste macht binnen de vennootschap. Ingevolge artikel 2:136 lid 2 BW en artikel 7 van de statuten van Aqualectra kunnen statutair directeuren te allen tijde door de RvC of de AVA worden geschorst en te allen tijde door de AVA worden ontslagen en ingevolge artikel 7:408 BW kan de opdrachtgever de overeenkomst van opdracht te allen tijde opzeggen. Daar komt bij dat [eiser sub 1] heeft gesteld dat hij zijn laatste maanden in functie als boksbal heeft gediend, zodat het ook om die reden niet wenselijk is hem in de huidige constellatie te doen terugkeren. De vorderingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 3] om weer tot het werk te worden toegelaten zijn dan ook niet toewijsbaar.
8. Voor zover de handelwijze van Aqualectra jegens [eisers] c.s. als onrechtmatig zou moeten worden aangemerkt zal dit zich moeten oplossen in schadevergoeding. De overeenkomsten van opdracht kennen zelfs een bepaling (artikel 2.5 bij [eiser sub 1] en [eiser sub 3] en artikel 2.3 bij [eiser sub 2]) voor het geval van onrechtmatige opzegging. Dan moeten loon en emolumenten over de resterende contractsperiode worden uitbetaald, met een minimum van anderhalf jaar.
9. [eiser sub 1] is als directeur ontslagen door het daartoe bevoegde orgaan, de AVA, nadat hij over zijn voorgenomen ontslag was gehoord op een buitengewone AVA, waar zijn ontslag op de agenda stond en waarvoor hij tijdig was uitgenodigd. Daarop is advies aan de Adviseur corporate governance gevraagd, waarvan vervolgens gemotiveerd is afgeweken. In zoverre is het ontslag dan ook niet onregelmatig.
10. Voor het overige vergt beantwoording van de vraag of de opzegging van [eiser sub 1] onrechtmatig is een nader onderzoek naar de feiten, waarvoor dit kort geding zich niet leent. Dat zal moeten gebeuren in de reeds door hem aangespannen spoedeisende bodemprocedure. Nu hij bovendien tot half juni 2012 wordt doorbetaald en de beslissing in die bodemzaak normaal gesproken voor die tijd zou mogen worden verwacht – ter zitting heeft de gemachtigde van Aqualectra desgevraagd meegedeeld dat de RvC ook een spoedige afhandeling wil - is er ook geen aanleiding daarop in dit kort geding vooruit te lopen. Ook de kosten van rechtsbijstand zullen daar aan de orde kunnen komen.
11. Blijven over de vorderingen tot toekenning van een voorschot op schadevergoeding wegens aantasting van eer en goede naam.
Zoals gezegd trekt de directie bij vergaande verschillen van inzicht met de aandeelhouder over de te volgen koers in het algemeen aan het kortste eind. Een en ander zal echter op een zakelijke en zorgvuldige wijze moeten worden afgehandeld. Zo bepaalt artikel 2:7 lid 1 BW dat de rechtspersoon en degenen die krachtens wet of statuten bij zijn organisatie zijn betrokken zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
12. Daaraan heeft het hier ontbroken. De aankondiging op een persconferentie door de president-commissaris van een onderzoek naar fraude binnen het bedrijf, zonder vermelding van de aanleiding voor dat onderzoek, heeft de directie in een kwaad daglicht gesteld, zoals uit het vier maanden later verschenen rapport bleek zonder enige grond. Hetzelfde geldt voor de uitspraak van de Minister van Algemene Zaken op de radio waarbij de directieleden in verband werden gebracht met seksuele intimidatie, zonder dat daarnaar een onderzoek was of werd ingesteld. Aqualectra heeft aangevoerd dat zij niet kan worden vereenzelvigd met de Minister van Algemene Zaken. Nu deze zich echter als vertegenwoordiger van de aandeelhouder actief met het (voorgenomen) ontslag van de directie heeft bezig gehouden en Aqualectra nimmer afstand heeft genomen van deze uitspraak, moet die mede aan haar worden toegerekend. Tegen de achtergrond van deze uitlatingen in de pers werden de schorsingen van [eisers] c.s. nodeloos diffamerend.
Aqualectra heeft nog aangevoerd dat hoge bomen veel wind vangen, maar tegen dit soort wind hoeven [eisers] c.s. niet zonder meer bestand te zijn.
Al met al is dan ook voldoende aannemelijk dat de bodemrechter schadevergoeding zal toekennen wegens aantasting van eer en goede naam. Bij wijze van voorschot daarop zal aan [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3] elk een bedrag van Naf. 5.000,00 worden toegekend.
13. Jegens [eiser sub 3] heeft Aqualectra zich nog op het standpunt gesteld dat hij helemaal geen directeur is en ook geen rechtsgeldige overeenkomst van opdracht heeft, omdat degenen die op 11 mei 2010 als aandeelhouders hebben besloten tot zijn benoeming daartoe niet bevoegd waren, terwijl van enig ander besluit of van bekrachtiging door de AVA niet is gebleken. Verder zou niet zijn gebleken dat de op 30 juni 2010 door de toenmalige president-commissaris met hem getekende overeenkomst van opdracht voorafgaand door de AVA was goedgekeurd.
14. [eiser sub 3] heeft destijds op de vacature voor de functie van Directeur Financieel Economische Zaken van Aqualectra gesolliciteerd en heeft vervolgens de gehele procedure met succes doorlopen, waarna hij die functie anderhalf jaar heeft vervuld. Alle bij zijn aanstelling betrokkenen, onder wie [eiser sub 3] zelf, zijn er destijds vanuit gegaan dat daarbij de vereiste formaliteiten in acht waren genomen en dat zijn aanstelling en overeenkomst van opdracht rechtsgeldig waren. Mocht thans inderdaad blijken dat dit niet het geval is geweest, dan brengen de redelijkheid en de billijkheid mee dat een en ander alsnog door het bevoegde orgaan van Aqualectra wordt bekrachtigd, wat op zichzelf eenvoudig zou kunnen.
Indien Aqualectra daar niet voor kiest dan zal zij, gelet op het bepaalde in artikel 2:22 lid 2 BW de schade van [eiser sub 3] moeten vergoeden. Een goedkope mogelijkheid om van hem af te komen lijkt een eventueel gebrek in zijn aanstelling dan ook niet op te leveren.
15. Als op belangrijke punten in het ongelijk gestelde partij wordt Aqualectra verwezen in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op Naf. 1.169,500 aan explootkosten, Naf. 2.400,00 aan griffierecht en Naf. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde.
<b>Beslissing</b>
Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
- veroordeelt Aqualectra tot betaling aan elk van eisers van een bedrag van
Naf. 5.000,00;
- verwijst Aqualectra in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. begroot op
Naf. 1.169,500 aan explootkosten, Naf. 2.400,00 aan griffierecht en Naf. 1.500,00
aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2012, in aanwezigheid van de griffier.