ECLI:NL:OGEAC:2011:BU8428

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 51947
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afbraak van bouwwerken en voorzieningen in kort geding tussen buren op resort Boca Gentil

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, vorderde eiseres in kort geding de afbraak van verschillende bouwwerken die door gedaagde op zijn perceel waren aangelegd. Eiseres en gedaagde zijn eigenaren van naast elkaar gelegen percelen op het resort Boca Gentil. Eiseres stelde dat gedaagde een pooldeck, bamboeschutting, afvoerleiding en steiger had aangelegd, die in strijd waren met de gebruiks- en welstandsbepalingen van de koopovereenkomsten met de ontwikkelaar van het resort. Eiseres vorderde in kort geding afbraak van deze constructies, omdat zij stelde dat deze haar privacy aantastten en dat de bouwwerken onrechtmatig waren.

De mondelinge behandeling vond plaats op 8 november 2011, waarbij eiseres niet persoonlijk aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar echtgenoot. Tijdens de behandeling werd gesproken over een mogelijke minnelijke regeling, maar partijen konden geen overeenstemming bereiken. Eiseres stelde dat het pooldeck een onrechtmatige bebouwing was en dat de bamboeschutting niet in de omgeving paste. Gedaagde voerde aan dat eiseres geen spoedeisend belang had bij haar vorderingen, omdat de bouwwerken al geruime tijd aanwezig waren en eiseres eerder op de hoogte was van de situatie.

Het Gerecht oordeelde dat eiseres niet voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorzieningen met betrekking tot het pooldeck, de bamboeschutting en de afvoerleiding. De vorderingen werden afgewezen, en eiseres werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken. Wat betreft de steiger werd wel een spoedeisend belang aangenomen, maar ook deze vordering werd afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op NAF 1.500,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 6 december 2011.

Uitspraak

KG 51947
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding van 6 december 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende in Nederland,
eiseres,
gemachtigden mrs. J.A.M. Burgers en R.G. Saleh,
tegen
[gedaagde],
wonende in Nederland,
gedaagde,
gemachtigde mr. H.W. Braam.
1. De procedure
1.1. Eiseres heeft op 24 oktober 2011 een verzoekschrift in kort geding, voorzien van producties, ingediend. De mondelinge behandeling daarvan heeft plaatsgevonden op 8 november 2011. Eiseres was niet persoonlijk aanwezig – zij verbleef in Nederland – maar zij liet zich vertegenwoordigen door haar echtgenoot, de heer [ ]. Gedaagde was wel aanwezig. Ook alle hiervoor genoemde advocaten van partijen waren aanwezig.
1.2. Nadat partijen hun stellingen aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities hadden toegelicht, is de mondelinge behandeling ter plaatse voortgezet, dit voor een beter beeld van de door partijen beschreven situatie. Ter plaatse is gesproken over een minnelijke regeling waarbij de rechter partijen een mogelijke regeling heeft voorgesteld. Gedaagde is hiermee direct akkoord gegaan. Eiseres is een termijn voor beraad gegeven.
1.3. Uiteindelijk is eiseres niet volledig akkoord gegaan met het voorstel en heeft zij gevraagd om nog een akte te mogen nemen, dan wel haar stellingen verder toe te lichten tijdens een daarvoor nader te bepalen voortgezette behandeling. Eiseres is daarvoor geen gelegenheid meer gegeven. Het spoedeisend karakter van de procedure brengt met zich dat de behandeling in beginsel tot een enkele zitting is beperkt en dat daarna direct vonnis wordt gewezen.
1.4. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn ieder eigenaar van naast elkaar gelegen percelen op het resort Boca Gentil in Curaçao. De percelen zijn door ieder van partijen verkregen door een koopovereenkomst (gevolgd door een leveringsakte) met de ontwikkelaar van het resort.
2.2. In de door de ontwikkelaar gesloten koopovereenkomsten met partijen is een aantal gebruiks- en welstandsbepalingen opgenomen. Onder meer is daarin opgenomen dat niet binnen drie meter aan weerskanten van de percelen gebouwd mag worden. Voorts is daarin opgenomen dat erfafscheidingen door hekwerken e.d. niet zijn toegestaan.
2.3. Gedaagde heeft tegen een gedeelte van de erfafscheiding met het perceel van eiseres een stenen muur opgetrokken van ongeveer twee meter hoog. De bovenzijde van de muur ligt op gelijke hoogte als de vloer van de benedenverdieping van de woning van gedaagde.
2.4. Vervolgens heeft gedaagde een bij zijn woning gelegen pooldeck doorgetrokken tegen de bovenzijde van de hiervoor bedoelde stenen muur, waardoor het pooldeck thans tot aan de erfgrens strekt en deze aldus twee meter boven het maaiveld van het – dus lager gelegen – perceel van eiseres ligt. Het geheel lijkt daarmee op een uitzichttoren. Dat effect wordt nog versterkt door een hek dat gedaagde aan het einde van zijn pooldeck heeft geplaatst, dus bovenop de tegen de erfafscheiding geplaatste stenen muur.
2.5. Gedaagde heeft tegen een ander gedeelte van de erfafscheiding met het perceel van eiseres een bamboeschutting van ongeveer twee meter hoog opgetrokken. De bamboeschutting is geplaatst op een muurtje van natuursteen. Uit de kopse kant van het muurtje mondt een afvoerleiding voor regen- en overtollig zwembadwater uit. Het water valt van daaruit ongeveer anderhalve meter naar beneden op het terrein van eiseres, ware het niet dat door een onlangs door gedaagde geplaatste houten plaat, het water thans niet meer op het perceel van eiseres maar op dat van gedaagde komt.
2.6. Gedaagde heeft op de klip aan de achterzijde van zijn perceel een steiger met een zwemtrap aangelegd. Hij gebruikt deze steiger om te scuba-duiken. Gedaagde heeft op een ander gedeelte van zijn terrein een klein strandje, maar door de golfslag en de koraalrotsen in het water is het niet mogelijk om van daaruit met een duikuitrusting het water in te gaan.
2.7. Partijen hebben voorafgaand aan de bouw van de onder 2.3. bedoelde muur, daarover afspraken gemaakt inhoudende dat gedaagde een muur zou optrekken die een meter hoger zou zijn dan de muur zoals die thans is uitgevoerd. Aan de achterzijde van de muur zou, op het perceel van gedaagde, nog een muur worden gebouwd waardoor een door gedaagde te beplanten plantenbak zou ontstaan. Voornoemde afspraken van partijen volgen uit een plan-tekening van gedaagde die eiseres heeft getekend voor akkoord.
2.8. Uit de hiervoor bedoelde tekening kan, na nauwkeurige en uitgebreide bestudering, worden afgeleid dat tegen de daarin geprojecteerde stenen muur, een pooldeck zou worden geplaatst, op dezelfde hoogte als de woning van gedaagde, dus twee meter hoger dan het perceel van eiseres.
3. Het geschil
3.1. Eiseres vordert – samengevat – de afbraak c.q de verwijdering van het hiervoor beschreven pooldeck, de bamboeschutting, de afvoerleiding en de steiger. Daaraan legt zij ten grondslag dat het pooldeck een bebouwing is die ingevolge de hiervoor onder 2.2. bedoelde gebruiksbepalingen niet is toegestaan. Weliswaar heeft zij met gedaagde afspraken gemaakt over het optrekken van een stenen muur, maar heeft zij nimmer ingestemd met een daartegen, op dezelfde hoogte te plaatsen pooldeck. Gedaagde heeft vanaf het pooldeck een vrij uitzicht op het perceel van eiseres. Daarmee gaat haar privacy verloren. Zij heeft hiermee niet ingestemd.
3.2. Ook de bamboeschutting zou in strijd zijn met de meergenoemde gebruiksbepalingen. Over deze schutting is geen enkele vorm van overleg geweest. Eiseres vindt de bamboeschutting lelijk, althans niet passend in de inrichting van het resort.
3.3. Door een onlangs geplaatste houten plank stroomt er geen water meer uit de afvoerleiding van gedaagde op het perceel van eiseres. Eiseres stelt echter nog last te hebben van het geluid waarmee het water vanuit de leiding naar beneden klettert.
3.4. Eiseres stelt dat de steiger zonder vergunning is gebouwd en bovendien niet op het perceel van gedaagde is gelegen, en reeds daarom sprake is van een onrechtmatige constructie. Onbevoegden zouden via de steiger vanaf het water de percelen kunnen bereiken. De kans op inbraak zou hierdoor worden vergroot. Huurders van de woning van eiseres – toeristen – zouden hierover bij eiseres hebben geklaagd.
3.5. Het verweer van gedaagde is dat de vorderingen van eiseres niet als voorlopige voorzieningen kunnen worden aangemerkt omdat de gevolgen daarvan – de afbraak van een aantal zaken – onomkeerbaar zouden zijn. Slechts indien er sprake zou zijn van een onduldbare hinder of overlast, en het voorlopig oordeel zou zijn dat ook de bodemrechter waarschijnlijk tot eenzelfde beslissing zou komen, zijn de gevraagde voorzieningen mogelijk als voorlopige voorzieningen toewijsbaar.
3.6. Subsdiair is het verweer van gedaagde dat eiseres volledig op de hoogte was van het door gedaagde destijds geprojecteerde en thans uitgevoerde pooldeck en hiermee akkoord is gegaan, voorts dat het pooldeck niet als een niet toegestane bebouwing in de zin van de gebruiksbepalingen kan worden aangemerkt.
3.7. Daarnaast ligt het pooldeck er al geruime tijd – ongeveer anderhalf jaar – en is daardoor van een spoedeisend belang van eiseres bij de afbraak daarvan geen sprake. Hetzelfde verweer wordt gevoerd met betrekking tot de bamboeschutting. Indien deze al is gebouwd in strijd met de meergenoemde gebruiksbepalingen, is in de afbraak hiervan geen spoedeisend belang gelegen. Ook deze schutting staat er al anderhalf jaar.
3.8. Wat betreft de afvoerleiding is het weerwoord dat deze thans niet meer op het terrein van eiseres afwatert door een plank die voor dat doel door gedaagde is geplaatst en dat de afvoerleiding nu eenmaal noodzakelijk is om het regenwater vanuit hoger gelegen delen van het resort af te voeren richting zee.
3.9. Voorts is de stelling van gedaagde dat de steiger niet meer is dan een loopplank, voorts dat het onmogelijk is om daaraan met een boot aan te meren omdat de zee te ruw en te ondiep zou zijn. Bovendien zou de toegang veel eenvoudiger zijn via een eveneens tot het terrein van gedaagde behorend strand. De steiger zou, anders dan eiseres stelt, wel degelijk op het terrein van gedaagde zijn gebouwd.
3.10. Op de stellingen van partijen zal, voor zover nodig, hierna verder worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Eiseres stelt een spoedeisend belang te hebben bij de door haar gevraagde voorzieningen. Samengevat stelt zij door het doorgetrokken terras van gedaagde te worden aangetast in haar privacy. De bamboeschutting vindt zij lelijk. Indien de afvoerleiding al niet op haar terrein zou uitmonden, is in ieder geval sprake van naar beneden kletterend, en daarmee geluidsoverlast veroorzakend water. Bovendien wordt door de steiger met de zwemtrap het risico van woninginbraak vergroot.
4.2. Gedaagde betwist het bestaan van een voldoende spoedeisend belang. Hij wijst erop dat de hiervoor genoemde zaken al langer dan een jaar geleden zijn aangebracht c.q. gerealiseerd zijn. Hoewel eiseres niet vaak op Curaçao is, was zij er wel toen hij de bamboeschutting aan het plaatsen was, en heeft zij toen haar misnoegen daarover aan hem kenbaar gemaakt. Eiseres heeft toen verder niets gedaan. Thans, na anderhalf jaar, kan eiseres in redelijkheid niet beweren een spoedeisend belang te hebben bij de afbraak c.q. de verwijdering van deze zaken.
4.3. Zijdens eiseres is erkend dat zij gedaagde meer dan een jaar geleden op voornoemde zaken heeft aangesproken. Zij was toen echter, naar zij stelt, door de situatie en de afwijzende reactie van gedaagde zodanig overdonderd dat zij niet direct in actie is gekomen. Pas afgelopen zomer, toen zij sinds een jaar weer voor het eerst op Curaçao was, werd zij zich voor het eerst bewust van de gevolgen van de door gedaagde gebouwde zaken.
4.4. De beoordeling is als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling, die deels ter plaatse is gehouden, is voldoende duidelijk geworden dat het pooldeck van gedaagde de mogelijkheid geeft van een vervelende inkijk vanaf het perceel van gedaagde op het perceel van eiseres. De woning van eiseres staat slechts drie meter vanaf de erfafscheiding waardoor er vanaf het pooldeck van gedaagde een goed zicht is op de woning van eiseres en de daarnaast gelegen oprit.
4.5. Evenwel dient voorafgaand aan een inhoudelijke beoordeling van de gevraagde voorzieningen, te worden beoordeeld of eiseres daarbij voldoende spoedeisend belang heeft. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat gedaagde met haar verzoek daartoe geruime tijd heeft gewacht. Indien, zoals eiseres heeft aangevoerd, de oorzaak daarvan is gelegen in de omstandigheid dat zij niet vaak op Curaçao is – maar een keer per jaar en dan voor een betrekkelijk korte periode – is tegelijkertijd de vaststelling dat er geen sprake is van een voldoende spoedeisend belang, in de zin dat niet van eiseres zou kunnen worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwacht.
4.6. Bovendien is niet aannemelijk dat eiseres de inbreuk op haar privacy met betrekking ot het pooldecht ook daadwerkelijk als zeer klemmend ervaart, immers vordert eiseres tegelijkertijd de verwijdering van de bamboeschutting waardoor de mogelijkheid voor gedaagde om op haar perceel uit te kijken juist wordt vergroot.
4.7. Ook bij de gevorderde verwijdering van de bamboeschutting heeft eiseres geen spoedeisend belang. Dat eiseres de bamboeschutting lelijk vindt, betekent niet dat van haar niet kan worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwacht.
4.8. Hetzelfde geldt voor het naar beneden kletterend water uit de afvoerleiding. Eiseres stelt hiervan hinder ondervinden, maar ook hier is een bodemprocedure de aangewezen weg, dit teneinde vast te stellen of deze hinder ook als onrechtmatig in de zin van artikel 5:37 BW juncto artikel 6:162 BW kan worden aangemerkt. Nadere bewijslevering, waarvoor in dit kort geding geen plaats is, is daarvoor noodzakelijk. Overigens is in het kader van een minnelijke regeling door gedaagde een bouwkundige oplossing vor deze afvoerleiding voorgesteld. Hoewel eiseres met deze oplossing akkoord was, hebben partijen daarover geen overeenstemming bereikt omdat de oplossing onlosmakelijk verbonden was met andere voorstellen met betrekking tot het pooldeck, de bamboeschutting en de steiger, en eiseres met die voorstellen niet akkoord is gegaan.
4.9. Met betrekking tot de gevorderde afbraak van de steiger wordt een spoedeisend belang wel aangenomen. Niet is gebleken dat eiseres met een actie hiertegen heeft getalmd. Eiseres stelt dat door de steiger de kans op inbraak wordt vergroot. Gedaagde heeft dit weersproken. Het water zou te ondiep en veel te ruw zijn om bij de zwemtrap aan land te gaan, bovendien zou het veel gemakkelijker zijn om via een achter het perceel van gedaagde gelegen strand aan land te komen. Tijdens de mondelinge behandeling kon echter worden vastgesteld dat er geen redelijke mogelijkheid is om op het strand aan land te komen door de vele rotsen die voor het strand in het water liggen. Het water bij de steiger is echter diep genoeg voor een kleine boot. Indien de steiger wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is aangelegd, naar gedaagde stelt het te water gaan met een duikuitrusting, moet tevens worden aangenomen dat het niet onmogelijk is om vanuit een boot op die plaats op en af te stappen. Door de vaak ruwe zee zal dit echter niet gemakkelijk zijn. Het ligt dan ook bepaald niet voor de hand dat ongenode gasten hier aan land willen gaan. Ook het feit dat de betreffende percelen dag en nacht worden bewaakt door een professionele beveiligingsdienst zal niet uitnodigend werken. Dat met de steiger het risico van een woninginbraak aanmerkelijk wordt vergroot, is dan ook niet aannemelijk geworden. Bovendien kan eiseres ook andere maatregelen nemen, bijvoorbeeld het installeren van een alarmsysteem. Voorlopig oordelend heeft eiseres dus geen belang bij de door haar gevorderde afbraak van de steiger.
4.10. Eiseres stelt dat de steiger op een klip staat die niet van gedaagde is, voorts dat gedaagde voor de bouw ervan geen vergunning heeft aangevraagd en/of verkregen en de steiger reeds daarom onrechtmatig is. In de procedure is niet duidelijk geworden of gedaagde inderdaad geen eigenaar is en/of een vergunning voor de betreffende steiger nodig is, maar hoe het ook zij, voor de beoordeling is dit van geen belang omdat, zoals hiervoor is overwogen, eiseres geen voldoende belang heeft bij haar vordering.
4.11. De slotsom van het voorgaande is dat eiseres bij gebreke van voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen daarin niet-ontvankelijk wordt verklaard en de vorderingen met betrekking tot de steiger en de zwemtrap worden afgewezen.
4.12. Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op
NAF 1.500,00 in verband met het salaris van de gemachtigde. Als gevorderd, zal daaraan de uitvoerbaarheid bij voorraad worden verbonden.
5. De beslissing
Het Gerecht,
5.1. verklaart eiseres niet-ontvankelijk in de door haar gevraagde voorzieningen met betrekking tot het pooldeck en de daarbij gelegen stenen muur, de bamboeschutting en de afvoerleiding,
5.2. wijst de vorderingen af in zoverre het de steiger en de zwemtrap betreft,
5.3. veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagde begroot op NAF 1.500,00,
5.4. verklaart het vonnis wat betreft het onder 5.3. bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 december 2011.