In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. De zaak betreft de nakoming van een vaststellingsovereenkomst die op 5 augustus 2021 tussen partijen is gesloten. Eiser vordert dat gedaagde de overeenkomst nakomt door een bedrag van USD 109.000,- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde heeft echter niet betaald en heeft als verweer aangevoerd dat zij pas kan betalen als zij een hypotheeklening van een financiële instelling ontvangt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een eerste hypotheek op het perceel van gedaagde stond, die op 7 mei 2025 is doorgehaald. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen financieringsvoorbehoud in de overeenkomst is opgenomen en dat gedaagde haar verplichtingen moet nakomen. De vordering tot schadevergoeding wegens waardevermeerdering van de woning is afgewezen, maar de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is toegewezen. Het Gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.