ECLI:NL:OGEABES:2025:123
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opleggen van een dwangsom voor het nakomen van een eerder gewezen vonnis in kort geding
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 31 oktober 2025 is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 november 2025, waarbij [eiser] werd vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, terwijl [gedaagde] niet verschenen was. Ondanks een deugdelijke oproeping is [gedaagde] niet op de zitting verschenen, en zijn verzoek om uitstel werd afgewezen. Het gerecht heeft verstek verleend tegen [gedaagde].
De zaak betreft een vordering tot het opleggen van een dwangsom voor het nakomen van een eerder vonnis van 28 mei 2025, waarin [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiser] en het verlijden van een notariële akte. [eiser] heeft het vonnis op 5 juli 2025 aan [gedaagde] betekend, maar heeft tot op heden geen betaling ontvangen. In het kort geding vorderde [eiser] dat [gedaagde] wordt bevolen om binnen dertig dagen na betekening van het vonnis het eerdere vonnis na te komen.
Het gerecht oordeelde dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is. Het gerecht heeft [gedaagde] bevolen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis een afspraak te maken bij een notaris voor het verlijden van de notariële akte. Tevens zijn er dwangsommen opgelegd voor het niet voldoen aan deze veroordelingen. [gedaagde] is ook veroordeeld in de proceskosten van het kort geding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.