ECLI:NL:OGEABES:2025:115

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
BON202500554
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over afgifte van in bewaring genomen goederen na faillissement

In deze zaak heeft de deurwaarder, R.C. Anzola Gerechtsdeurwaarders & Incasso, conservatoir beslag gelegd op roerende zaken en deze in bewaring genomen. Er ontstond een geschil tussen Anzola en een verweerder over de eigendom van deze goederen. Anzola vroeg het gerecht om te bepalen aan wie hij de goederen moest afgeven. Het gerecht concludeerde dat de goederen moesten worden afgegeven aan de curator van een failliete onderneming, [B.V.]. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 27 oktober 2025 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 november 2025. Tijdens deze behandeling waren de partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Het gerecht oordeelde dat de goederen, die eerder in beslag waren genomen, nu moesten worden afgegeven aan de curator, omdat het beslag was vervallen door het faillissement van [B.V.] op 16 juli 2025. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk moest worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De proceskosten werden gecompenseerd, wat inhoudt dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

registratienummer: BON202500554
datum beslissing: 1 december 2025
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van
R.C. ANZOLA GERECHTSDEURWAARDERS & INCASSO,
gevestigd te Bonaire,
verzoeker,
hierna:
Anzola,
procederend in persoon,
tegen:
[verweerder],
wonend te Bonaire,
verweerder,
hierna te noemen:
[verweerder],
gemachtigde: mr. J. Althoff,
en met als tussenkomende partijen

1.[verzoekster 1 in incident],

2. [verzoeker 2 in incident],
wonend in de Verenigde Staten van Amerika,
verzoekers in het incident,
hierna te noemen:
[verzoekers in incident],
gemachtigden: mrs. A. Schennink en J.R. Kanhai.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 27 oktober 2025;
- de akte met een incidentele vordering tot tussenkomst van [verzoekers in incident]
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2025. Anzola is verschenen. [verweerder] is vertegenwoordigd door mr. Althoff. [verzoekers in incident] is vertegenwoordigd door mrs. Schennink en Kanhai. De spreekaantekeningen die mr. Althoff en mr. Schennink hebben voorgelezen zijn aan het dossier toegevoegd.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.
2. De kern van de zaak
2.1.
Anzola heeft beslag gelegd en goederen in gerechtelijke bewaring genomen. Tussen [verweerder] en [verzoekers in incident] is een geschil ontstaan over de vraag wie eigenaar is van de in beslag genomen goederen. Anzola vraagt het gerecht te bepalen aan wie hij de goederen moet afgeven. Het gerecht komt tot de conclusie dat de goederen moeten worden afgegeven aan de beslagene. In dit geval is dat de curator van een gefailleerde onderneming.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
Op 2 augustus 2024 heeft dit gerecht op verzoek van [verzoekers in incident] en ten laste van de gefailleerde onderneming [B.V.] B.V. en diens bestuurder (hierna gezamenlijk te noemen: [B.V.]) verlof verleend om conservatoir beslag te leggen en in gerechtelijke bewaring te nemen van zonnepanelen en toebehoren (hierna ook te noemen: de goederen).
3.2.
Op 12 juni 2025 heeft Anzola het beslag gelegd en de goederen in bewaring genomen. Op dat moment bevonden de goederen zich in een container op het terrein van [verweerder].
3.3.
Op 16 juli 2025 is door dit gerecht het faillissement van [B.V.] uitgesproken.

4.De beoordeling in het incident

4.1. [
verzoekers in incident] vraagt het gerecht toe te staan dat zij mag tussenkomen in het kort geding tussen Anzola en [verweerder]. Zij stelt dat zij daar belang bij heeft, omdat zij eigenaar is van de in beslag genomen goederen en dat zij verantwoordelijk is voor de kosten van de gerechtelijke bewaring van de goederen.
4.2.
Artikel 214 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES (hierna: Rv BES) bepaalt dat een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen daarin te mogen tussenkomen.
4.3.
Anzola en [verweerder] hebben geen bezwaar tegen de tussenkomst van [verzoekers in incident] in deze procedure. Naar het oordeel van het gerecht is het evident dat [verzoekers in incident] nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitspraak in dit kort geding als geoordeeld zou worden dat de in beslag genomen goederen moeten worden afgegeven aan [verweerder]. Daarom heeft het gerecht op de mondelinge behandeling beslist dat [verzoekers in incident] als tussenkomende partij in dit geschil wordt toegelaten. Het belang bij de tussenkomst kan echter uitsluitend gelegen zijn bij de in beslag genomen goederen. Voor zover de vordering tot tussenkomst zich ook richt op andere goederen, wordt deze afgewezen.
4.4.
De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

Het verzoek tot afgifte van de in bewaring genomen goederen
5.1.
Op grond van artikel 860 lid 1 Rv BES kan een gerechtelijke bewaring op vordering van elke belanghebbende in kort geding, al dan niet tegen zekerheidsstelling, worden opgeheven door de rechter in eerste aanleg die de bewaring heeft bevolen. De rechter in eerste aanleg bepaalt op verzoek van een belanghebbende aan wie de bewaarder de zaak dient af te geven.
5.2.
Anzola verzoekt het gerecht te bepalen aan wie de in bewaring genomen goederen moeten worden afgegeven. Volgens [verweerder] is het beslag vervallen vanwege het faillissement van [B.V.] en moeten de goederen worden afgegeven aan de beslagene. Volgens [verweerder] is hij de feitelijk beslagene. Subsidiair stelt [verweerder] zich op het standpunt dat het conservatoire beslag moet worden opgeheven. [verzoekers in incident] verzoekt het gerecht te beslissen dat de in bewaring genomen goederen aan haar moeten worden afgegeven.
5.3.
Artikel 29 lid 2 Faillissementswet BES bepaalt dat gelegde beslagen door een faillissement van de schuldenaar komen te vervallen en opgaan in het algemeen faillissementsbeslag. Dat betekent in dit geval dus dat het op 12 juni 2025 door [verzoekers in incident] gelegde beslag ten laste van [B.V.] door de faillietverklaring van [B.V.] op 16 juli 2025 is komen te vervallen.
5.4.
Omdat het conservatoire beslag vanwege de faillietverklaring van [B.V.] op 16 juli 2025 is komen te vervallen, is de bewaarder op grond van artikel 860 lid 2 Rv BES verplicht tot afgifte van de zaak aan de beslagene.
5.5. [
verweerder] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij gezien moet worden als de beslagene. Het beslagverlof is verleend ten laste van [B.V.], niet ten laste van [verweerder]. Dat [verweerder] ten tijde van het beslag de beschikking had over de goederen, maakt dit niet dat hij als beslagene moet worden aangemerkt. Dit leidt tot de conclusie dat Anzola de op grond van het beslagverlof van 2 augustus 2024 en ten laste van [B.V.] en diens bestuurder in bewaring genomen goederen aan de curator in het faillissement van [B.V.] moet afgeven. De termijn waarbinnen Anzola de goederen aan de curator moet afgeven zal in redelijkheid worden bepaald op zeven dagen na betekening van dit vonnis. Het is vervolgens aan de curator om te beslissen wat er met de goederen moet gebeuren.
Proceskosten
5.6.
Anzola kan niet worden aangemerkt als een partij die in het ongelijk of gelijk is gesteld. [verweerder] en [verzoekers in incident] zijn beiden in het ongelijk gesteld; de in beslag genomen goederen zullen immers aan geen van beiden worden afgegeven. Daarom zullen alle proceskosten worden gecompenseerd.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Van kenbare bezwaren van partijen tegen uitvoerbaar bij voorraadverklaring is het gerecht niet gebleken. Dit betekent dat de beslissingen in deze uitspraak moeten worden gevolgd, een partij in hoger beroep gaat. De beslissingen in deze uitspraak gelden in dat geval tot door de hogere rechter een andere beslissing genomen wordt.

6.De beslissing

Het gerecht:
in het incident
6.1.
laat [verzoekers in incident] in het geding toe als tussenkomende partij, voor zover het gaat om de door Anzola in bewaring genomen goederen;
6.2.
compenseert de proceskosten in het incident, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat Anzola de goederen die ten laste van [B.V.] op grond van het beslagverlof van 2 augustus 2024 van dit gerecht in bewaring zijn genomen af te geven aan de curator in het faillissement van [B.V.];
6.5.
compenseert de proceskosten van partijen, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
6.6.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.