ECLI:NL:OGEABES:2024:99

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
BON202400056 en BON202400057
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en omgangsregeling voor minderjarigen na scheiding van ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan over de hoofdverblijfplaats en omgangsregeling van drie minderjarigen, geboren in 2014, 2015 en 2018. De moeder, die recentelijk naar Nederland is verhuisd, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en een omgangsregeling te treffen waarbij de kinderen om de week bij haar en de vader verblijven. De vader was het hier niet mee eens en de Voogdijraad heeft onderzoek gedaan naar de situatie van de kinderen.

De Voogdijraad concludeerde dat het wijzigen van de hoofdverblijfplaats niet in het belang van de kinderen zou zijn, aangezien zij al geruime tijd bij de vader wonen. Het gerecht heeft dit advies gevolgd en het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats te wijzigen afgewezen. Wat betreft de omgangsregeling heeft de Voogdijraad een voorstel gedaan dat de kinderen in de even weken bij de moeder verblijven en in de oneven weken doordeweeks op woensdag en donderdag bij de vader. Dit voorstel is door het gerecht overgenomen, waarbij ook de mogelijkheid van videobellen is opgenomen in de regeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een onbelaste omgang tussen de kinderen en beide ouders, en dat er hulpverlening moet plaatsvinden om de strijd tussen de ouders te verminderen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door rechter mr. J.R. Veerman en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire

registratienummer: BON202400056 (hoofdverblijf) en BON202400057 (omgang)
datum uitspraak: 2 oktober 2024
BESCHIKKING
in de zaak van
[de moeder],
wonende te Bonaire,
hierna ook: de moeder,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout,
tegen
[de vader],
wonende te Bonaire,
hierna ook: de vader,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
- [ kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 te Bonaire (hierna ook: [kind 1])
- [ kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 te Bonaire (hierna ook: [kind 2])
- [ kind 3], geboren op [geboortedatum 3] 2018 te Bonaire (hierna ook: [kind 3]).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES is in de procedure gekend:
Voogdijraad Caribisch Nederland,gevestigd te Bonaire, hierna: de voogdijraad.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure tot 17 april 2024 wordt verwezen naar de beschikking van die datum.
1.2.
Daarna is op 5 juni 2024 het rapport van de voogdijraad met bijlage
binnengekomen.
1.3.
De voortgezette mondelinge behandeling (zitting) heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2024. Daarbij waren partijen met hun gemachtigden aanwezig. Namens de Voogdijraad was mevrouw [medewerker Voogdijraad] aanwezig.
1.4.
Vervolgens is de uitspraak bepaald op vandaag.
1.5.
Op 30 september 2024 heeft de vader in persoon (dus niet via zijn gemachtigde) nog een brief ingediend. Ingevolge artikel 22 van het Procesreglement 2023 wordt daarop geen acht geslagen, omdat daaruit niet blijkt dat die brief de instemming heeft van (de gemachtigde van) de moeder.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De moeder heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar te bepalen en om een omgangsregeling te bepalen waarbij de zij de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader verblijven. Dat was de situatie voor het vertrek van de moeder naar Nederland. De vader is het daarmee niet eens. De voogdijraad heeft onderzoek gedaan en gerapporteerd over de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de omgangsregeling.
Hoofdverblijfplaats
2.2.
Het wijzigen van de hoofdverblijfplaats vindt de voogdijraad niet tegemoetkomen aan de belangen van de minderjarigen. Het gerecht overweegt dat de minderjarigen al geruime tijd bij de vader wonen en dat het in hun belang niet wenselijk is om daarin verandering te brengen. Het gerecht zal dan ook conform het advies van de voogdijraad beslissen en het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen afwijzen.
Omgang
2.3.
Voor wat betreft de omgang heeft de voogdijraad in zijn rapport naar voren gebracht dat de voorlopige omgangsregeling die bij beschikking van 17 april 2024 is vastgesteld waarbij de minderjarigen elk weekend bij de moeder van vrijdag na school/opvang tot en met zondagmiddag 17.00 uur bij de moeder verblijven redelijk goed verloopt. Volgens de voogdijraad blijft de vader daarbij wel aangegeven dat de moeder haar verantwoordelijkheden doordeweeks niet neemt en dat hij zelf geen leuke dingen kan doen met de minderjarigen omdat hij de minderjarigen nooit in het weekend ziet. De moeder geeft op haar beurt volgens de voogdijraad aan juist ook doordeweeks omgang met de minderjarigen te willen, omdat zij vanwege haar diensten vaak in het weekend moet werken. Zij zou het liefst zien dat de minderjarigen de ene week bij haar en de andere week bij de vader verblijven. De voogdijraad vindt dat de ouders niet klaar zijn voor een 50/50-regeling en stelt een regeling voor waarbij de minderjarigen in de even weken in het weekend naar de moeder gaan en in de oneven weken doordeweeks op woensdag en donderdag. De voogdijraad heeft daarbij opgemerkt dat er zorgen bestaan over de strijd die de ouders voeren en de weerslag die die strijd op de minderjarigen en op de omgang met de moeder heeft. Indien de ouders er met vrijwillige hulpverlening niet in slagen
om die strijd en de gevolgen daarvan te verminderen zal de voogdijraad een gedwongen maatregel overwegen.
2.4.
Namens de moeder is tijdens de voortgezette mondelinge behandeling aangegeven dat een regeling waarbij de minderjarigen vijf dagen bij haar verblijven, bijvoorbeeld van dinsdag na school tot zaterdag, en vervolgens negen dagen bij de vader wat haar betreft ook een optie is. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij het liefst ziet dat de voorlopige omgangsregeling ongewijzigd definitief wordt vastgesteld. Hij wil de huidige structuur behouden. De voogdijraad heeft tijdens de mondelinge naar voren gebracht dat het tijdens de mondelinge behandeling namens de moeder gedane voorstel op dit moment te uitgebreid is. Het is beter als de moeder eerst binnen de door de voogdijraad geadviseerde regeling aan de band met de minderjarigen en de dagelijkse doordeweekse structuur gaat werken.
2.5.
Het gerecht overweegt als volgt. Uit de stukken en de mondelinge behandeling is het volgende naar voren gekomen. De moeder heeft de afgelopen periode door haar vertrek naar Nederland weinig tijd met de minderjarigen doorgebracht. De vader is de ouder die de minderjarigen sindsdien structuur biedt, ervoor zorgt dat zij hun huiswerk hebben gemaakt en ervoor zorgt dat zij verzorgd naar school gaan. De moeder wil sinds haar terugkomst op Bonaire graag (meer) tijd doorbrengen met de minderjarigen en wil betrokken worden als moeder bij het leven van de minderjarigen. Dat wordt bemoeilijkt door de strijd tussen de ouders en de weerslag die die strijd op de minderjarigen heeft. Het lukt de ouders nog niet om positief over de andere ouder te spreken. Over en weer worden er beschuldigingen geuit en dat heeft invloed op hoe vrij de minderjarigen zich voelen in het contact met de andere ouder. Daarbij komt dat de vader de neiging heeft om de moeder te diskwalificeren als ouder mede vanwege haar eerdere vertrek naar Nederland. Dat lijkt dusdanig invloed te hebben op de minderjarigen dat zij een negatieve houding hebben rondom de omgang met de moeder. De minderjarigen worstelen zichtbaar met hun loyaliteitsgevoelens. Mogelijk hebben de minderjarigen duidelijkheid nodig over dat de moeder niet opnieuw zal vertrekken. De moeder moet ruimte krijgen om aan haar band met de minderjarigen te werken. Daarvoor is absoluut noodzakelijk dat de omgang niet belast is met strijd. Het gerecht acht de door de voogdijraad geadviseerde regeling op dit moment het meest in het belang van de minderjarigen. Op die manier kan de moeder werken aan de band met de minderjarigen en tegelijkertijd laten zien dat zij structuur kan aanbrengen op doordeweekse dagen, zonder dat er teveel wordt ingegrepen in de doordeweekse basis die de minderjarigen nu bij de vader hebben, terwijl de vader op deze manier tijd met de minderjarigen in het weekend kan doorbrengen. Hierbij merkt het gerecht wel op dat het heel belangrijk is dat beide ouders mee zullen werken aan hulpverlening gericht op het verminderen van de strijd tussen hen, zodat de omgang onbelast kan plaatsvinden en de ouders hier hopelijk in de toekomst zelf afspraken over kunnen maken. Dat moet in ieder geval nog gebeuren voor wat betreft de vakanties. Het
gerecht zal de mogelijkheid van videobellen uit de voorlopige omgangsregeling overnemen in de definitieve regeling.
2.6.
Vanwege het familierechtelijke karakter van deze zaak zullen de kosten tussen partijen worden gecompenseerd.

3.De beslissing

Het gerecht:
3.1.
stelt de volgende omgangsregeling vast tussen de moeder en de minderjarigen:
- de minderjarigen verblijven in de even weken in het weekend van vrijdag na school/opvang tot en met zondagmiddag 17:00 uur bij de moeder en in de oneven weken van woensdag na school/opvang tot vrijdagochtend voor school/opvang,
- de moeder kan in de even weken op één doordeweekse dag met de kinderen videobellen en in de oneven weken op één dag in het weekend,
- de moeder kan op de verjaardagen van de kinderen (en die van haarzelf) en op
feestdagen met de kinderen videobellen, in het geval de kinderen op die dag niet bij haar zijn,
3.2.
compenseert de kosten tussen partijen in die zin dat ieder de eigen kosten draagt,
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. Veerman, rechter, en is op 2 oktober 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.