In deze zaak verzoekt de vrouw tot echtscheiding van de man, waarbij zij ook vraagt om eenhoofdig gezag over hun minderjarige kind en kinderalimentatie. De man verzet zich tegen de echtscheiding op basis van artikel 1:150 lid 2 BW BES, maar het gerecht oordeelt dat zijn verzet niet gegrond is. De man heeft geen rechtens te respecteren belang bij zijn verweer, aangezien hij het huwelijk enkel in stand wil houden voor een verblijfsvergunning. Het gerecht spreekt de echtscheiding uit en verwijst de zaak naar de Voogdijraad voor onderzoek naar het gezag en de kinderalimentatie. De vrouw vraagt een kinderalimentatie van USD 250,00 per maand, maar de man is bereid om USD 150,00 te betalen, met de voorwaarde dat USD 100,00 op een geblokkeerde rekening komt. Het gerecht besluit dat de Voogdijraad een berekening moet maken van de behoefte van de minderjarige en de draagkracht van partijen. Totdat er een eindbeslissing is, wordt de kinderalimentatie voorlopig vastgesteld op USD 150,00 per maand, te betalen aan de Belastingdienst Caribisch Nederland. De beschikking is gegeven door rechter J.R. Veerman en uitgesproken op 2 oktober 2024.