In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 september 2024 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondercuratelestelling van een dochter die kampt met verslavingsproblematiek. Het verzoek is ingediend door de vader van de betrokkene, die verzoekt om benoeming tot curator. De procedure begon met de indiening van het verzoekschrift op 2 juli 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 september 2024. Tijdens deze behandeling was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door een beëdigd tolk, terwijl de betrokkene en haar moeder niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen. De moeder heeft telefonisch contact gehad met de griffie, maar haar poging om via videoverbinding deel te nemen is mislukt.
De rechter heeft vastgesteld dat de betrokkene, die verslaafd is aan drugs en veelal op straat leeft, niet in staat is haar eigen belangen te behartigen. Dit is onderbouwd door een verklaring van een psychiater en de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert. De rechter heeft geoordeeld dat er voldoende gronden zijn voor ondercuratelestelling op basis van artikel 1:378 lid 1 onder a BW BES, dat het mogelijk maakt om iemand onder curatele te stellen wegens een geestelijke stoornis.
De rechtbank heeft het verzoek om ondercuratelestelling toegewezen en de vader benoemd tot curator. Tevens is er opgemerkt dat de verzoeker zich zorgen maakt over de situatie van de betrokkene en dat hij bereid is om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een gedwongen afkicktraject. De beschikking bevat ook bepalingen over de bekendmaking van de uitspraak en de verplichtingen van de curator.