In deze zaak heeft de Voogdijraad Caribisch Nederland een verzoek ingediend tot vaststelling van de bijdrage van verweerder in de kosten van verzorging en opvoeding van twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de moeder en verweerder. De moeder heeft van rechtswege het eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl verweerder de minderjarige [kind 1] heeft erkend, maar de minderjarige [kind 2] niet. Verweerder betwist het vaderschap van [kind 2] en heeft aangegeven bereid te zijn bij te dragen aan de kosten, mits bewezen wordt dat hij de biologische vader is. De moeder weigert echter mee te werken aan een DNA-test om dit vast te stellen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het gerecht overwogen dat voor de vaststelling van de alimentatieverplichting van verweerder ten aanzien van [kind 2] eerst duidelijkheid moet komen over het biologische vaderschap. Aangezien verweerder de biologische vader niet erkent en de moeder niet meewerkt aan een DNA-test, kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat verweerder de vader is van [kind 2]. Het verzoek tot kinderalimentatie voor [kind 2] wordt daarom afgewezen.
Ten aanzien van [kind 1] heeft het gerecht de kinderalimentatie vastgesteld op USD 60,00 per maand, conform de berekening van de Voogdijraad en het akkoord van de ouders. De alimentatie gaat in op 1 oktober 2024. De beschikking is gegeven door mr. J.R. Veerman en is openbaar uitgesproken op 18 september 2024.