ECLI:NL:OGEABES:2024:85

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
BON202300575
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen een rechterlijk bevel tot betaling in een civiele zaak met betrekking tot een overeenkomst van opdracht

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een rechterlijk bevel tot betaling dat is uitgesproken op 28 augustus 2024 door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De eiser in verzet, vertegenwoordigd door mr. M.M.A. van Lieshout, heeft verzet aangetekend tegen een bevel dat was afgegeven op verzoek van de gedaagde in verzet, die werd bijgestaan door mr. E.J. Winkel. De gedaagde had een verzoekschrift ingediend waarin zij een betaling van USD 5.050,00 eiste, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De eiser in verzet betwistte de hoogte van het gevorderde bedrag en stelde dat er een ander uurtarief was afgesproken voor de werkzaamheden die de gedaagde in verzet had verricht. De rechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende overeenstemming is over het uurtarief en het aantal gewerkte uren, en dat er bewijslevering nodig is om de vorderingen te onderbouwen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere akten van beide partijen, waarbij zij zich kunnen uitlaten over de redelijkheid van het uurtarief en het aantal gewerkte uren. De rechter heeft ook toestemming verleend voor kosteloze procedure voor de gedaagde in verzet. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten in contractuele relaties en de noodzaak van bewijs in civiele procedures.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202300575
Datum uitspraak: 28 augustus 2024
VONNIS (IN VERZET)
in de zaak van
[eiser in verzet],
wonende te Bonaire,
eiser in het verzet,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout,
tegen
[gedaagde in verzet],
wonende te Bonaire
,
gedaagde in het verzet,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel.
Partijen zullen hierna [eiser in verzet] en [gedaagde in verzet] genoemd worden.

1.De procedure en de vordering

1.1. [
gedaagde in verzet] heeft met een verzoekschrift van 25 september 2023 verzocht om aan [eiser in verzet] een rechterlijk bevel tot betaling te geven van USD 5.050,00 te vermeerderen met de 15% buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente daarover vanaf de hiervoor genoemde datum met veroordeling van proceskosten en de wettelijke rente daarover indien deze niet binnen zeven dagen na het vonnis wordt voldaan. Omdat [eiser in verzet] niet op het verzoek heeft geantwoord is de gevorderde hoofdsom met rente toegewezen. De buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen tot USD 418,50 en de proceskosten zijn vastgesteld op USD 335,00.
1.2. [
eiser in verzet] is tijdig in verzet gekomen tegen voornoemd bevel. Hij vordert om het bevel teniet te doen, wat erop neerkomt dat hij wil dat hij van het bevel zal worden ontheven. Daarna is de zaak ingevolge artikel 871 Rv BES verwezen naar de gewone rolzitting van 20 december 2023. Daarna heeft [gedaagde in verzet] op 21 februari 2024 een conclusie van antwoord in oppositie genomen waarin hij verzoekt het verzet ongegrond te verklaren en hem in de kosten van de procedure te veroordelen. Daarnaast verzoekt zij om kosteloos te mogen procederen. Op 24 juni 2024 is een comparitie van partijen gehouden waarbij partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten en de beoordeling

2.1. [
eiser in verzet] heeft een klussenbedrijf. [gedaagde in verzet] heeft in opdracht van [eiser in verzet] op een aantal klussen van [eiser in verzet] gewerkt. Het gaat om werkzaamheden op de volgende door [gedaagde in verzet] omschreven adressen:
  • [adres 1]
  • [adres 2]
  • [adres 3]
  • [adres 4]
  • [adres 5]
  • [adres 6].
2.2. [
gedaagde in verzet] stelt dat zij in totaal op deze adressen voor 270 uren heeft gewerkt. In haar verzoekschrift heeft zij voor elk adres aangegeven waaruit de werkzaamheden bestonden. Zij stelt zij met [eiser in verzet] een uurtarief van USD 20,00 is overeengekomen. Voor de werkzaamheden heeft zij USD 350,00 ontvangen. Daarom zou zij nu nog USD 5.050,00 van [eiser in verzet] hebben te vorderen.
2.3. [
eiser in verzet] betwist niet dat hij met [gedaagde in verzet] op de genoemde adressen de door [gedaagde in verzet] beschreven werkzaamheden heeft verricht. Wél betwist hij het door [gedaagde in verzet] genoemde aantal uren en het door haar gestelde uurtarief. De genoemde werkzaamheden besloegen hooguit 350 uren in totaal voor twee personen. Daarvan heeft [gedaagde in verzet] hooguit 100 uren gewerkt en [eiser in verzet] zelf de rest. Met [gedaagde in verzet] is hij een uurtarief van USD 12,50 overeengekomen. Hij heeft nooit meer dan dat uurtarief betaald, ook niet voor eerdere klussen die geen onderdeel van deze procedure zij. Verder stelt hij dat hij naast de door [gedaagde in verzet] genoemde betaling van USD 350,00 contante betalingen aan [gedaagde in verzet] heeft gedaan.
2.4.
De beoordeling is als volgt. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde in verzet] in opdracht van [eiser in verzet] de door [gedaagde in verzet] beschreven werkzaamheden heeft verricht, maar zij hebben daarover niets op papier gezet. Partijen verschillen over het overeengekomen uurtarief maar zij stellen onvoldoende feiten waaruit het door ieder van hen genoemde uurtarief kan volgen. Dat er is gesproken over een uurtarief van USD 20,00 en dat een collega opdrachtnemer dat uurtarief altijd heeft gekregen, zoals [gedaagde in verzet] naar voren brengt, betekent nog niet dat dit tarief door partijen zou zijn afgesproken. Tegelijkertijd kan ook uit de stelling van [eiser in verzet] dat hij ook voor eerdere klussen nooit meer dan USD 12,50 heeft betaald niet volgen dat partijen voor deze klussen niet een ander tarief zijn overeengekomen, nog daargelaten dat de stelling dat nooit meer dan USD 12,50 zou zijn betaald niet uit de overgelegde producties blijkt. Nu dat partijen het erover eens zijn dat hun overeenkomst als een overeenkomst van opdracht kwalificeert, zal bij gebreke van een gebleken overeenstemming over het uurtarief een redelijke vaststelling daarvan moeten volgen, zulks ingevolge artikel 7:405 lid 2 BW BES. Partijen kunnen zich nog uitlaten over wat in dit verband als redelijk moet worden aangemerkt. De zaak zal voor een daartoe door partijen te nemen akte naar de rol worden verwezen.
2.5.
Zoals gezegd zijn partijen het ook niet eens over het aantal gewerkte uren. [gedaagde in verzet] stelt dat zij 270 uren heeft gewerkt. [gedaagde in verzet] stelt dat het er hooguit 100 zijn. [gedaagde in verzet] heeft als productie 9 een door [eiser in verzet] opgestelde specificatie (“werkbriefje”) overgelegd van het aantal uren van hem en van haar en een collega. Mogelijk beschikt eiser over meer van dit soort specificaties. Als dat het geval is kan hij deze met dezelfde akte overleggen. Als er geen verdere specificaties zijn dan zal ingevolge het reeds genoemde artikel 7:405 lid 2 BW BES ook hiervan een redelijke vaststelling moeten plaatsvinden, waarvoor alsdan een mogelijk door het gerecht te benoemen deskundige zich zal moeten uitlaten. Partijen zullen zich over degene die daarvoor als deskundige benoemd kan worden bij akte kunnen uitlaten bij akte.
2.6.
Echter, na een redelijke vaststelling van het aantal uren staat nog niet het aandeel van [gedaagde in verzet] daarin vast. Daarvoor zal een bewijslevering noodzakelijk zijn. [gedaagde in verzet] zal zich bij akte kunnen uitlaten over de wijze waarop zij dit bewijs wil leveren.
2.7.
Tot slot is tussen partijen in discussie of [eiser in verzet] naast de door [gedaagde in verzet] genoemde betaling van USD 350,00 contante betalingen heeft gedaan zoals [eiser in verzet] stelt. [eiser in verzet] zal nu eerst moeten stellen om welk bedrag het gaat, waarbij hij moet onderbouwen dat het ook daadwerkelijk om betalingen voor deze klussen gaat. Dat kan hij doen door middel van een akte, waarna [gedaagde in verzet] daarop een antwoordakte kan nemen. Niet kan worden uitgesloten dat het ook op dit punt aankomt op een bewijslevering.
2.8.
Uit het voorgaande volgt dat er nog wel wat hobbels zijn te nemen eer dat een eindvonnis kan worden gewezen. Gelet op de daarmee gemoeide tijd en kosten en het relatief beperkte geldelijk belang van deze zaak, wordt partijen in overweging gegeven om te proberen om tot een regeling te komen.

3.De beslissing

Het gerecht,
3.1.
verleent [gedaagde in verzet] toestemming om kosteloos te mogen procederen
3.2.
verwijst de zaak naar de rol van
2 oktober 2024voor een door [eiser in verzer] te nemen akte voor het onder 2.4, 2.5 en 2.7 vermelde doel,
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van
2 oktober 2024voor een door [gedaagde in verzet] te nemen akte voor het onder 2.4., 2.5 en 2.6 vermelde doel,
3.4.
bepaalt dat na de hiervoor bedoelde aktes partijen een antwoordakte kunnen nemen op een daarvoor op dat moment te bepalen roldatum,
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.