In deze zaak gaat het om een verzet tegen een rechterlijk bevel tot betaling dat is uitgesproken op 28 augustus 2024 door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De eiser in verzet, vertegenwoordigd door mr. M.M.A. van Lieshout, heeft verzet aangetekend tegen een bevel dat was afgegeven op verzoek van de gedaagde in verzet, die werd bijgestaan door mr. E.J. Winkel. De gedaagde had een verzoekschrift ingediend waarin zij een betaling van USD 5.050,00 eiste, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De eiser in verzet betwistte de hoogte van het gevorderde bedrag en stelde dat er een ander uurtarief was afgesproken voor de werkzaamheden die de gedaagde in verzet had verricht. De rechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende overeenstemming is over het uurtarief en het aantal gewerkte uren, en dat er bewijslevering nodig is om de vorderingen te onderbouwen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere akten van beide partijen, waarbij zij zich kunnen uitlaten over de redelijkheid van het uurtarief en het aantal gewerkte uren. De rechter heeft ook toestemming verleend voor kosteloze procedure voor de gedaagde in verzet. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten in contractuele relaties en de noodzaak van bewijs in civiele procedures.