ECLI:NL:OGEABES:2024:8

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
BON202300604
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontruiming in huurgeschil na herhaaldelijke huurachterstand

In deze zaak, die zich afspeelt in Bonaire, heeft de verhuurster een kort geding aangespannen tegen de huurster wegens herhaaldelijke huurachterstand. De huurster huurt sinds 1 november 2016 een woning voor een maandelijkse huurprijs van USD 650,00, die bij vooruitbetaling verschuldigd is. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 januari 2024 heeft de verhuurster, vertegenwoordigd door mr. A.T.C. Nicolaas, haar vordering tot ontruiming en betaling van de huurachterstand van vijf maanden ingediend. De huurster heeft verweer gevoerd en gesteld dat zij de achterstand grotendeels had voldaan en dat haar late betalingen een reactie op de verhuurster waren om gebreken aan het gehuurde aan te kaarten.

Het gerecht heeft overwogen dat de tekortkomingen van de huurster in de nakoming van haar betalingsverplichtingen zo ernstig zijn dat het waarschijnlijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De huurster heeft de huurachterstand pas in het zicht van de mondelinge behandeling voldaan, wat de verhuurster niet langer kan verplichten om achter de huurbetalingen aan te gaan. Er is een voorwaardelijke ontruiming uitgesproken, waarbij de huurster de woning moet ontruimen, tenzij zij gedurende twaalf maanden aan haar betalingsverplichtingen voldoet.

Het gerecht heeft ook geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn en dat de huurster als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moet opdraaien voor de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. Veerman op 24 januari 2024, waarbij de huurster is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, proceskosten en nakosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202300604
Datum uitspraak: 24 januari 2024
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISERES],
wonend te Bonaire,
eiseres, hierna: verhuurster,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen
[GEDAAGDE],
wonend te Bonaire,
gedaagde, hierna: huurster,
procederend in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van verhuurster met producties,
- de aanvullende producties van verhuurster op ingekomen op respectievelijk 15 en 16 januari 2024,
- de mondelinge behandeling op 17 januari 2024, waar namens verhuurster
mr. Nicolaas is verschenen en huurster in persoon is verschenen, en waarbij
mr. Nicolaas recente overzichten van de betaalachterstand heeft overgelegd.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.Het verzoek en de beoordeling

2.1.
Huurster huurt sinds 1 november 2016 van verhuurster een woning aan de [adres] te Bonaire voor een huurprijs van USD 650,00 per maand. De huurprijs is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2.
Verhuurster heeft na wijziging van de vordering tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - primair de ontruiming en subsidiair de voorwaardelijke ontruiming van het gehuurde gevorderd en daarnaast de betaling van de huurachterstand plus de tot aan de ontruiming verschuldigde termijnen, de betaling van de achterstallige kosten voor het legen van de septictank en de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente, proceskosten en nakosten. Verhuurster heeft aan haar vordering een huurachterstand van vijf maanden ten grondslag gelegd.
2.3.
Huurster heeft verweer gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij aangevoerd dat de achterstand inmiddels voor het grootste deel is betaald en dat zij het laatste deel spoedig zal voldoen, zodat de vordering dient te worden afgewezen. Huurster heeft aangevoerd dat zij te laat heeft betaald, omdat dat de enige manier is om een reactie te krijgen van verhuurster in verband met dingen die volgens huurster nog aan het gehuurde gedaan zouden moeten worden.
2.4.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als huurster daarbij een spoedeisend belang heeft. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vordering.
2.5.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
2.6.
Het gerecht overweegt als volgt. Het gerecht is van oordeel dat de tekortkoming van huurster in de nakoming van de verplichting om de huur steeds volledig en tijdig te betalen zo ernstig is, dat in voldoende mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. Daarbij speelt een rol dat huurster de huurachterstand van vijf maanden pas in het zicht van de mondelinge behandeling in deze zaak heeft voldaan en dat huurster ook daarvoor de huur herhaaldelijk te laat heeft voldaan. De door huurster genoemde redenen waarom zij de huur niet tijdig heeft betaald komen voor eigen rekening en risico van huurster. Voor zover huurster heeft bedoeld te stellen dat het gehuurde gebreken vertoont die het woongenot verminderden waar verhuurster maatregelen tegen zou moet nemen, geldt dat die stelling onvoldoende is onderbouwd. Bovendien zou, als al zou blijken dat hier wel sprake van is, dit er niet toe leiden dat huurster de verplichtingen uit de huurovereenkomst in het geheel niet meer of te laat zou mogen voldoen. Van verhuurster hoeft niet langer gevergd te worden dat zij telkens achter de huurbetalingen aan moet gaan. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen echter afgesproken dat verhuurster de ontruiming niet zal effectueren als huurster:
1) de resterende achterstand in de huur en de kosten voor het legen van de septictank van in totaal USD 795,09 uiterlijk vrijdag 19 januari 2023 voldoet en
2) huurster blijft voldoen aan de lopende verplichtingen jegens verhuurster, waarvoor in dit verband wordt uitgegaan van een periode van 12 maanden.
2.7.
Gelet op het bovenstaande zal het gerecht een voorwaardelijke ontruiming uitspreken, met dien verstande dat verhuurster aan de veroordeling tot ontruiming geen rechten kan ontlenen als huurster gedurende twaalf maanden de op haar rustende betalingsverplichtingen voldoet. Dat wil dus zeggen dat zij iedere maand voor of op de eerste dag van die maand de huurprijs van USD 650,00, althans de laatst geldende huurprijs, voldoet. Indien huurster dus voor 24 januari 2025 eenmaal in enige maand de huur niet, niet tijdig, of niet volledig voldoet, mag verhuurster de woning te ontruimen.
2.8.
Voor zover machtiging tot gedwongen ontruiming wordt gevorderd, is die vordering niet toewijsbaar. Indien noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis, kan de deurwaarder met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 555 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES (hierna: Rv BES) zonder toestemming van de bewoner het betreffende pand betreden en ontruimen. Voor de vertegenwoordiging als bedoeld in artikel 557 jo. 444 lid 2 Rv BES zal reeds toestemming worden verleend.
2.9.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen – conform de regeling daarover in het Procesreglement 2023 voor civiele zaken - worden toegewezen. Voldoende gebleken is dat die kosten in werkelijkheid en redelijkheid zijn gemaakt.
2.10.
Huurster zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de nakosten. De proceskosten bedragen:
explootkosten USD 136,85
griffierecht USD 251,00
salaris gemachtigde USD
559,00 +
totaal: USD 946,85

3.De beslissing

Het gerecht, recht doende in kort geding,
3.1.
veroordeelt huurster de woning aan de [adres] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis met alle personen en zaken die zich van de kant van huurster in en om het gehuurde bevinden, te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van verhuurster te stellen,
3.2.
verstaat dat, indien huurster niet binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis aan deze veroordeling voldoet, de deurwaarder door wie de gedwongen ontruiming zal dienen te geschieden, op grond van de wet- en regelgeving (artikel 555 e.v. Rv BES) bevoegd is de sterke arm van politie en justitie in te roepen, en verleent reeds thans toestemming voor de vertegenwoordiging als bedoeld in artikel 557 jo. 444 lid 2 Rv BES,
3.3.
bepaalt dat verhuurster aan de veroordeling onder 5.1. geen rechten kan ontlenen indien huurster voldoet aan hetgeen onder 2.6. en 2.7. overwogen,
3.4.
veroordeelt huurster tot betaling aan verhuurster van USD 418,50 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het verzoekschrift, 21 december 2023, tot de dag van algehele voldoening,
3.5.
veroordeelt huurster tot betaling van de proceskosten, tot op heden begroot op USD 946,85, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
3.6.
veroordeelt huurster tot betaling van de nakosten van USD 140,00 zonder betekening en verhoogd met USD 84,00 in geval van betekening, indien nakoming door huurster uitblijft binnen veertien dagen nadat huurster schriftelijk is verzocht door verhuurster om aan het vonnis te voldoen,
3.7.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter en uitgesproken op 24 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.