ECLI:NL:OGEABES:2024:69

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
400.00372/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag op politieagent en veroordeling voor niet voldoen aan ambtelijk bevel

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1991 op Bonaire. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling van een politieagent, alsook van het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De zaak kwam aan het licht na een incident op 7 oktober 2023, waarbij de verdachte met hoge snelheid op een politieauto afreed, die dwars op de weg stond. De agent, [slachtoffer], had een stopteken gegeven, maar de verdachte negeerde dit en reed door, wat leidde tot een achtervolging door de politie.

Tijdens de rechtszitting op 30 mei 2024 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel. De officier van justitie, mr. T.L.M. Keller, eiste een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan 709 dagen voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de poging tot doodslag, stellende dat de verdachte de agent niet op tijd had gezien en geen opzet had om hem te verwonden.

Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag of zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op letsel of de dood van de agent was. De verdachte werd vrijgesproken van feit 1, maar werd wel schuldig bevonden aan het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van één week opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door zittingsgriffier mr. S.D. Rodenboog.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00372/23
Uitspraak: 20 juni 2024 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats],
wonende op Bonaire, [adres]
.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek op de openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J. Winkel, advocaat te Bonaire.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie, mr. T.L.M. Keller, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een:
  • gevangenisstraf voor de duur van 720 dagen, waarvan 709 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest,
  • met als bijzondere voorwaarden reclasseringsbegeleiding, inclusief het volgen van een leefstijltraining, en behandeling door Mental Health Caribbean (hierna: MHC).
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd luidt de verdenking:
Feit 1
primair: poging tot doodslag van [slachtoffer] op 7 oktober 2023, door op hem in te rijden;
subsidiair: poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] op 7 oktober 2023 door op hem in te rijden;
Feit 2: het niet voldoen aan een ambtelijk bevel.

Vrijspraak van feit 1

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren. De verdachte had waarschijnlijk geen boos opzet om de agent te doden, maar als je afrijdt op een stilstaande politieauto die de weg blokkeert kan je er vanuit gaan dat er agenten naast die auto kunnen staan. Doordat verdachte besloot om door te rijden heeft hij bewust de kans aanvaard dat hij een agent zou doodrijden. Daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet. Het gaat erom dat er een mogelijkheid was dat een agent (dodelijk) zou worden geraakt.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De agent kwam plotseling achter de auto vandaan en verdachte heeft hem niet op tijd gezien. Verdachte had geen opzet op het doden of verwonden van de agent.
Oordeel van het Gerecht
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag of zware mishandeling van agent [slachtoffer]. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Buiten beschouwing laten van de aangifte
Op 9 oktober 2023 heeft politieagent [slachtoffer] aangifte gedaan van poging tot doodslag. Deze aangifte is opgenomen door verbalisant [verbalisant 1]. In de aangifte staat omschreven dat [slachtoffer] op 7 oktober 2023 met twee collega’s patrouille reed op de Kaya Korona, toen een voertuig met hoge snelheid recht op hen af kwam rijden. [slachtoffer] zou zijn uitgestapt om een stopteken te geven. [slachtoffer] omschrijft dat de auto van de verdachte op dat moment volledig stil stond en aan het schakelen was. Nadat [slachtoffer] een stopteken had gegeven kwam de auto van verdachte recht op hem af. Hij moest opzij springen en het voertuig reed rakelings langs hem heen.
Op 13 oktober 2023 heeft [slachtoffer] echter een
proces-verbaal van correctieopgemaakt, waarin hij aangeeft dat de inhoud van zijn aangifte niet (helemaal) juist is. In dit proces-verbaal schrijft hij dat het niet klopt dat hij een stopteken gaf op de Kaya Korona. [slachtoffer] schrijft dat op de Kaya Korona een auto opviel vanwege roekeloos rijgedrag, en dat hij en zijn collega’s besloten om er achteraan te gaan. Vervolgens beschrijft [slachtoffer] in het proces-verbaal van correctie niet alleen een andere locatie waar het op hem inrijden zou hebben plaatsgevonden (Kaya Kanari), maar ook deels een andere gang van zaken. Althans komt in het proces-verbaal van correctie niet terug wat wel in de aangifte staat beschreven: dat de betrokken auto eerst stil stond, toen een stopteken kreeg en toen op [slachtoffer] af reed. Andersom staat in de aangifte niet beschreven wat in het proces-verbaal van correctie staat over het dwars op de weg zetten van de politieauto om de weg af te sluiten en de auto tot stoppen te dwingen.
Al met al het stelt Gerecht vast dat uit het proces-verbaal van correctie wel volgt dat de aangifte gedeeltelijk onjuist is, maar dat onvoldoende duidelijk is welke gedeeltes van de aangifte wel, en welke gedeeltes niet correct zijn. Het Gerecht zal de aangifte van 9 oktober 2023 daarom bij de beoordeling van het bewijs buiten beschouwing laten.
Het proces-verbaal van bevindingen (plaats delict)
Uit het proces-verbaal van bevindingen (plaats delict) blijkt het volgende. Op 7 oktober 2023 tijdens de avonddienst rijden verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [slachtoffer] in een opvallende politieauto. Op de Kaya Korona zien zij een blauwe auto (SUV) met hoge snelheid aan komen rijden. De politieauto moet uitwijken om een aanrijding te voorkomen. De blauwe auto rijdt met hoge snelheid verder, waarop de verbalisanten besluiten achter de auto aan te gaan. Na de rotonde verliezen ze de auto uit het zicht, maar na een (korte) zoektocht zien de verbalisanten op de Kaya Kanari dezelfde auto weer aan komen rijden. Opnieuw uit tegenovergestelde richting en met hoge snelheid. De politieauto wordt schuin op de weg stil gezet om de weg af te sluiten, en de licht- en geluidsignalen worden aangezet als stopteken. De blauwe auto komt nog steeds aanrijden.
[slachtoffer] schrijft in dit proces-verbaal dat hij vervolgens uit de politieauto stapt en een stopteken geeft door zijn arm omhoog te doen. De blauwe auto rijdt door, vlak langs hem; hij moet opzij springen om niet geraakt te worden. In het proces-verbaal van correctie schrijft [slachtoffer] over ditzelfde moment:

Ik stapte vervolgens uit de auto en ging midden op de weg staan om de bestuurder met mijn opgestoken hand een stopteken te geven. Het stopteken wat ik gaf werd door de bestuurder genegeerd waarna de bestuurder op mij inreed.”
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] schrijven echter niets over inrijden op hun collega [slachtoffer]. Zij relateren het volgende:

Wij, verbalisanten zagen dat na het aanzetten van de optische licht- en geluid signalen van onze dienstvoertuig en het duidelijke teken tot stoppen, gegeven door verbalisant [slachtoffer], de bestuurder dit stopteken negeerde en geen gehoor gaf aan ons bevel.”
Hieruit volgt dat zij wel hebben gezien dat [slachtoffer] een stopteken gaf, al wordt niet beschreven hoe en waar hij dat deed. Zij verbaliseren ook dat de blauwe auto doorreed en het stopteken negeerde. Maar over dat de auto recht op [slachtoffer] afreed en dat hij opzij moest springen om niet geraakt te worden, zoals [slachtoffer] zelf verbaliseert, schrijven zij niets. Wel blijkt uit het proces-verbaal dat de blauwe auto is doorgereden, dat opnieuw een achtervolging heeft plaatsgevonden en dat de bestuurder van de blauwe auto, verdachte, enkele straten verderop is aangehouden.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat het klopt dat hij achtervolgd werd door de politie en dat hij hun stoptekens heeft genegeerd. Hij ontkent stellig te zijn ingereden op een agent. Verdachte verklaart dat hij aan kwam rijden toen hij dwars op de weg de politieauto zag staan. Hij reed toen 30 of 40 kilometer per uur. De verdachte verklaart dat hij besloot om, langs de zijkant, om de politieauto heen te rijden. Daarvoor was voldoende ruimte, aldus de verdachte. Toen hij ongeveer vijf meter van de politieauto verwijderd was, zag hij opeens een agent achter de politieauto vandaan komen. Er was geen tijd meer om te stoppen, daarom is de verdachte om hem heen gereden. Desgevraagd verklaarde verdachte dat hij niet hoefde bij te sturen om de agent te ontwijken. Hij kon er gewoon langs. Als hij de agent eerder had gezien dan was hij wel gestopt, aldus de verdachte. Ook tijdens zijn verhoor bij de politie op 9 oktober 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij de agent pas laat zag en dat hij toen niet meer kon stoppen. Hij had nooit bedacht dat hij iemand zou kunnen aanrijden.
Voorwaardelijk opzet
Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke (of reële) kans dat de agent het leven zou laten, dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Vereist is dat de verdachte wetenschap had van die aanmerkelijke kans en ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het Gerecht merkt daarbij op dat de enkele, theoretische, mogelijkheid dat een bepaald gevolg zich
kanvoordoen, voor het aannemen van voorwaardelijk opzet onvoldoende is. Het afrijden op een politieauto die dwars op de weg staat geparkeerd, met de mogelijke kans dat een agent is uitgestapt, levert juridisch gezien nog geen voorwaardelijk opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel op.
Feiten en omstandigheden
Het Gerecht stelt de volgende feiten en omstandigheden vast met betrekking tot het moment dat verdachte op [slachtoffer] zou zijn ingereden:
  • de politieauto stond dwars op de weg stil, met zwaailichten en sirene aan;
  • langs de politieauto was ruimte om er omheen te rijden, al dan niet via de berm;
  • verdachte kwam aanrijden en verminderde geen vaart;
  • [slachtoffer] is op enig moment uit de politieauto gestapt om een stopteken te geven;
  • verdachte is langs de politieauto gereden en daarmee (vlak) langs [slachtoffer];
  • verdachte is hierna doorgereden;
  • het was donker, althans schemerig.
Op welk moment [slachtoffer] precies uit de auto is gestapt, waar hij heeft gestaan, hoe lang hij daar heeft gestaan en op welk moment de verdachte hem had kunnen of moeten zien, is niet duidelijk op basis van het dossier.
Oordeel van het Gerecht over (voorwaardelijk) opzet bij verdachte
Hoewel het Gerecht van oordeel is dat het rijgedrag van verdachte gevaarlijk was en het Gerecht ook zeker begrip heeft voor politieagent [slachtoffer] die zegt dat hij zich erg angstig heeft gevoeld, kan het Gerecht niet met voldoende zekerheid vaststellen dat er een aanmerkelijke (reële) kans bestond dat verbalisant [slachtoffer] door de gedragingen van verdachte het leven zou laten of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Of dat verdachte een dergelijke kans, als die wel bestond, bewust zou hebben aanvaard. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] opeens tevoorschijn kwam toen hij de politieauto al heel dicht genaderd was wordt door het dossier niet weersproken. Het is ook niet onaannemelijk dat het zo is gegaan, gelet op het feit dat verdachte op het moment dat de politieauto dwars op de weg werd gezet al kwam aanrijden en agent [slachtoffer] pas daarna is uitgestapt, en het korte tijdsbestek waarin alles dus moet hebben plaatsgevonden. Daarbij komt dat er kennelijk ruimte was om om de politieauto heen te rijden, en verdachte heeft verklaard dat hij niet extra hoefde uit te wijken om langs [slachtoffer] te rijden. Ook dit wordt door het dossier niet weersproken.
Alles afwegende kan niet worden aangenomen dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer]. Verdachte zal daarom integraal worden vrijgesproken van feit 1.

Bewezenverklaring feit 2

Het Gerecht vindt - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 oktober 2023 op het eiland Bonaire opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 5 Wegenverkeersverordening Bonaire, gedaan door ambtenaren, belast met de uitoefening van enig toezicht en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen (met zijn voertuig) stil te staan, hieraan geen gevolg te geven.
Het Gerecht vindt niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
In de bewijsmiddelen is geen (expliciete) landsaanduiding opgenomen, maar het is algemeen bekend dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen op Bonaire.
1.Op 7 oktober 2023 omstreeks 17.30 uur, reden de verbalisanten [verbalisant2 2], [verbalisant 3] en [slachtoffer] surveillance in een opvallende politieauto op de Kaya Korona. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Tijdens onze patrouille zagen wij, , op de Kaya Korona een blauw gelakte voertuig, model suv, met een zeer hoge snelheid in de tegenovergestelde richting van het verkeer aan komen rijden. Wij zagen dat het rijgedrag van de bestuurder, zeer gevaarlijk en roekeloos was, en zijn snelheid vermoedelijk boven de maximumsnelheid van 60-90 km per uur bereikte. Naar aanleiding van dit rijgedrag besloten wij om achter bovengenoemde voertuig te gaan, ter controle, zodat wij hem ook konden aanspreken op zijn roekeloos rijgedrag. Wij sloegen de Kaya Pos di Amor op en vervolgens de Kaya Kanari. Op dat moment zagen wij bovengenoemde voertuig in de tegenovergestelde richting op een zeer hoge snelheid aan komen rijden. Ik had het dienstvoertuig diagonaal op het wegdek gezet en zette deze zodanig op de weg dat het tegemoetkomend verkeer het voertuig duidelijk kan zien en kon zien dat de weg nu gesloten is. Op dat moment hebben wij bovengenoemde voertuig een stopsignaal gegeven door middel van de optische signalen in werking te laten treden, om het voertuig tot stilstand te brengen in voornoemde straat. Wij zagen dat na het aanzetten van de optische licht- en geluid signalen van onze dienstvoertuig, de bestuurder van bovengenoemde voertuig geen gehoor gaf aan onze stopteken.
De auto reed de Kaya Marimba in. Op dat moment was het ons verbalisanten gelukt om bovengenoemde auto tot stilstand te krijgen” [2]
2.De man in de auto is vervolgens aangehouden en bleek de verdachte te zijn, zoals staat omschreven in het proces-verbaal van aanhouding
:
Wij; verbalisanten, [verbalisant 2] en [verbalisant 3] AGENTEN VAN POLITIE, [slachtoffer], BRIGADIER VAN POLITIE, werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland en ingedeeld bij BASIS POLITIEZORG BONAIRE, verklaren met betrekking tot de aanhouding van de hieronder vermelde verdachte het volgende:
VERDACHTE:
Naam: [naam verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte],
Geboren: [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats]
Is aangehouden op: 7 oktober 2023 te 17.42 uur
Locatie aanhouding : KAYA MARIMBA #z/n te Bonaire.” [3]
3.De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Er was een achtervolging door de politie. Ze wilden dat ik stopte en ik ging doorrijden. Ze hadden de lichten aangedaan op een gegeven moment. Toen ging ik doorrijden. U houdt mij voor dat de politie zegt dat ze de auto op een gegeven moment schuin op de weg hadden gezet. Dat klopt. Ik zag de politieauto staan. Ik stopte toen niet. Ik dacht ik ga er omheen langs de zijkant.” [4]

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bewezen is verklaard dat verdachte niet heeft voldaan aan een ambtelijk bevel, door een stopteken van de politie te negeren.
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van ook het onder 1 ten laste gelegde, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan 709 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, en de bijzondere voorwaarden zoals hierboven genoemd.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf heeft het Gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij heeft het Gerecht rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen. De politie heeft (onder andere) als taak om de verkeersveiligheid op Bonaire te controleren en te bevorderen. In dat kader viel het rijgedrag van verdachte op, in die zin dat hij te hard en roekeloos reed. Verdachte heeft op de zitting van 30 mei 2024 verklaard dat hij inderdaad hard reed en te veel had gedronken. Als de politie verdachte vervolgens wil aanspreken en controleren en hem daartoe stoptekens geeft, negeert verdachte hen volledig. Hij rijdt weg, laat zich achtervolgen, en rijdt zelfs door als een politieauto dwars op de weg wordt gezet om hem tegen te houden. Niet alleen heeft verdachte hiermee geen respect getoond voor de politie, hij heeft ook gevaarlijke situaties laten ontstaan op de openbare weg. Het Gerecht neemt dit verdachte kwalijk.
In het voordeel van verdachte weegt mee dat hij inmiddels zelf ook in ziet dat hij niet goed heeft gehandeld en dat hij zijn excuses heeft aangeboden aan politieagent [slachtoffer]. Het Gerecht weegt ook mee dat de verdachte 11 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en nog altijd in een schorsing loopt.
Het Gerecht houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder onherroepelijk voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Alles afwegende, is het Gerecht van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van één week passend en geboden is. Verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 31 en 190 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
-verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft begaan;
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
-kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
-verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verdachte daarvoor strafbaar;
-veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
één (1) week;
-beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
-heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, zittingsgriffier, en op 20 juni 2024 in tegenwoordigheid van de griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland (incident gerichte opsporing geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2023011595 en de onderzoeksnaam “CHIERS”.
2.Proces-verbaal van bevindingen (plaats delict) d.d. 11 oktober 2023.
3.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 7 oktober 2023
4.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2023, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.