In deze zaak heeft verzoekster, de moeder van betrokkene, op 3 april 2024 een verzoekschrift ingediend tot ondercuratelestelling van haar meerderjarige zoon, die lijdt aan schizofrenie en een ernstige nicotineverslaving. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 mei 2024, waarbij zowel verzoekster als betrokkene aanwezig waren. De rechter heeft op basis van de overgelegde stukken, waaronder een verklaring van psychiater J. Verberne, vastgesteld dat betrokkene niet in staat is zijn belangen naar behoren te behartigen. Dit is in overeenstemming met artikel 1:378 lid 1 onder a BW BES, dat bepaalt dat een meerderjarige onder curatele kan worden gesteld wegens een geestelijke stoornis.
De rechter heeft vastgesteld dat betrokkene hulp nodig heeft bij het beheren van zijn financiën en medische zorg. Verzoekster heeft verzocht om benoeming van zichzelf als curator, wat door betrokkene werd ondersteund. De rechter heeft geoordeeld dat er geen bezwaren zijn tegen deze benoeming, aangezien betrokkene bij zijn moeder woont en zij bereid is het curatorschap te aanvaarden. De rechter heeft vervolgens de ondercuratelestelling toegewezen en verzoekster benoemd tot curator.
De beschikking bepaalt dat deze binnen 10 dagen na de uitspraak bekendgemaakt moet worden in de Staatscourant en lokale dagbladen. Daarnaast moet de curator binnen 2 maanden een boedelbeschrijving indienen en jaarlijks een schriftelijke rekening en verantwoording over het gevoerde beheer. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. Veerman en openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.