ECLI:NL:OGEABES:2024:63

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
BON202300581
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergunning voor virtueel Bingospelen door bestuurscollege van Bonaire

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire het beroep van de Stichting Fundashon Wega di Number Bonaire tegen de beslissing van het bestuurscollege om geen vergunning te verlenen voor het organiseren van een bepaalde vorm van bingo. De aanvraag van de Stichting werd op 25 januari 2022 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 31 oktober 2023 ongegrond verklaard. De Stichting, die kansspelen organiseert en een vergunning heeft voor het spel 'Wega di Number', wilde haar activiteiten uitbreiden door virtuele bingo's te organiseren. Het bestuurscollege weigerde de vergunning op basis van de Wet Hazardspelen BES II en het Bingo- en bon kun’e-besluit, die strikte voorwaarden stellen aan het organiseren van dergelijke spellen. Het Gerecht oordeelt dat de afwijzing van de vergunning een motiveringsgebrek vertoont, maar laat de rechtsgevolgen van de afwijzing in stand. Het bestuurscollege heeft de vergunning kunnen weigeren, omdat de door de Stichting voorgestelde vorm van bingo niet voldeed aan de gestelde eisen. De uitspraak benadrukt dat het bestuurscollege beleidsvrijheid heeft bij het verlenen van vergunningen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. De Stichting krijgt het griffierecht en proceskosten vergoed.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE

Uitspraak

in de zaak tussen:

STICHTING FUNDASHON WEGA DI NUMBER BONAIRE,

gevestigd in Bonaire,
eiseres (hierna: de Stichting),
gemachtigde: mrs. S.C. van Lint en M.C. Buwalda, advocaten,
tegen

het bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire,

verweerder (hierna: het bestuurscollege),
gemachtigde: mr. C.M. Woestenburg-Bertels, werkzaam bij het bestuurscollege.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van de Stichting tegen de beslissing van het bestuurscollege om haar geen vergunning te verlenen voor het organiseren van een bepaalde vorm van bingo.
1.1
Bij beschikking van 25 januari 2022 heeft het bestuurscollege de aanvraag van de Stichting om haar een vergunning te verlenen afgewezen. Bij beslissing op bezwaar van 31 oktober 2023 (de bestreden beschikking) heeft het bestuurscollege het bezwaar van de Stichting ongegrond verklaard.
1.2
Het bestuurscollege heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
Het Gerecht heeft het beroep op de zitting van 19 april 2024 behandeld. De Stichting is vertegenwoordigd door haar directeur A. Mercera en mr. Van Lint. Het bestuurscollege heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door het Gerecht

2.1
Het Gerecht beoordeelt de bestreden beschikking aan de hand van de beroepsgronden van de Stichting. Het Gerecht is van oordeel dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd wegens een motiveringsgebrek, maar dat rechtsgevolgen van de bestreden beschikking in stand kunnen blijven. Het bestuurscollege heeft namelijk de door de Stichting verzochte vergunning kunnen en mogen weigeren.
2.2
Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1
De Stichting is opgericht in 1992. Zij organiseert kansspelen (hazardspelen). De Stichting heeft een vergunning voor het organiseren van het kansspel “Wega di Number”. De opbrengst hiervan komt uitsluitend ten goede aan de Bonairiaanse gemeenschap via goede doelen.
3.2
De Stichting krijgt veel verzoeken vanuit de gemeenschap om geldelijke bijdragen. Tegen die achtergrond wil de Stichting het organiseren van kansspelen uitbreiden en met een vergunning een bepaalde vorm van bingo gaan organiseren. Dat zal leiden tot een grotere opbrengst en dus tot de mogelijkheid om meer goede doelen in de Bonairiaanse gemeenschap te steunen. Tegelijkertijd zal zo’n vergunning er volgens de Stichting voor zorgen dat de inwoners van Bonaire die bingo willen spelen dat op verantwoorde legale wijze kunnen doen in plaats van op illegale wijze, zoals dat nu gebeurt.
3.3
De Stichting heeft op 12 november 2021 een vergunning aangevraagd voor het organiseren van bingo’s. In de aanvraag staat vermeld dat het gaat om bingo’s die twee keer per maand zullen plaatsvinden. Het spel wordt virtueel gehouden in de studio van de Stichting, waarbij deelnemers de bingo via de televisie, Facebook en of andere sociale mediakanalen kunnen volgen, aldus de aanvraag.
Waarom heeft het bestuurscollege de vergunning geweigerd?
4.1
Het bestuurscollege heeft in de bestreden beslissing het advies van de bezwaaradviescommissie van 29 september 2023 overgenomen. In de kern kan volgens het advies geen vergunning worden verleend als niet wordt voldaan aan de in de Wet Hazardspelen BES II en het Bingo- en bon kun’e-besluit (hierna: het BBK-besluit) gestelde voorwaarden. Deze wet en het BBK-besluit vormen een gesloten stelsel.
4.2
In het advies staat verder dat in dit geval niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit het BBK-besluit. Zo kan volgens het BBK-besluit alleen een bingospel worden georganiseerd in een lokaliteit waartoe personen jonger dan 18 jaar geen toegang hebben (artikel 12 BBK-besluit), moeten de deelnemers gedurende het bingospel in de lokaliteit blijven (artikel 13 BBK-besluit) en moet iemand bingo kunnen uitroepen (artikel 7, tweede lid, BBK-besluit). Aan de lokaliteit worden in artikel 14 van het BBK-besluit ook eisen gesteld ten aanzien van het aantal deelnemers, de brandveiligheid en de volksgezondheid. Gelet op de door de Stichting aangevraagde vorm van bingo wordt niet aan deze eisen voldaan.
Wat vindt het Gerecht van de beroepsgronden van de Stichting?
5.1
De Stichting voert aan dat het BBK-besluit buiten toepassing moet blijven. Volgens de Stichting is er geen bevoegdheid gegeven in de Wet Hazardspelen BES II voor het maken van een dergelijk besluit. Bovendien is het BBK-besluit in strijd met de Wet Hazardspelen BES II. Die wet geeft aan het bestuurscollege de bevoegdheid om vergunningen te verlenen voor het organiseren van hazardspelen. In de wet is geen beperking terug te vinden voor het soort hazardspelen. Uit de wetsgeschiedenis van de Wet Hazardspelen BES II blijkt juist dat de te organiseren hazardspelen niet beperkt zijn tot bingo en bon kun’e. Het BBK-besluit brengt die beperking wel aan en dat is dus in strijd met de wet. Als het bestuurscollege beperkingen wil aanbrengen in het organiseren van hazardspelen, dan moet en kan het daartoe blijkens artikel 1 van de Wet hazardspelen BES II voorschriften stellen in de vergunning.
5.2
Verder voert de Stichting aan dat wat zij heeft aangevraagd, wel degelijk past binnen de voorwaarden die in het BBK-besluit staan vermeld.
6. Het Gerecht is van oordeel dat het bestuurscollege de vergunning heeft kunnen weigeren. Het Gerecht motiveert dit oordeel als volgt.
6.1
Artikel 1 van de Wet harzardspelen BES II bepaalt, kort gezegd en voor zover hier relevant, dat het bestuurscollege bevoegd is om onder door hem te stellen voorschriften en waarborgen aan stichtingen met een sociaal of cultureel doel vergunning te verlenen tot het organiseren van hazardspelen.
6.2
Artikel 1 van het BBK-besluit bepaalt dat vergunningen als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening Hazardspelen II 1988 slechts worden verleend voor het organiseren van de hazardspelen bingo en bon kun’e.
6.3
Het Gerecht volgt de Stichting in haar stelling dat de Wet Hazardspelen BES II in artikel 1 geen bevoegdheid geeft tot het maken van een eilandsbesluit houdende algemene maatregelen. Ook in de voorganger van deze wet, de Landsverordening Hazardspelen II 1988 (P.B. 1988, no. 66) is deze bevoegdheid niet te vinden. Het BBK-besluit is om die reden onverbindend. Het bestuurscollege heeft dus ten onrechte de conclusie van de bezwaaradviescommissie overgenomen dat de wet en het BBK-besluit een gesloten stelsel vormen. Het beroep is in zoverre gegrond en de bestreden beschikking moet wegens een motiveringsgebrek worden vernietigd.
6.4
Het Gerecht laat echter de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking in stand. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
6.5
In de Wet hazardspelen BES II wordt in artikel 1 aan het bestuurscollege een bevoegdheid gegeven om een vergunning te verlenen tot het organiseren van hazardspelen. Die bevoegdheid is zo geformuleerd, dat er geen verplichting bestaat voor het bestuurscollege om zo’n vergunning te verlenen. Het bestuurscollege heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat ook als het BBK-besluit onverbindend zou zijn, het aan de hand van wat in dat BBK-besluit staat bepaalt of het van zijn bevoegdheid gebruik zal maken of niet. Naar het oordeel van het Gerecht kan de tekst van het BBK-besluit worden gezien als beleid dat het bestuurscollege hanteert voor het beantwoorden van de vraag of het van zijn bevoegdheid uit artikel 1 van de Wet hazardspelen BES II gebruik zal maken of niet.
6.6
Gelet op de ruime bevoegdheid die de Wet hazardspelen BES II aan het bestuurscollege geeft, is er geen grond voor het oordeel dat het bestuurscollege het alleen voor bingo en bon kun’e verlenen van een vergunning niet als beleid zou mogen hanteren. In de wetsgeschiedenis van een van de voorlopers van de Wet hazardspelen BES II staat inderdaad vermeld dat het niet de bedoeling is van de wet dat de door de overheid af te geven vergunningen zich tot bingo en bon kun’e zouden moeten beperken. Dit staat in de nota naar aanleiding van het voorlopig verslag, tevens eindverslag behorende bij de Landsverordening houdende bepalingen betreffende het organiseren van hazardspelen ter bevordering van een sociaal of cultureel doel. Het betreft een antwoord van de regering op een vraag van een van de fracties of de initiatiefnemers van de wet behalve bingo en bon kun’e ook andere kansspelen op het oog hebben. Uit de wetsgeschiedenis volgt dus dat de wetgever niet de bedoeling had de af te geven vergunningen te beperken tot bingo en bon kun’e, maar uit de wetsgeschiedenis volgt niet dat het overheidsbestuur niet de keuze mag maken om wel die beperking aan te brengen.
6.7
Het Gerecht is van oordeel dat het bestuurscollege de vergunningsaanvraag in lijn met het gevoerde beleid heeft afgewezen. Artikel 12 bepaalt dat personen jonger dan 18 jaar geen toegang hebben tot de lokaliteit waar het bingospel wordt georganiseerd. Artikel 13 bepaalt dat de deelnemers verplicht zijn om gedurende het bingospel in de lokaliteit te verblijven waar het bingospel wordt georganiseerd. Alleen al aan deze twee voorwaarden voldoet de door de Stichting beoogde vorm van bingo niet.
6.8
In wat de Stichting aanvoert over haar goede reputatie en bedoelingen heeft het bestuurscollege geen bijzondere omstandigheden hoeven zien die maken dat het bestuurscollege van het gehanteerde beleid zou moeten afwijken.

Conclusie en gevolgen

7. Het bestuurscollege heeft vanwege de onverbindendheid van het BBK-besluit ten onrechte geconcludeerd dat de Wet hazardspelen BES II en het BBK-besluit een gesloten stelsel vormen. Het beroep is gegrond en de bestreden beschikking moet worden vernietigd. Het Gerecht ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking in stand te laten. Het bestuurscollege heeft de door de Stichting verzochte vergunning namelijk kunnen en mogen weigeren.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet het bestuurscollege het door de Stichting betaalde griffierecht van USD 84,- aan haar vergoeden en krijgt de Stichting ook een vergoeding voor haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt USD 782,- omdat de gemachtigde van de Stichting een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt USD 391,-).

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking op bezwaar van 31 oktober 2023;
  • bepaaltdat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden beschikking in stand blijven;
  • veroordeelthet bestuurscollege in de proceskosten van de Stichting tot een bedrag van USD 782,-;
  • bepaaltdat het bestuurscollege het door de Stichting betaalde griffierecht van USD 84,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.G. Maes, griffier.
w.g. Lanshage, rechter w.g. Maes, griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2024

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.