In deze zaak heeft de moeder van een minderjarige, geboren in 2015, verzocht om schorsing van haar gezag en benoeming van haar moeder als voogd. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over de minderjarige, wiens biologische vader niet erkend heeft en niet meer in beeld is. De minderjarige heeft een verleden van fysieke en mentale onveiligheid, wat heeft geleid tot eerdere ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De Voogdijraad Caribisch Nederland heeft de gezinsvoogdij in het verleden uitgevoerd, maar deze is beëindigd omdat de minderjarige nu bij zijn oma woont in een veilige omgeving.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2024 was de moeder niet aanwezig, maar heeft zij via haar moeder (oma) laten weten dat zij akkoord gaat met de benoeming van oma als voogd. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder in principe het gezag zou kunnen uitoefenen, maar dat de thuissituatie onveilig was, wat heeft geleid tot trauma bij de minderjarige. De Voogdijraad heeft bevestigd dat het belangrijk is dat de huidige situatie, waarin de minderjarige bij oma woont, ongewijzigd blijft.
De rechter heeft het verzoek van de moeder om schorsing van het gezag en benoeming van oma als voogd ingewilligd. De beslissing is genomen op 7 februari 2024, waarbij het gezag van de moeder over de minderjarige is geschorst en oma is benoemd tot voogdes. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en zal worden opgenomen in het gezagsregister.