In deze zaak heeft de Voogdijraad Caribisch Nederland op 15 november 2023 een verzoekschrift ingediend om de moeder van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te ontheffen van het ouderlijk gezag. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 januari 2024, waarbij de moeder, de pleegmoeder en vertegenwoordigers van de Voogdijraad en Zorg en Jeugd Caribisch Nederland aanwezig waren. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over beide minderjarigen, maar er zijn ernstige zorgen over haar vermogen om voor hen te zorgen, mede door een patroon van huiselijk geweld en alcoholmisbruik. De minderjarigen zijn sinds 2020 en 2021 onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst.
De Voogdijraad heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De moeder heeft zich weliswaar in het verzoek kunnen vinden, maar de pleegmoeder heeft ook aangegeven bereid te zijn om de voogdij op zich te nemen. De rechter heeft op basis van artikel 1:266 BW BES geoordeeld dat de moeder ongeschikt is om het gezag uit te oefenen, gezien de ernstige zorgen rondom haar situatie en het welzijn van de kinderen. De rechter heeft de moeder ontheven van het gezag en de pleegmoeder benoemd tot voogd over de minderjarigen. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en zal worden opgenomen in het gezagsregister.