ECLI:NL:OGEABES:2024:38

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
400.00380/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de verkoop en het bezit van cocaïne en hennep door een minderjarige verdachte

Op 17 april 2024 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verkoop van cocaïne en het bezit van cocaïne en hennep. De verdachte is op 17 oktober 2023 aangehouden na een politieactie waarbij cocaïne en hennep zijn aangetroffen. Tijdens de rechtszitting op 28 maart 2024 heeft de verdachte verklaard dat zij haar vriend, medeverdachte, heeft geholpen met de verkoop van drugs. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 364 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling bij Mental Health Caribbean. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is en heeft het jeugdstrafrecht toegepast. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 364 dagen, waarvan 164 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het Gerecht heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van het verbouwen van hennep en het witwassen van geld.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00380/23
Uitspraak: 17 april 2024 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te Bonaire,
wonende te Bonaire, [adres].

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsman mr. E.J. Winkel, advocaat op Bonaire.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie, mr. T.M.L. Keller, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht verdachte zal vrijspreken van het onder feit 6 ten laste gelegde en dat het Gerecht het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair, feit 3, feit 4 primair en feit 5 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 364 dagen waarvan 164 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, aftrek van het voorarrest en de bijzondere voorwaarden:
1) Reclasseringstoezicht, ook indien dit behandeling bij Mental Health Caribbean (hierna: MHC) inhoudt;
2) Werkstraf voor de duur van 200 uren.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal van feit 1, feit 5 en feit 6 moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feiten 2 en 4, de verkoop van hennep en cocaïne heeft de raadsman bepleit dat sprake is van een kortere periode dan ten laste is gelegd en dat rekening moet worden gehouden met de rol van verdachte.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat alleen het aanwezig hebben van de hennep en marihuana die bij verdachte thuis is aangetroffen, bewezen kan worden.

Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding zoals die op vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. Afschriften van de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt verdachte ten laste gelegd:
1. primair: Het medeplegen van het verbouwen van hennep op Bonaire in de periode 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023;
1. subsidiair: Medeplichtigheid aan het verbouwen van hennep op Bonaire in de periode 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023;
1. meer subsidiair: (Het medeplegen) van het opzettelijk aanwezig hebben van 11 hennepplanten op Bonaire op 17 oktober 2023;
2. primair: Het medeplegen van de verkoop van hennep op Bonaire in de periode 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023
2. subsidiair: Medeplichtigheid aan de verkoop van hennep op Bonaire in de periode 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023;
3. Het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden hennep op Bonaire op 17 oktober
2023;
4. primair Het medeplegen van de verkoop van cocaïne op Bonaire in de periode 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023;
4. subsidiair Medeplichtigheid aan de verkoop van cocaïne op Bonaire in de periode 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023;
5. Het medeplegen van het aanwezig hebben van 22 gram cocaïne op Bonaire op 17 oktober 2023.
6. Het medeplegen van (gewoonte) witwassen in de periode 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023 op Bonaire.

Voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak van feit 1 primair en feit 1 subsidiair

Het Gerecht is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 6. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Overwegingen met betrekking tot feit 1 primair en feit 1 subsidiair
Verdachte wordt onder feit 1 ten laste gelegd dat ze samen met haar vriend, medeverdachte [medeverdachte], hennepplanten heeft verbouwd, dan wel dat ze hier medeplichtig aan is geweest, dan wel dat ze deze planten aanwezig heeft gehad op 17 oktober 2023.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte geholpen heeft bij het verbouwen van de cannabisplanten (feit 1 primair). Ter zitting heeft verdachte verklaard dat ze wist dat haar vriend deze cannabisplanten had, en dat zij van deze planten ook gebruik heeft gemaakt. Op basis van het dossier kan verder niet worden vastgesteld wat haar betrokkenheid is geweest bij het verbouwen hiervan. Ook kan niet worden vastgesteld dat ze medeplichtig is geweest aan het verbouwen, door de cannabisplanten bijvoorbeeld te verzorgen (feit 1 subsidiair). Het Gerecht zal verdachte daarom van deze feiten vrijspreken.
Het Gerecht vindt het opzettelijk aanwezig hebben van de cannabisplanten (feit 1 meer subsidiair) wel bewezen. Verdachte verbleef de laatste maanden voor de aanhouding bij medeverdachte [medeverdachte], ze wist van de hennepplanten en maakte hier ook gebruik van. Dit is voldoende voor het aanwezig hebben van de planten, omdat de planten zich in de beschikkingsmacht van verdachte bevonden en zij er ook gebruik van maakte. Het verweer van de raadsman wordt gelet op het voorgaande verworpen.
Overwegingen met betrekking tot feit 6
Voor een bewezenverklaring van witwassen moet in deze zaak vaststaan dat het geldbedrag waarmee de jetski is gekocht middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Het gronddelict in deze zaak is duidelijk: het verkopen van drugs. Wanneer door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de jetski uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de jetski niet van misdrijf afkomstig is. In dit geval heeft verdachte zo’n verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat de jetski is betaald van haar eigen spaargeld. Het Openbaar Ministerie heeft financieel onderzoek verricht naar haar bankrekening en heeft getuigen gehoord op dit punt. Op basis hiervan kan niet met een voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de jetski een legale herkomst had en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het Gerecht vindt - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair, feit 3, feit 4 primair en feit 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 meer subsidiair (aanwezig hebben van 11 hennepplanten)
zij op 17 oktober 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een persoon, opzettelijk 11 planten, van het geslacht cannabis, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES, aanwezig heeft gehad;
Feit 2 primair (verkoop hennep)
zij in de periode van 1 oktober 2022 tot 17 oktober 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met personen, opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES, heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd en aanwezig heeft gehad;
Feit 3 (aanwezig hebben hennep)
zij op 17 oktober 2023, op het eiland Bonaire, op het adres [adres], opzettelijk 24.4 gram marihuana en 89.2 gram hasjiesj, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grond slag ligt, als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES, aanwezig heeft gehad,
en
zij op 17 oktober 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een persoon, op het adres [adres 2] opzettelijk 710 gram hennep en 18 gram marihuana, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES aanwezig heeft gehad.
Feit 4 primair (verkoop cocaïne)
zij in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met personen, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES, heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd en verstrekt en aanwezig heeft gehad;
Feit 5 (aanwezig hebben cocaïne)
zij op 17 oktober 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een persoon, opzettelijk aanwezig heeft gehad 18,8 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen op Bonaire.
1.De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Ik heb in het verleden vrienden gehad die drugs gebruikten. Ik heb met hun contact gezocht en gezegd dat ik wist waar ze drugs konden kopen. Als mijn vrienden drugs kochten, dan was ik er ook bij aanwezig. Het was rond kerst 2022 dat ik vrienden begon te appen. Als ik bij mijn vriend in de auto zat probeerde ik niet naar de mensen te kijken die drugs bij hem kochten. Ik was er wel vaak bij. Het ging om wiet en harddrugs.
Het klopt dat bij de huiszoeking bij mij thuis drugs is gevonden. De marihuana heb ik heel lang geleden gekregen van een oude vriend van mij. Het was slecht spul en hielp niet tegen mijn hoofdpijn dus ik heb het geprobeerd te verstoppen naast school maar daar kreeg ik problemen mee. Daarom heb ik het toen thuis verstopt. De hasj was te hard om te roken, die heb ik ook verstopt. Het lag er denk ik al vier of vijf jaren.
Ik wist dat mijn vriend hennepplanten had. De rechter houdt mij voor dat in de container aan de [adres 2], de tent met daarin de hennepplanten in de slaapkamer stond en vraagt aan mij waar wij sliepen. Er was een keuken en een woongedeelte, we hadden daar een bed neergelegd. Ik sliep daar ook af en toe Ik heb de tent wel gezien en ik heb ook wel van die plantjes gebruikt. Mijn vriend maakte daar thee van.
Op 17 oktober 2023 waren we net bij de DA geweest. Er was toen een man naar de auto gekomen en die had denk ik drugs gekocht ja. Daarna kwam de politie.” [2]
2De verdachte heeft op 4 januari 2024 tijdens de pro-forma zitting het volgende verklaard:
“Ik ben mijn vriend (medeverdachte [medeverdachte]), gaan helpen met de drugsverkoop, omdat ik zag dat hij in de problemen zat. Eerst heb ik alleen over wiet verklaard, maar ik heb inderdaad ook andere drugs dan wiet verkocht. De officier van justitie vraagt wanneer het is begonnen. Het was voor het afgelopen jaar, ik bedoel daarmee dat het in 2022 was.” [3]
3.De medeverdachte [medeverdachte] heeft op 4 januari 2024 het volgende bij de politie verklaard:
“M’n vriendin zag dat ik geslagen was. En toen heb ik m’n vriendin gezegd dat ik een groot probleem had. M’n vriendin voelde ook mijn pijn. Mijn vriendin is toen ook mensen voor mij gaan zoeken. Ze geven me ongeveer 20 gram coke en ik denk 400 gram wiet. Als het op was, dan liet ik hen dat weten. Zij hadden een telefoon gegeven en die contacten heb ik overgenomen. [verdachte] kreeg meestal een app van een vriendin of kennis. En soms als ik dacht dat het goed was, dan zei ik dat we het gingen brengen. Ze wilde me helpen met klanten zoeken. Zij ging ook gewoon naar werk en school en gym, dus die kleine tijd dat we hadden, reed ze met me mee. Ze wilde me helpen om die rekening zo snel mogelijk af te betalen, daarom ging ze zelf klanten zoeken voor mij. [verdachte] blijft soms bij mij, ook in die appartementen. Want haar moeder en vader lagen in scheiding, dus toen vroeg ik of ze bij mij kwam. [4]
4.getuige 1] is ook als verdachte aangemerkt en is op 17 oktober 2023 door de politie verhoord. Hij heeft toen het volgende verklaard:
“Ja, ik gebruik verdovende middelen: cocaïne. Hier op Bonaire startte ik met kopen en gebruiken van cocaïne vorig jaar juli of augustus. Ik koop de verdovende middelen via het nummer dat op mijn telefoon staat. Ik noem hem [bijnaam medeverdachte], maar ik heb ook wel eens de naam [roepnaam medeverdachte] horen vallen. In mijn telefoon staat hij als [bijnaam medeverdachte]. Sinds ruim een jaar bestel ik verdovende middelen bij die persoon. De laatste maanden koop ik wel 2 a 3 keer per week bij [bijnaam medeverdachte]. Dan koop ik 3 zakjes en daar betaal ik 50 dollar voor.
V: Wij tonen u een foto van een manspersoon, wie is dit?
A: Deze man herken ik als [bijnaam medeverdachte].
V: U bent aangehouden nadat u contact heeft gemaakt met de man op de foto. Heeft u vanmiddag (17 oktober 2023) ook bij hem gekocht?
A: Ja, dat waren die 3 zakjes cocaïne die ik bij mij had toen ik werd aangehouden.
V: Wie waren naast deze persoon nog meer aanwezig als u verdovende middelen van hem
kocht?
A: Nee, zo af en toe was er een meisje bij. Ik denk dat het een vriendin van hem is. Zij is dun, zwart haar. Ze was er vandaag ook bij.” [5]
5.Op 17 oktober 2023 is medeverdachte [verdachte] aangehouden. Verbalisant BXEK806 heeft hierover het volgende gerelateerd:
“Op 17 oktober 2023 werd de verdachte [verdachte] op heterdaad aangehouden. De verdachte reed als bijrijder in een Toyota Hilux pick-up wit van kleur, voorzien van het kentekennummer [kentekennummer].” [6]
6.Op 17 oktober 2023 hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de witte Toyota Hilux, kenteken [kentekenennummer] onderzocht en hierbij hebben zij het volgende gerelateerd:

Op 17 oktober 2023 is verdachte [medeverdachte] aangehouden. Het voertuig waar hij in reed, de witte Toyota Hilux, kenteken [kentekennummer], is direct na de aanhouding in beslag genomen. Tijdens de doorzoeking hebben wij 14 zakjes met een witte substantie in beslag genomen. Vindplaats: onder middenconsole.” [7]
7.Op 19 oktober 2023 is door verbalisant [verbalisant 3] onderzoek verricht aan de inbeslaggenomen hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen. Hierbij heeft hij het volgende gerelateerd:

De partij vermoedelijk verdovende middelen werd op 17 oktober 2023 in beslag genomen tijdens een PGO-actie. Het voertuig van verdachte [medeverdachte] werd onderzocht en er werd een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen in beslag genomen. Tevens had PGO een weegschaal inbeslaggenomen tijdens een huiszoeking te [adres 2].
De aangeboden partij bestond uit:-14 gripzakjes inhoudende een witkleurige substantie gelijkend op cocaïne. Deze zakjes werden door mij gewogen. Het brutogewicht bedroeg 18.8 gram met verpakking.
-1 fijn weegschaal van het merk Maxus, zwart van kleur, met aan de buitenkant wat residu van een witkleurige substantie gelijkend op cocaïne.
De bovengenoemde gripzakjes, met een witkleurig op cocaïne gelijkend substanties, werden door mij getest met behulp van de indicatieve verdovende middelen veldtest “MMC”.
Ik zag, bij de witkleurig op cocaïne gelijkend substanties, dat de verkleuringen van de testen een betrouwbare positieve indicatie van het stof cocaïne gaf, zijnde een stof die vermeld is in de Opiumwet 1960 BES.
De bovengenoemde weegschaal, met aan de buitenkant, wat residu van een witkleurig op cocaïne gelijkend substantie, werd door mij, verbalisant getest met behulp van de indicatieve verdovende middelen veldtest “MMC wipes”.
Ik zag, bij de witkleurig op cocaïne gelijkend substantie, dat de verkleuring van de test een betrouwbare positieve indicatie van het stof cocaïne gaf, zijnde een stof die vermeld is in de Opiumwet 1960 BES.
Ik heb vier willekeurige monsters afgenomen van de witkleurig op cocaïne gelijkend substanties (gripzakjes).
SIN
Afkomstig van
AADQ6210NL
Monster van een witkleurig op cocaïne gelijkend substantie.
AADI9791NL
Monster van een witkleurig op cocaïne gelijkend substantie.
AADJ9862NL
Monster van een witkleurig op cocaïne gelijkend substantie.
AADJ9863NL
Monster van een witkleurig op cocaïne gelijkend substantie. ” [8]
8.Het NFI heeft de aangeboden monsters op 7 november 2023 ontvangen van het Korps Politie Caribisch Nederland en heeft deze vervolgens onderzocht. Zij heeft de volgende verklaring opgesteld:
“ In het onderzoeksmateriaal is cocaïne aangetoond.” [9]
9.Op 17 oktober 2023 heeft er een huiszoeking plaatsgevonden in de woning gelegen aan de [adres 2]. Verbalisant [verbalisant 4] heeft hierover het volgende gerelateerd:
“Op 17 oktober 2023 heeft er een huiszoeking plaatsgevonden op het woonadres van de verdachte [medeverdachte]. Tijdens deze huiszoeking is een hennepkwekerij ontmanteld. De containerwoning is verdeeld in 3 ruimtes. In de slaapkamer is de hennepkwekerij aangetroffen. In de kweektent stonden 11 hennepplanten in bloembakken. Op de kweektent zijn 3 doorzichtige plastic zakken aangetroffen met daarin gedroogde hennep (vermalen), waarvan er 2 dicht zaten met een wasknijper. Daarnaast lag er 1 plastic doorzichtige zak, welke geseald was, met daarin henneptoppen. [10]
10.Op 17 oktober 2023 omstreeks 19:00 uur werd tijdens de huiszoeking in de woning gelegen aan de [adres 2], Kralendijk, het volgende in beslag genomen:
“Gedroogde marihuana, benodigdheden voor een wietkwekerij, verschillende administratie, kleine weegschaal, 11 wietplanten, potje marihuana.” [11]
11.Op 17 oktober 2023 omstreeks 19:00 uur werd eveneens tijdens de huiszoeking in de woning gelegen aan de [adres 2] in beslag genomen:
“In het appartement van [medeverdachte] werd een weegschaaltje van het merk Maxus aangetroffen op het aanrechtblad. Op dit weegschaaltje zaten resten wit poeder.” [12]
12.Op 6 november 2023 is door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 5] onderzoek verricht aan de inbeslaggenomen hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen. Hierbij hebben zij het volgende gerelateerd:
“De aangeboden vermoedelijk verdovende middelen werd op 17 oktober 2023 in beslag genomen, tijdens een zoeking te [adres 2]. De aangeboden partij bestond uit:

1 boterhamzakje en 3 vacuümzakken, inhoudende gezien de samenstelling, kleur en geur, op marihuana gelijkend kruid. Deze zakjes hebben wij gewaarmerkt met letter A t/m D. Deze zakjes hebben wij afzonderlijk gewogen:
A: 13,9 gram
B: 95,4 gram.
C: 185,0 gram.
D: 398,0 gram.

1 glazen pot, inhoudende gezien de samenstelling, kleur en geur, een op marihuana gelijkend kruid. Brutogewicht: 18,0 gram.
Wij zagen, bij de op marihuana gelijkend kruiden, dat de verkleuringen van de testen een betrouwbare positieve indicatie van de stof marihuana gaf, zijnde een stof die vermeld is in de Opiumwet 1960 BES. [13]
13.Op 24 oktober 2023 heeft er een huiszoeking plaatsgevonden in de woning gelegen aan de [adres]. Verbalisant [verbalisant 6] heeft hierover het volgende gerelateerd:
“De hond gaf melding bij een bureau op de eerste verdieping nabij de slaapkamer van [verdachte] en bij het plafond. In het bureau werd een zilvergrijze zak aangetroffen met daarin vermoedelijk hasj. In het plafond werd nog een zilvergrijze zak aangetroffen met daarin vermoedelijke marihuana.” [14]
14.Op 6 november 2023 is door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 5] onderzoek verricht aan de op het adres [adres] inbeslaggenomen hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen. Hierbij hebben zij het volgende gerelateerd:
“De aangeboden partij bestond uit:
  • 1 kleine plasticzak en 1 plasticzak, beiden inhoudende een bruinkleurige substantie gelijkend op hasj. Het brutogewicht bedroeg 89,2 gram.
  • 1 ‘breathable evidence bag’ inhoudende gezien de samenstelling, kleur en geur, een op marihuana gelijkend kruid. Het brutogewicht bedroeg 24,4 gram.
De bovengenoemde plasticzakken met een bruinkleurig op hasj gelijkende substanties, werden door ons, verbalisanten getest met behulp van de indicatieve verdovende middelen veldtest “MMC”.
Wij zagen, bij de bruinkleurige op hasj gelijkend substanties, dat de verkleuringen van de testen een betrouwbare positieve indicatie van het stof hasj gaf, zijnde een stof die vermeld is in de Opiumwet 1960 BES. Wij zagen, dat de verkleuringen van de monsters overeenkwamen zoals op de gebruikte testen werden aangegeven.
De bovengenoemde ‘breathable evidence bag’, met als inhoud, een op marihuana gelijkende kruid, werd door ons, verbalisanten getest met behulp van de indicatieve verdovende middelen veldtest “MMC”.
Wij zagen, bij de op marihuana gelijkende kruid, dat de verkleuring van de test een betrouwbare positieve indicatie van het stof marihuana gaf, zijnde een stof die vermeld is in de Opiumwet 1960 BES. Wij zagen, dat de verkleuring van het monster overeenkwam zoals op de gebruikte test werd aangegeven. [15]
15.De getuige [getuige 2] heeft op 30 oktober 2023 het volgende verklaard bij de politie:
“Ik haal wiet bij [roepnaam medeverdachte], maar dat was voor mijzelf, ik heb ook weleens cocaïne gehaald maar dat was voor een andere persoon. Ik denk dat ik tussen de 2 en 3 jaar bij [roepnaam medeverdachte] verdovende middelen koop. Ik stuur een WhatsApp en dan komt hij langs. Hij komt meestal met de auto. Soms kwam hij met zijn vriendin. Ik koop misschien 1 keer per week wiet als ik voor mijzelf koop. Ik betaal tussen 15-20 dollar.” [16]
16.De getuige [getuige 3] heeft op 30 oktober 2023 het volgende bij de politie verklaard:
“Ik gebruik wiet. Sinds mei van dit jaar heb ik contact met die mevrouw. Ik had twee keer bij haar gekocht. Ik had die vrouw een WhatsApp bericht gestuurd. Dan vraag ik voor hoeveel broccoli ik wil. Eerste keer was 20 broccoli en de tweede keer was het 100 broccoli. Bij de eerste keer was zij alleen, bij de tweede keer was zij samen met een man. Broccoli betekent wiet. Ik app het nummer van de vrouw en op een bepaalde tijd komt zij het voor mij brengen in een kleine auto.
V: Heeft die vrouw een naam?
A: Ja, [roepnaam verdachte]
0: Getuige laat een scherm afbeelding op haar telefoon zien, waarop de naam [roepnaam verdachte] en [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer 1 verdachte] te zien is. Getuige had foto van het scherm afbeelding aan mij verbalisant [verbalisant 7] gestuurd. Deze zal worden toegevoegd aan dit proces-verbaal.
V: Heb je meer telefoonnummer van die vrouw?
A: Ja, [telefoonnummer 2 verdachte].
V: Wat kun je verklaren over de tweede keer dat je weed had gekocht?
A: De tweede keer had ik geappt naar de 1e nummer maar ik kreeg geen reactie. En toen kreeg ik reactie op de eerste nummer en zij gaf aan mij dat ik op de tweede nummer meet bestellen. Toen had ik de nieuwe nummer geappt en dan kwamen ze weed in middag brengen. Dezelfde vrouw kwam samen met een meneer. Ik kreeg de weed overhandigd van de vrouw. Beide bleven in het voertuig zitten. Het betrof een witte pick-up Hilux volgens mij met getinte ruiten. [17]
17.De getuige [getuige 4] heeft op 31 oktober 2023 het volgende bij de politie verklaard:
“Ik gebruikte wiet en MDMA. De laatste keer dat ik gebruikte was in juni en in maart 2023. Als ik wiet nodig had dan bestelde ik bij [roepnaam verdachte]. Ik stuurde dan een bericht van ‘hey girl’ via WhatsApp en wanneer zij antwoordde vroeg ik aan haar wat zij in voorraad had. [roepnaam verdachte] stuurde mij dan een bericht wat zij had en dan bestelde ik. Zij vroeg mij waar ik was en kwam het dan brengen. Ik zag dat [roepnaam verdachte] in een auto kwam, een witte pick up. Zij kwam meestal alleen en soms met een man. Als [roepnaam verdachte] alleen kwam kreeg ik van haar de wiet. Ik heb ook twee keer in persoon aan [roepnaam verdachte] om MDMA gevraagd. [roepnaam verdachte] heeft mij toen ook MDMA geleverd, zij was toen ook alleen.
V: Sinds wanneer koop je verdovende middelen bij [roepnaam verdachte] ?
A: Ik denk vorig jaar, rond oktober.
V: Hoe vaak bestelde je wiet bij [roepnaam verdachte]?
A: Soms 1 of 2 keer in de maand.
V; En MDMA?
A: Dat heb ik twee keer gekocht bij [roepnaam verdachte].
V: Wij tonen u een foto van een vrouw, wie is dit?
A: Dat is [roepnaam verdachte] over wie ik verklaarde en waarvan ik wiet en MDMA heb gekocht. Ik weet niet wat haar echte naam is.
O: De door ons getoonde foto's zijn bijgevoegd en maken deel uit van dit proces-verbaal.” [18]
18.Op de telefoon van verdachte zijn de WhatsApp-gesprekken door verbalisant [verbalisant 6] onderzocht, hij heeft hierover het volgende gerelateerd:
“Onder verdachte werd een iPhone 11 Pro in beslag genomen. Hierop zijn een tweetal useraccounts van WhatsApp aangetroffen te weten:
WhatsApp Business
Gebruiker: [verdachte]
Telefoonnummer: [telefoonnummer 1 verdachte]
WhatsApp
Gebruiker: [roepnaam verdachte]
Telefoonnummer: [telefoonnummer 2 verdachte]
In de Iphone 11 Pro zijn meerdere gesprekken aangetroffen waaruit het vermoeden is ontstaan dat verdachte handelt in verdovende middelen. Deze gesprekken worden gevoerd op de gewone WhatsApp en met de gebruikersnaam [roepnaam verdachte].
Gesprek tussen [telefoonnummer 3][persoon 1] en [roepnaam verdachte]
In de periode van 1 juli 2023 tot en met 2 oktober 2023 zijn er vier bestellingen gedaan.
7 juni 2023
[roepnaam verdachte] stuurt een menu naar [persoon 1]. [persoon 1] wil graag voor $ 50 ket en $ 50 sos. [persoon 1] geeft zijn locatie door en uiteindelijk geeft [roepnaam verdachte] aan dat ze e ris.
24 augustus 2023
[persoon 1] wil graag 1x wit en 1x ket. Even later geeft [roepnaam verdachte] aan dat ze er is en dat ze in een witte pick up is.
Gesprek tussen [telefoonnummer 4] [getuige 3] en [roepnaam verdachte]
[getuige 3] zegt [roepnaam verdachte] “ Hey babe, 100 brocolli please” [roepnaam verdachte] zegt “bon” [19]
19.Op de telefoon van verdachte zijn meerdere foto’s aangetroffen, verbalisant [verbalisant 6] relateert hierover het volgende:
“Op de telefoon zijn meerdere filmpjes en foto aangetroffen van verschillende soorten verdovende middelen. Op een aantal foto’s en filmpjes zijn verdovende middelen in een hand te zien.
In de telefoon is een foto aangetroffen met daarop [verdachte]. Op de foto lijkt het alsof [verdachte] verdovende middelen in zakjes stopt. De plastic zakjes op de foto zijn gelijkend aan de plastic zakjes met cocaïne die zijn aangetroffen op verdachte [getuige 1], de plastic zakjes met cocaïne die zijn aangetroffen in het voertuig waar [verdachte] en [medeverdachte] in zaten en de plastic zakjes die zijn aangetroffen in de slaapkameer van [verdachte] op de [adres verdachte].
Verder zijn er in de telefoon vele foto en filmpjes aangetroffen van wiet en hasj.” [20]

Bewijsoverwegingen

Feit 2 primair en feit 4 primair - het medeplegen van de verkoop van hennep en cocaïne in de periode 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de periode van de verkoop van hennep en cocaïne moet worden ingekort, omdat verdachte zich minder lang met de verkoop van drugs heeft bezig gehouden dan medeverdachte [medeverdachte].
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de verkoop van hennep aangevoerd dat de periode ‘2022’ tot en met 17 oktober 2023 kan worden bewezen. Ten aanzien van de verkoop van cocaïne heeft zij aangevoerd dat de periode januari 2022 tot en met 17 oktober 2023 kan worden bewezen gelet op de getuigenverklaringen van [getuige 5] en [getuige 3].
Oordeel van het Gerecht
Ten laste wordt gelegd dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in de periode van 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023 zowel hennep als cocaïne heeft verkocht.
Verdachte heeft zelf verklaard dat zij in 2022 medeverdachte [medeverdachte] is gaan helpen met de verkoop van drugs, niet alleen wiet maar ook harddrugs. Getuige [getuige 4] heeft bij de politie verklaard dat zij sinds oktober 2022 bij verdachte drugs (wiet en MDMA) koopt. Gelet op de getuigenverklaring van [getuige 4] gaat het Gerecht er vanuit dat verdachte in elk geval vanaf 1 oktober 2022 ook zelf actief drugs is gaan verkopen, zowel wiet als harddrugs. Het Gerecht vindt daarom bewezen dat verdachte vanaf 1 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2023 hennep en cocaïne heeft verkocht.
Feit 3 – Het aanwezig hebben van 710 gram hennep en 18,8 gram marihuana op het adres [adres 2]
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de hennep en marihuana die bij de huiszoeking aan de [adres 2] zijn aangetroffen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van bezit enkel vanwege het feit dat ze beschikking kon uitoefenen over de hennep die is aangetroffen.
Oordeel van het Gerecht
Uit het dossier volgt dat verdachte de periode vóór de aanhouding in elk geval een deel van de tijd bij medeverdachte [medeverdachte] verbleef. De verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan de verkoop van onder andere hennep, en ze verbleef ook in de container waar de hennep en marihuana zijn aangetroffen. Daarnaast gebruikten zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hennep. Het Gerecht vindt daarom bewezen dat verdachte ook deze hennep en marihuana, samen met medeverdachte [medeverdachte], voorhanden heeft gehad.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Feit 4 – Het aanwezig hebben cocaïne op 17 oktober 2023
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken omdat zij geen wetenschap had van de cocaïne die op 17 oktober 2023 in de auto is aangetroffen. De drugs lag niet in het zicht, maar verborgen in de middenconsole in de auto.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 17 oktober 2023 de cocaïne aanwezig heeft gehad. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aanwezig is geweest bij de verkoop van cocaïne aan [getuige 1] op 17 oktober 2023 vanuit de auto en dat zij op dat moment al voor een langere periode samen met medeverdachte [medeverdachte] cocaïne verkocht. Zij moet dus hebben gezien dat de cocaïne in de auto lag en overhandigd werd aan hem. De aangetroffen cocaïne lag ook in de machtssfeer van verdachte omdat zij in de auto zat.
Oordeel van het Gerecht
Het Gerecht vindt bewezen dat verdachte in de periode 1 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2023 samen met medeverdachte [medeverdachte] onder andere cocaïne heeft verkocht. Naar aanleiding van de observatie die op 17 oktober 2023 heeft plaatsgevonden, heeft de politie verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op heterdaad aangehouden nadat er cocaïne aan meneer [getuige 1] was verkocht. Verdachte zat in de auto, was bij de verkoop van de cocaïne aan [getuige 1] aanwezig en verkoopt op dat moment al een jaar lang drugs met medeverdachte [medeverdachte]. Het Gerecht vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat er op 17 oktober 2023 cocaïne in de auto lag, en dat zij daar ook de beschikkingsmacht over had samen met medeverdachte [medeverdachte].
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

De strafbaarheid van het verkopen van hennep
Verdachte wordt ten laste gelegd dat zij in de periode van 17 oktober 2021 tot en met 17 oktober 2023 hennep
‘heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad’. In artikel 4 lid 1 onder A en B van de Opiumwet 1960 BES wordt slechts het invoeren, uitvoeren, doorvoeren, bezitten, aanwenden of aanwezig hebben verboden en dit wordt vervolgens strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet 1960 BES. Het verkopen van hennep is dus niet strafbaar gesteld in de Opiumwet 1960 BES. De wetgever is vermoedelijk vergeten om dit op te nemen in de wet. Het gaat het Gerecht te ver om deze leemte in de wet te herstellen door het verkopen van hennep toch strafbaar te achten. Het is de taak van de wetgever om dit te herstellen.
Dit leidt tot het gevolg dat wel bewezen is dat verdachte hennep heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd, maar dat dit geen strafbaar feit oplevert. Verdachte zal daarom ontslagen worden van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit deel van de bewezenverklaring. Het aanwezig hebben van de hennep blijft dan nog over. Het Gerecht vindt wel bewezen en strafbaar dat verdachte de hennep aanwezig heeft gehad tijdens het verkopen, vervoeren en afleveren daarvan. Dit levert wel een strafbaar feit op.
Kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 primair bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 4, eerste lid, aanhef onder b en B van de Opiumwet 1960 BES, en strafbaar gesteld in artikel 11, tweede lid, aanhef, onder a van die wet. Het wordt als volgt gekwalificeerd, telkens:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, van de Opiumwet 1960 BES.
Het onder feit 3 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b en d en B van de Opiumwet 1960 BES, en strafbaar gesteld in artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a van die wet. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, van de Opiumwet 1960 BES, meermalen gepleegd, en
Het opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, van de Opiumwet 1960 BES.
Het onder feit 4 primair bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, aanhef onder d en B van de Opiumwet 1960 BES, en strafbaar gesteld in artikel 11, eerste lid, aanhef, onder a van die wet. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Opiumwet 1960 BES, meermalen gepleegd.
Het onder feit 5 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, aanhef onder d en D van de Opiumwet 1960 BES, en strafbaar gesteld in artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a van die wet. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Opiumwet 1960 BES.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het Gerecht gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, op de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het Gerecht heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de verkoop van cocaïne gedurende een jaar en het bezit van cocaïne en hennep. Het is een feit van algemene bekendheid dat de verkoop van (hard)drugs gepaard gaat met andere vormen van (georganiseerde) criminaliteit en met geweld. Daarnaast zijn drugs schadelijk voor de volksgezondheid. Het betreft ook in deze zaak verslavende en bewustzijnsbeïnvloedende middelen, ten aanzien waarvan de wetgever (onder meer) om die reden de verkoop en het bezit daarvan heeft verboden. Het Gerecht weegt het verdachte zwaar aan dat zij haar vriend voor een jaar lang heeft geholpen en daarmee veel mensen op het eiland heeft voorzien van schadelijke drugs.
Persoonlijke omstandigheden
De psycholoog en de reclassering hebben een rapport over verdachte opgesteld. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte een kwetsbaar meisje is. Ze heeft veel ingrijpende gebeurtenissen gemaakt in haar jeugd en heeft niet geleerd om deze op een adequate manier te verwerken. De psycholoog vindt dat sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met afhankelijke trekken en dit staat in verband tot het delict. Er is bij verdachte sprake van een laag zelfbeeld, angst voor afkeuring en verlating, en het wegcijferen van haar eigen behoeften. Het hebben van een beperkt sociaal netwerk en de relatie met de medeverdachte
houdt de problematiek in stand. Het lijkt voor verdachte moeilijk te zijn om zich te weren tegen dominantie. Dit alles heeft bijgedragen aan het delictgedrag. De psycholoog adviseert daarom om de feiten in verminderde mate toe te rekenen. De kans op recidive wordt ingeschat als matig. Geadviseerd wordt om een psychologische behandeling op te starten in de gevangenis en deze voort te zetten bij Mental Health Caribbean op het moment dat verdachte in vrijheid wordt gesteld. De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen en een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met opleggen van de bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht en behandeling bij MHC.
Het Gerecht zal het advies van de psycholoog volgen en de feiten verdachte in verminderde mate toerekenen.
Toepassing jeugdstrafrecht
Op grond van het bepaalde in artikel 79c Sr BES kan de rechter het jeugdrecht toepassen op een verdachte die ten tijde van het begaan van het feit wel de leeftijd van 18 jaar, maar nog niet die van 21 jaar heeft bereikt. De rechter kan dat doen als die daartoe aanleiding ziet in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Met de officier van justitie en de raadsman is het Gerecht van oordeel dat verdachte berecht moet worden volgens het jeugdstrafrecht. Zowel haar persoonlijkheid als de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan (het meedoen met en het willen helpen van haar – veel oudere - vriend) geven hiertoe aanleiding.
Overwegingen met betrekking tot de straf
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 364 dagen waarvan 164 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, behandeling bij MHC en 200 uren werkstraf.
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de rol van verdachte.
Voor de oplegging van de straf heeft het Gerecht aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor het met enige regelmaat verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs op straat voor meer dan zes maanden, als indicatie een gevangenisstraf vanaf 18 maanden gegeven.
Het gaat in deze zaak om de verkoop van cocaïne voor de duur van één jaar, een forse periode. Daar staat tegenover dat verdachte berecht zal worden volgens het jeugdstrafrecht en dat de feiten haar verminderd kunnen worden toegerekend. Het Gerecht heeft, mede op vordering van het openbaar ministerie, de voorlopige hechtenis van verdachte inmiddels opgeheven.
Verdachte is nog jong en het is belangrijk dat ze de hulp krijgt die ze nodig heeft om de trauma’s uit het verleden te verwerken. Verdachte heeft tot de zitting op 28 maart 2024 moeten verblijven op de volwassenenafdeling in de gevangenis, dit was 164 dagen in totaal. Dit terwijl het Gerecht in dit vonnis jeugdrecht zal toepassen en aan verdachte dus een jeugddetentie zal opleggen, en geen gevangenisstraf. Dat is iets waar het Gerecht rekening mee houdt.
Alles afwegende zal het Gerecht een jeugddetentie opleggen voor de duur van 364 dagen, waarvan 164 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Vanwege het belang van de hulpverlening wordt reclasseringstoezicht en behandeling bij MHC als bijzondere voorwaarden gekoppeld aan het voorwaardelijk strafdeel. Het Gerecht ziet geen meerwaarde in het daarnaast opleggen van een werkstraf, enerzijds omdat de inzet van hulpverlening op dit moment in het leven van verdachte belangrijker is en anderzijds omdat zij de op te leggen jeugddetentie heeft uitgezeten in een volwassen regime.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 49, 58, 59, 79c, 79i, 79o,79p, 79q, 79r en 79w Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 6 ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
-verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair, feit 3, feit 4 primair en feit 5 ten laste gelegde heeft begaan;
-verklaart het onder feit 2 bewezen verklaarde ten aanzien van het verkopen, afleveren en vervoeren van de hennep niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien van dit deel van alle rechtsvervolging;
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
-verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, met uitzondering van het verkopen/afleveren en vervoeren van hennep zoals bewezenverklaard onder feit 2 primair, en de verdachte is daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de
364 dagen dagen;
- bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
164 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
-als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Caribisch Nederland, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
de verdachte zich onder behandeling laat stellen bij Mental Health Caribbean of een soortgelijke instelling, zulks zolang dit gedurende de proeftijd door de behandelaar nodig wordt geacht.
-geeft de reclassering opdracht bijstand te verlenen aan de verdachte ter zake van de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, zittingsgriffier, en op 17 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland d.d. 8 februari 2024, geregistreerd onder de onderzoeksnaam “LEO”.
2.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 28 maart 2024, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
3.Proces-verbaal van de zitting van 4 januari 2024.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 4 januari 2024, p. 94 e.v.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] met bijlagen d.d. 17 oktober 2023, p. 264 e.v.
6.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] d.d. 17 oktober 2023, p. 113 e.v.
7.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking voertuig met bijlagen d.d. 19 oktober 2023, p. 314 e.v.
8.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek verdovende middelen met bijlagen d.d. 23 oktober 2023, p. 317 e.v.
9.Schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport d.d. 7 december 2023, p. 328 e.v.
10.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen hennepkwekerij [adres 2] met bijlagen d.d. 25 oktober 2023 p. 296 e.v.
11.Proces-verbaal van huiszoeking ter inbeslagname adres: [adres 2] d.d. 18 oktober 2023, p. 277 e.v.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2023, p. 280 e.v.
13.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek verdovende middelen met bijlagen d.d. 9 november 2023 met bijlagen, p. 281 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2023, p. 339 e.v.
15.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek verdovende middelen met bijlagen d.d. 10 november 2023, met bijlagen, p. 343 e.v.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 30 oktober 2023, p. 515 e.v.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 30 oktober 2023, p. 478 e.v.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 31 oktober 2023, met bijlagen, p. 497 e.v.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2023, p. 359 e.v.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2023, p. 409 e.v.