ECLI:NL:OGEABES:2024:36

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
BON202400020
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet na vechtpartij tussen collega's

In deze zaak gaat het om een ontslag op staande voet van een werknemer, werkzaam als housekeeper bij AZUL PROPERTIES N.V. op Bonaire. De werknemer is op 14 november 2023 ontslagen nadat zij een collega, die tevens haar leidinggevende is, thuis heeft opgezocht om een werkgerelateerde kwestie te bespreken. Dit gesprek escaleerde in een vechtpartij waarbij beide partijen elkaar beschuldigen van mishandeling. De werknemer stelt dat zij uit zelfverdediging handelde, terwijl de collega verklaart dat zij zonder provocatie werd aangevallen. De rechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, omdat de werknemer zich niet op het huisadres van de collega had moeten begeven en de situatie niet op de werkvloer had moeten worden opgelost. De rechter wijst de vorderingen van de werknemer af en ontbindt de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk, met de reden dat er een dringende reden voor het ontslag was. De werknemer wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202400020
Datum uitspraak: 6 maart 2024
BESCHIKKING
in de zaak van
[werknemer],
wonende te Bonaire,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen
de naamloze vennootschap
AZUL PROPERTIES N.V.,
gevestigd te Bonaire,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.M. Wildeman (Curaçao).
Partijen zullen hierna werknemer en werkgever genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift en voorwaardelijk tegenverzoek
  • een aanvullende productie van werknemer.
1.2.
De mondelinge behandeling van de verzoeken heeft plaatsgevonden op
21 februari 2024. Partijen waren daarbij aanwezig waarbij werkgever rechtsgeldig
werd vertegenwoordigd door haar general manager en gevolmachtigde. Ook de genoemde gemachtigden van partijen waren aanwezig.
1.3.
De datum van de beslissing is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Werknemer is vanaf 27 november 2018 werkzaam bij werkgever als ‘housekeeper’, uiteindelijk krachtens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werkgever drijft een hotel(onderneming) op Bonaire.
2.2.
Op 14 november 2023 is werknemer op staande voet ontslagen omdat zij een collega van haar, die tevens haar leidinggevende is, heeft opgewacht bij haar huis om haar te spreken over onder meer het schoonmaken en openmaken door deze collega van haar schoonmaaktrolley. In dat verband is tussen hen beiden een vechtpartij ontstaan waarin werknemer deze collega heeft geslagen. Naar aanleiding daarvan hebben werknemer en de betreffende collega over en weer aangifte gedaan bij de politie van mishandeling.
2.3.
In de politieaangifte van werknemer staat onder meer het volgende, waarbij met “[Collega]” de betreffende collega/leidinggevende van werknemer wordt bedoeld:
Vanwege medische redenen kon ik drie weken niet werken. [Collega] beweerde op de werkvloer dat ik niet ziek was en dat ik zeker bezig was met hoerenactiviteiten. Een [collega X] hoorde dit en vertelde het aan mij.
[Collega] ging mijn karretje (schoonmaaktrolley, toevoeging Gerecht) zoeken met het excuus dat [supervisor] haar opdracht had gegeven om de karretjes te wassen. [Collega X] vroeg aan haar van wie de karretjes was, waarop [collega] antwoordde: “Ja, van [werknemer] maar ik ben niet bang voor haar, want ik heb een hogere functie dan [werknemer]. [Collega X] vertelde mij wat er was gebeurd. Ik was thuis. Ik werd gebeld door [een vriendin]. (…). Ik vroeg aan haar dan of wij langs [collega] kon gaan, zodat ik met haar kon praten. Ik ging toen, samen met [de bedoelde vriendin] bij het huis van [collega] staan omdat ik met [collega] wilde praten.
Toen [collega] thuiskwam, stapte ik uit de auto om met haar te praten. [Collega] bleef in de deuropening staan. Ik vroeg haar of ze blij was met wat ze in mijn karretje had gevonden. [Collega] antwoordde bevestigend en noemde me gek, bewerend dat het karretje niet van mij was maar van [werkgever]. Ik vroeg haar mij met rust te laten, maar de situatie escaleerde. We raakten in een woordenwisseling en uiteindelijk in een gevecht. [Collega] trok mij kennelijk en met kracht met zijn handen aan mijn haren. Om mezelf te verdedigen heb ik haar ook aan zijn haren getrokken, zodat zij mij losliet. Ik sloeg haar in het gezicht met een open hand. Ze duwde me weg en trapte me in mijn buik en linkerborst. Ik voelde behoorlijk pijn in mijn buik en linkerborst. Ik ben recent geopereerd, en [collega] weet dat. Het leek erop dat ze me opzettelijk wilde beschadigen.
2.4.
In de politieaangifte van de betreffende collega staat onder meer het volgende:
Op maandag 13 november 2023 omstreeks 17:20 kreeg ik een lift van een andere collega om van werk naar huis te gaan. Ik zat aan de passagierszijde. Twee andere collega’s reden samen met mij mee in de auto. Toen ik thuis aankwam zag ik een grijze auto (merk en kentekennummer nummer weet ik niet) voor mijn woning gelegen te [plaats] geparkeerd. Toen de auto waarin ik zat stilstond zag ik mijn collega [werknemer] uit de auto stappen en kwam rennend naar de auto toe waarin ik zat. Ik probeerde uit de auto te stappen maar zij liet me niet. Zij begon mij met twee gebalde vuisten te slaan. Ze sloeg me hiermee meerdere keren heel hard en ik voelde veel pijn. Ook werd ik aan mijn haar getrokken. Zij had me met haar telefoon geslagen. Ik stak mijn armen uit de auto en probeerde haar tegen te houden maar ook hun was het niet gelukt. Ik werd gewond geraakt aan de linkerzijde van mijn voorhoofd. Ik begon te bloeden als gevolg van haar klappen. (…)
Ik werd gewond geraakt aan de linkerzijde van mijn voorhoofd. Ik heb veel hoofd, nek en rugpijn en ik wil u ook vertellen dat ik vandaag niet uit mijn bed kon komen. (…)
2.5.
Bij de politieaangifte van de collega is een door de officier van justitie aangevraagde doktersverklaring over de betreffende collega gevoegd waarin staat dat deze collega een laceratie (scheurwond) aan haar hoofd heeft en drukpijn aan de lagere wervelkolom zonder verdenking van fracturen en drukpijn over spieren en aanhechtingen van de nek.
2.6.
Werknemer heeft op 16 november 2023 de afdeling arbeidsbemiddeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingeschakeld voor een bemiddeling. Werkgever heeft daar niet aan willen meewerken.
2.7.
Bij brief van haar gemachtigde van 15 december 2023 heeft werknemer de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar verklaard voor hervatting van haar werkzaamheden.

3.De vorderingen en de beoordeling

3.1.
Werknemer vorderde aanvankelijk in haar verzoekschrift alleen om voor recht te verklaren dat het aan haar gegeven ontslag op staande voet nietig is, alsmede werkgever te veroordelen tot doorbetaling van haar loon vanaf de datum van het ontslag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7A:1615q BW BES en veroordeling van werkgever om werknemer weer toe te laten tot het werk op straffe van verbeurte van een dwangsom van USD 500,00 per dag dat werkgever daaraan niet voldoet.
3.2.
Werknemer heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat er geen dringende reden was voor haar ontslag op staande voet. Zij heeft haar collega niet mishandeld. Juist andersom zou daarvan sprake zijn. Werkgever heeft haar op staande voet ontslagen zonder de situatie eerst te onderzoeken. Werkgever heeft haar ook niet voorafgaand aan het ontslag gehoord.
3.3.
Werkgever heeft naar aanleiding van de vordering van werknemer, in deze procedure een tegenverzoek gedaan dat strekt tot een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst per de datum van de daartoe te geven beschikking en zonder toekenning van een ontslagvergoeding als bedoeld in artikel
7A:16154 lid 5 BW BES.
3.4.
Na dit tegenverzoek heeft de werknemer tijdens de zitting haar vordering gewijzigd in die zin dat ook als het gerecht haar zou volgen in haar stelling dat het ontslag op staande voet nietig is, de arbeidsovereenkomst zou moeten eindigen onder toekenning aan haar van een vergoeding, waarbij zij ter zitting een vergoeding ter hoogte van zes maandsalarissen heeft genoemd. Het Gerecht gaat ervan uit dat hiermee wordt bedoeld dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden op grond van een gewichtige reden wegens een verandering van omstandigheden als gevolg van een naar stelling van werknemer niet rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. In het kader van een dergelijke ontbinding zou aan werknemer op grond van artikel 7A:1615w lid 5 BW BES een ontslagvergoeding kunnen worden toegekend. Voor de hoogte daarvan wordt op de eilanden doorgaans nog de kantonrechtersformule gebruikt.
3.5.
Het ontbindingsverzoek van werknemer zal worden afgewezen. De reden daarvoor is dat de overeenkomst al rechtsgeldig is beëindigd door het ontslag op staande voet. De dringende reden die voor het ontslag is gegeven is valide. Werknemer is naar het huisadres van haar collega gereden om met haar te spreken over een kwestie die verband houdt met het werk. Daarmee is zij buiten de grenzen getreden van wat normaal is. Een collega moet zich veilig kunnen voelen. Daar hoort niet bij dat een collega aan het huisadres wordt opgezocht of opwacht. Een collega kan je spreken op het werk. Over de vechtpartij die is ontstaan hebben werknemer en haar collega ieder een andere verklaring bij de politie afgelegd. Werknemer heeft verklaard dat er een woordenwisseling ontstond en haar collega haar aan de haren trok waarna zij deze collega, uit zelfverdediging, op haar beurt aan de haren heeft getrokken en met de vlakke hand heeft geslagen in het gezicht. De collega heeft echter verklaard dat zij direct in het gezicht werd geslagen met twee gebalde vuisten, met een verwonding aan haar hoofd als gevolg, en dat zij zelf niets heeft gedaan. De verklaringen lopen dus uiteen maar hoe het ook zij, had werknemer, als gezegd, op het huisadres van de collega niets te zoeken en zij had die ook niet aan de haren hoeven te trekken en niet hoeven te slaan. Dat werknemer, zoals zij in haar aangifte heeft gesteld, uit zelfverdediging heeft gehandeld is onwaarschijnlijk. Uit de overgelegde videobeelden blijkt dat zij zich bijna rennend naar de auto waarin de collega zat begaf, wat niet de indruk geeft dat zij uit was op een constructief gesprek. Als de collega al als eerste geweld zou hebben gebruikt, had werknemer van de situatie kunnen weglopen, te meer omdat zij daar sowieso al niets te zoeken had. Het door werknemer jegens haar collega uitgeoefende geweld is op grond van artikel 7A:1615p lid 2 sub 5 BW BES een rechtsgeldige grond voor een ontslag op staande voet. Werkgever heeft werknemer hierover niet vooraf gehoord, maar dat was ook niet nodig. Het horen van werknemer had voor werkgever niet tot een andere conclusie kunnen leiden dan dat het dienstverband onmiddellijk diende te eindigen.
3.6.
Het tegenverzoek van werkgever tot een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen. Het belang van de werkgever bij deze vordering is daarin gelegen dat indien op enig moment in rechte komt vast te staan dat het ontslag op staande voet toch nietig is, de arbeidsovereenkomst dan niet al die tijd is blijven doorlopen maar eerder is beëindigd. De overeenkomst zal voorwaardelijk worden ontbonden per de datum van deze beschikking. De reden voor de ontbinding is een dringende reden die grond geeft voor een ontslag op staande voet als bedoeld in artikel 7A:1615o lid 1 BW BES, waardoor er geen grond is voor een ontslagvergoeding als bedoeld in artikel 7A:1615 lid 5 BW BES.

4.De beslissing

Het Gerecht
op het ontbindingsverzoek van de werknemer
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt de werknemer in de kosten van de procedure, aan de zijde van de werkgever begroot op USD 559,00,
4.3.
verklaart het onder 4.2 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
op het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek van de werkgever
4.4.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor zover deze nog van kracht is per de datum van deze beschikking,
4.5.
veroordeelt de werknemer in de kosten van de procedure, aan de zijde van de werkgever begroot op USD 559,00,
4.6.
verklaart het onder 4.5 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. Veerman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.