ECLI:NL:OGEABES:2024:24

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
300.00036/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens gewapende overval en voorhanden hebben van vuurwapens op Sint Eustatius

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een gewapende overval op 4 juni 2023 op Sint Eustatius. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaten, mr. M.M.A. van Lieshout en mr. S.R. Bommel, terwijl de officier van justitie, mr. T.L.M. Keller, een gevangenisstraf van vijf jaar eiste, waarvan één jaar voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen.

Het Gerecht oordeelde dat de herkenning van de verdachte op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie, in combinatie met camerabeelden van de Neptune bar, niet voldoende was om tot wettig bewijs te komen. Er waren te veel twijfels over de betrouwbaarheid van de aangiftes en het bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de overval. Het Gerecht merkte op dat er geen technisch onderzoek was verricht op de plaats delict en dat er veel vragen onbeantwoord bleven over de gang van zaken rondom de aangiftes.

Uiteindelijk concludeerde het Gerecht dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de gewapende overval of dat hij een vuurwapen voorhanden had gehad. De verdachte werd integraal vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, en het vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 300.00036/23

Uitspraak: 29 februari 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

Geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek op de openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn advocaten mr. M.M.A. van Lieshout, advocaat op Bonaire en mr. S.R. Bommel, advocaat op Sint Maarten (via videoverbinding bij de zitting aanwezig).
De officier van justitie, mr. T.L.M. Keller heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarde moet begeleiding door de reclassering worden opgelegd, ook indien dit inhoudt dat verdachte de training iRespect moet volgen.
De advocaat mr. M.M.A. van Lieshout heeft namens mr. S.R. Bommel bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding. Afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd is de verdenking dat verdachte:
1. Primair: Op 4 juni 2023 op Sint Eustatius samen met [medeverdachte] een gewapende overval heeft gepleegd;
Subsidiair: Medeplichtigheid aan de gewapende overval;
Op 4 juni 2023 op Sint Eustatius een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Integrale vrijspraak
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is het Gerecht van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich aan de gewapende overval op 4 januari 2023 op St. Eustatius schuldig heeft gemaakt. In het dossier bevinden zich weliswaar enige aanwijzingen in de richting van verdachte, maar er zijn te veel punten waarop twijfel bestaat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Het Gerecht overweegt daartoe het volgende.
Inleiding
Het Gerecht merkt allereerst op dat het dossier in deze zaak veel vragen onbeantwoord laat, met name over de start van het onderzoek en de manier waarop de aangiftes zijn opgenomen. Uit het dossier volgen twee dingen: als eerste dat [verbalisant 1] op 4 juni 2023 rond 23.30 uur in kennis is gesteld van de beroving en vervolgens ‘ in gesprek’ is gegaan met de slachtoffers. En als tweede dat de aangiftes diezelfde nacht zijn opgenomen om respectievelijk 23.50 uur [aangever 1], 00.10 uur [aangever 2], en 00.27 uur [aangever 3], op het politiebureau, door andere verbalisanten dan [verbalisant 1]. Hoe is de politie op de hoogte geraakt van de overval? Zijn aangevers zelf naar het bureau gekomen? Waar en wanneer heeft [verbalisant 1] precies met de aangevers gesproken? Was dit voorafgaand aan het opnemen van de aangiftes? Was dit met aangevers gezamenlijk? De antwoorden op deze en andere vragen kunnen relevant zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aangiftes, maar volgen niet uit het dossier.
Verder is het opvallend dat er helemaal geen technisch (sporen)onderzoek is gedaan, of überhaupt onderzoek is verricht op de plaats delict. Het is zelfs niet duidelijk of de beroving
inde kapperszaak zou hebben plaatsgevonden, of voor de kapperszaak buiten op straat.
Tenslotte komt in het dossier naar voren dat er al langere tijd spanning heerst tussen de familie [achternaam medeverdachte] enerzijds en de Spaanstalige gemeenschap op St. Eustatius (in het bijzonder [aangever 1]) anderzijds.
Dat sommige dingen niet goed zijn uitgezocht, of niet goed gerelateerd, wil zeker niet zeggen dat de aangiftes onwaar zijn. Dit maakt wel dat het Gerecht de stukken die wel in het dossier zitten met de nodige behoedzaamheid beoordeelt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het belastende bewijs tegen verdachte bestaat volgens het Openbaar Ministerie uit het volgende:
  • de drie aangiftes en bijbehorende letselverklaringen,
  • de daarop volgende enkelvoudige fotoconfrontatie,
  • het feit dat verdachte op 4 juni 2023 samen met de medeverdachte en [broer van medeverdachte] was,
  • dat verdachte vlak voor de gewapende overval weg is gegaan uit de Neptune Bar en iets na 23.00 uur weer terug is gekomen, en
  • dat hij in de tussentijd met [medeverdachte] een rondje zou hebben gereden op de scooter.
Enkelvoudige fotoconfrontatie
De aangevers hebben het over twee mannen op scooter(s) waarvan zij één man zeggen te hebben herkend: [medeverdachte]. Van de andere man geven de aangevers het volgende signalement: donkere huidskleur, normaal postuur, niet lang en rasta. Deze man zou niet woonachtig zijn op St. Eustatius. Geen van de aangevers kent deze man.
Naar aanleiding van de omschrijving van aangevers in combinatie met [medeverdachte], denkt [verbalisant 1] dat de andere man die bij de overval betrokken is geweest, verdachte moet zijn. Hij wist dat verdachte op 2 juni 2023 op het eiland was gekomen, dat verdachte bevriend was met [broer van de medeverdachte] en dat verdachte op 3 juni 2023 en op 4 juni 2023 met [medeverdachte] en/of diens broers samen was geweest. [Verbalisant 1] heeft een screenshot van een beeld gemaakt waarop verdachte is te zien. Alleen deze foto (screenshot) is aan de drie aangevers getoond. Aangevers hebben vervolgens verklaard dat de man op de screenshot de tweede man is die betrokken is geweest bij de overval. Het resultaat van deze enkelvoudige fotoconfrontatie heeft een zwakke bewijskracht.
Camerabeelden Neptune bar
In het onderzoek is veel aandacht besteed aan de camerabeelden van de Neptune bar. Volgens het proces-verbaal is daarop te zien dat verdachte en de [medeverdachte] samen in de bar waren, de bar om 22.54 uur hebben verlaten, en om 23.04 uur op de scooter zijn teruggekeerd naar de bar. Dat zou hen precies de gelegenheid hebben gegeven om naar de kapperszaak even verderop te rijden, en daar om 23.00 uur de overval te plegen en dan weer terug te komen. Het Gerecht heeft echter geconstateerd dat de beelden veel minder duidelijk zijn dan het proces-verbaal stelt – ook de bewegende beelden, die aan het dossier zijn toegevoegd. Het helpt daarbij niet dat de camerabeelden zijn opgeknipt in delen die niet op elkaar aansluiten.
Uit de beelden volgt wel dat verdachte en [de medeverdachte] in de Neptune bar waren op 4 juni 2023 rond 23.00 uur. Dat wordt door hen beiden ook niet ontkend. Ook lijken beiden richting de uitgang te lopen even voor 23.00 uur. Maar of zij ook echt naar buiten zijn gegaan, blijkt niet. Van het vermeende terugkomen op scooters is vervolgens niet meer te zien dan lichtjes buiten de bar, en daarna twee silhouetten die langs de bar lopen en die mogelijk verdachte en de medeverdachte kunnen zijn. Dit alles is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte omstreeks het tijdstip van de gewapende overval langs de kapperszaak is gereden samen met [medeverdachte]. Dat de beroving tussen 22.55 en 23.05 uur gepleegd zou zijn, volgt overigens ook niet zonder meer uit de aangiftes [1] .
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft zichzelf gemeld bij de politie omdat hij hoorde dat hij werd gezocht. Hij heeft steeds ontkend de overval te hebben gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachte vanuit de Neptune bar naar een andere bar zijn gereden. Dit is echter niet onderzocht en bij de andere bar is geen navraag gedaan of verdachte daar is geweest op 4 juni 2023, en zo ja, hoe laat.
Conclusie
De herkenning van verdachte op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie is, ook in combinatie met de beelden van Neptune bar, onvoldoende om tot wettig bewijs te komen dat verdachte op 4 juni 2023 betrokken is geweest bij een overval op de aangevers. Daarmee is evenmin bewezen dat hij op 4 juni 2023 een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem integraal vrij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, (zittingsgriffier), en op 29 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.[Aangever 1] spreekt over rond 23.10 uur, [Aangever 2] over ‘ omstreeks 22.55’ en [Aangever 3] noemt helemaal geen tijdstip.