ECLI:NL:OGEABES:2024:23

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
300.00035/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens gewapende overval en voorhanden hebben van vuurwapens op Sint Eustatius

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een gewapende overval op 4 juni 2023 op Sint Eustatius. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de reclassering. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten.

Het Gerecht heeft de aangiftes van de slachtoffers als belastend bewijs beschouwd, maar heeft ook geconstateerd dat er veel vragen onbeantwoord zijn gebleven over de betrouwbaarheid van deze aangiftes. Er was geen technisch sporenonderzoek verricht op de plaats delict, en de aangiftes waren ondervraagd door verschillende verbalisanten, wat vragen opriep over de procedurele gang van zaken. De verdachte ontkende de overval te hebben gepleegd en stelde dat de aangiftes vals waren.

Na zorgvuldige overweging van het bewijs en de omstandigheden, concludeerde het Gerecht dat er weliswaar wettig bewijs was in de vorm van aangiftes, maar dat er reële twijfels bestonden over de feitelijke gang van zaken en de betrokkenheid van de verdachte. Gezien de grondregel van het strafrecht dat bij redelijke twijfel in het voordeel van de verdachte moet worden beslist, sprak het Gerecht de verdachte integraal vrij van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 300.00035/23

Uitspraak: 29 februari 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek op de openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn advocaten mr. M.M.A. van Lieshout, advocaat op Bonaire en mr. S.R. Bommel, advocaat op Sint Maarten (via videoverbinding bij de zitting aanwezig).
De officier van justitie, mr. T.L.M. Keller heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarde moet begeleiding door de reclassering worden opgelegd, ook indien dit inhoudt dat verdachte de training iRespect moet volgen.
De advocaat mr. M.M.A. van Lieshout heeft namens mr. S.R. Bommel bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding. Afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd is de verdenking dat verdachte:
1. Primair: Op 4 juni 2023 op Sint Eustatius samen met [medeverdachte] een gewapende overval heeft gepleegd;
Subsidiair: Medeplichtigheid aan de gewapende overval;
Op 4 juni 2023 op Sint Eustatius een vuurwapen voorhanden
heeft gehad.
Integrale vrijspraak
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is het Gerecht van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich aan de gewapende overval op 4 januari 2023 op St. Eustatius schuldig heeft gemaakt. Het Gerecht overweegt als volgt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het belastende bewijs tegen verdachte bestaat volgens het Openbaar Ministerie uit de aangiftes waarin verdachte direct als dader wordt genoemd. Ondanks de spanningen die heersen tussen de [familienaam verdachte] en [aangever 1] zijn de aangiftes betrouwbaar omdat [aangever 2] een onafhankelijke getuige is. Daarnaast is er steunbewijs, namelijk de telefoongesprekken die verdachte met zijn vriendin heeft gevoerd en de camerabeelden van Neptune bar.
De aangiftes
Tegen verdachte liggen drie aangiftes, waarin hij wordt genoemd als één van de twee daders. Op zich is dat voldoende wettig bewijs. Het Gerecht merkt echter op dat het dossier in deze zaak veel vragen onbeantwoord laat, met name over de start van het onderzoek en de manier waarop de aangiftes zijn opgenomen. Uit het dossier volgen twee dingen: als eerste dat [verbalisant 1] op 4 juni 2023 rond 23.30 uur in kennis is gesteld van de beroving en vervolgens ‘ in gesprek’ is gegaan met de slachtoffers. En als tweede dat de aangiftes diezelfde nacht zijn opgenomen om respectievelijk 23.50 uur [aangever 2] 00.10 uur [aangever 1] en 00.27 uur [aangever 3], op het politiebureau, door andere verbalisanten dan [verbalisant 1]. Hoe is de politie op de hoogte geraakt van de overval? Zijn aangevers zelf naar het bureau gekomen? Waar en wanneer heeft [verbalisant 1] precies met de aangevers gesproken? Was dit voorafgaand aan het opnemen van de aangiftes? Was dit met aangevers gezamenlijk? De antwoorden op deze en andere vragen zijn relevant voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aangiftes, maar volgen niet uit het dossier.
Verder is het opvallend dat er helemaal geen technisch (sporen)onderzoek is gedaan, of überhaupt onderzoek is verricht op de plaats delict. Het is zelfs niet duidelijk of de beroving
inde kapperszaak zou hebben plaatsgevonden, of voor de kapperszaak buiten op straat.
Dat sommige dingen niet goed zijn uitgezocht, of niet goed gerelateerd, wil zeker niet zeggen dat de aangiftes onwaar zijn. Maar het maakt wel dat het Gerecht de aangiftes met de nodige behoedzaamheid beoordeelt. Het feit dat uit het dossier naar voren komt dat er inderdaad, zoals verdachte heeft verklaard, al langere tijd spanning heerst tussen de familie [achternaam verdachte] enerzijds en de Spaanstalige gemeenschap (in het bijzonder [aangever 1]) op St. Eustatius anderzijds, speelt daarbij ook een rol.
Telefoongesprekken
De officier van justitie heeft gewezen op een telefoongesprek dat [verdachte] op 5 juni 2023 heeft gevoerd, en waarin hij zegt “er zijn dingen gebeurd die vandaag afgemaakt moeten worden”. Dit gesprek is echter gevoerd door de broer van verdachte [naam broer medeverdachte], en niet door verdachte zelf. Het Gerecht laat dit gesprek daarom buiten beschouwing.
Verder zijn er WhatsApp conversaties tussen verdachte en zijn vriendin en van zijn vriendin met anderen, van 5 juni 2023. Daaruit volgt echter niet meer dan dat verdachte en zijn vriendin op dat moment wisten dat de politie naar verdachte op zoek was. Het levert geen bewijs op voor betrokkenheid van verdachte bij de overval.
Camerabeelden Neptune bar
Naast de aangiftes zijn er de camerabeelden van Neptune bar. Volgens het proces-verbaal is daarop te zien dat verdachte en de medeverdachte samen in de bar waren, de bar om 22.54 uur hebben verlaten, en om 23.04 uur op de scooter zijn teruggekeerd naar de bar. Dat zou hen precies de gelegenheid hebben gegeven om naar de kapperszaak even verderop te rijden en daar om 23.00 uur de beroving te plegen en dan weer terug te komen. Het Gerecht heeft echter geconstateerd dat de beelden veel minder duidelijk zijn dan het proces-verbaal stelt – ook de bewegende beelden, die aan het dossier zijn toegevoegd. Het helpt daarbij niet dat de camerabeelden zijn opgeknipt in delen die niet op elkaar aansluiten.
Uit de beelden volgt wel dat verdachte en de medeverdachte in Neptune bar waren op 4 juni 2023 rond 23.00 uur. Dat wordt door hen beiden ook niet ontkend. Ook lijken beiden richting de uitgang te lopen even voor 23.00 uur. Maar of zij ook echt naar buiten zijn gegaan, blijkt niet. Van het vermeende terugkomen op scooters is vervolgens niet meer te zien dan lichtjes buiten de bar, en daarna twee silhouetten die langs de bar lopen en die mogelijk verdachte en de medeverdachte kunnen zijn. Dit alles is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte omstreeks het tijdstip van de gewapende overval langs de kapperszaak is gereden samen met de medeverdachte. Dat de beroving tussen 22.55 en 23.05 uur gepleegd zou zijn, volgt overigens ook niet zonder meer uit de aangiftes [1] .
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft vanaf het begin ontkend de overval te hebben gepleegd. Volgens hem hebben de aangevers valse aangiftes tegen hem gedaan. Verdachte heeft meermalen verklaard dat hij vanuit de Neptune bar naar een andere bar is gereden, en dat hier mogelijk ook camerabeelden van zijn, ofwel van de bar, ofwel van de route daar naar toe. Dit is echter niet onderzocht en bij de andere bar is geen navraag gedaan of verdachte daar is geweest op 4 juni 2023, en zo ja, hoe laat.
Conclusie
Al met al is er wel wettig bewijs, in de vorm van drie aangiftes waarin verdachte wordt genoemd, maar ziet het Gerecht reden om die aangiftes met terughoudendheid te beoordelen. Nu er geen ander bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte, houdt het Gerecht reële twijfels of de beroving heeft plaatsgevonden op de manier waarop aangevers zeggen dat het is gegaan, en of deze (mede) door verdachte is gepleegd.
In deze situatie kan het Gerecht niet anders dan terugvallen op de grondregel van het strafrechtelijke systeem: in het geval van redelijke twijfel moet die twijfel in het voordeel van verdachte uitvallen. Het Gerecht zal verdachte daarom vrijspreken van de feiten 1 en 2.

BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem integraal vrij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, (zittingsgriffier), en op 29 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.[Aangever 3] spreekt over rond 23.10 uur, [aangever 1] over ‘ omstreeks 22.55’ en [aangever 2] noemt helemaal geen tijdstip.