ECLI:NL:OGEABES:2024:22

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
400.00054/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door politieagent tijdens privé-incident op Bonaire

In deze strafzaak is de verdachte, een politieagent, beschuldigd van openlijke geweldpleging en bedreiging met een vuurwapen. De feiten vonden plaats op 9 juli 2021 op Te Amo Beach, Bonaire, waar de verdachte in zijn vrije tijd betrokken raakte bij een conflict met het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen, maar het Gerecht oordeelde dat dit niet wederrechtelijk was, omdat hij handelde in de veronderstelling dat hij zijn plicht als politieagent vervulde. De bedreiging met het wapen werd niet strafbaar geacht, omdat het optreden voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging, omdat hij samen met een medeverdachte het slachtoffer heeft geslagen en geschopt terwijl deze op de grond lag. Het Gerecht legde een voorwaardelijke geldboete op van USD 280,00 met een proeftijd van één jaar. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het causaal verband tussen het letsel en het handelen van de verdachte niet kon worden vastgesteld. De zaak heeft geleid tot veel media-aandacht en heeft grote gevolgen gehad voor de verdachte, die geschorst is van zijn werk.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00054/23
Uitspraak: 29 februari 2024 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte},
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
wonende op [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek op de openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.C.R. Keijzer, advocaat in Amsterdam, Nederland.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. L. Stroink, heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte integraal zal worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft eveneens bepleit dat verdachte integraal zal worden vrijgesproken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair
dat hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 juli 2021 op het eiland Bonaire,
openlijk, te weten op Te Amo Beach, in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], welk geweld bestond uit het:
- meermalen, althans eenmaal (onder meer):
- ( met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het (met kracht) naar de grond brengen en/of te duwen en/of houden van die [slachtoffer] en /of
- ( met kracht) slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;
Feit 1 subsidiair
dat hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 juli 2021 op het eiland Bonaire tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachtes mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of vervolgens die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 1 meer subsidiair
dat hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 juli 2021 op het eiland Bonaire tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;
Feit 2
dat hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 juli 2021 op het eiland Bonaire, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk dreigend, een vuurwapen gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer].
Inhoud van het vonnis
Het Gerecht zal de te beantwoorden vragen een voor een bespreken. De indeling van dit vonnis is als volgt:
Inleidende overweging met betrekking tot het toetsingskader - wat betekent het feit dat verdachte een politieagent is?
Bewijsmiddelen
Bewijsoverwegingen
3.1. Feiten en omstandigheden
3.2. De verklaring van verdachte zelf
3.3. Overwegingen bij bewezenverklaring van feit 1 (geweldpleging)
3.4. Overwegingen bij bewezenverklaring van feit 2 (bedreiging)
4.
Bewezenverklaring
5.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
5.1. De strafbaarheid van feit 2 (bedreiging)
5.2. De strafbaarheid van feit 1 (geweldpleging)
5.3. Kwalificatie
6.
Strafbaarheid van de verdachte
7.
Oplegging van straf
8.
Schadevergoeding
9.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
1.
Inleidende overweging met betrekking tot het toetsingskader - wat betekent het feit dat verdachte een politieagent is?
Het openbaar ministerie heeft bij het oordeel of verdachte in deze zaak moest worden vervolgd duidelijk laten meewegen dat verdachte ambtenaar van politie is, en heeft ervoor gekozen om verdachte in eerste instantie niet te vervolgen [1] . Ook voor verdachte zelf speelt dit gegeven een grote rol omdat hij naar zijn beleving als politieagent heeft gehandeld, al was hij in zijn vrije tijd.
Zowel door de verdediging als door het openbaar ministerie is gewezen op artikel 8 van de Ambtsinstructie politie BES. Daarin staat (kort gezegd) dat politieagenten die buiten dienst een ernstig voorval [2] waarnemen, hulp moeten bieden en ‘voorlopige maatregelen’ moeten nemen, in afwachting van de komst van collega’s. Verdachte zou op basis van deze instructie hebben gehandeld. Ook is door beide partijen gesteld dat het op de BES-eilanden niet ongebruikelijk is dat politieagenten hun dienstwapen mee naar huis nemen en ook dragen in hun vrije tijd. Verdachte heeft daaraan toegevoegd dat hij juist in de periode van de ten laste gelegde feiten, vaak in zijn vrije tijd zijn wapen droeg omdat hij bedreigd werd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het handelen van verdachte op de bewuste avond van 9 juli 2021 moet worden beoordeeld naar de maatstaven van een optredende politieambtenaar en dus wordt begrenst door de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ook de raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte handelde als politieambtenaar toen hij zijn wapen trok, en dat hij vanuit die hoedanigheid beoordeeld moet worden.
Het Gerecht is het met de officier van justitie en de raadsvrouw eens dat het toetsingskader in deze zaak relevant is, en samenhangt met de vraag of verdachte die bewuste avond al dan niet handelde als politieagent. De rechtspraak op dit punt (voornamelijk afkomstig uit Europees Nederland) is vrij helder: als een politieagent handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, dan wordt dit handelen getoetst aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Dat is een andere toets dan die voor een gewone burger.

2.Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [3]
In de bewijsmiddelen is geen (expliciete) landsaanduiding opgenomen, maar het is algemeen bekend dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaats, Te Amo Beach, is gelegen op Bonaire.
1.
[slachtoffer] deed op 10 juli 2021 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Gisteren op 9 juli 2021 was ik omstreeks 19:30 uur bij Te Amo Beach en ik was daar samen met enkele collega’s. Tussen 23.00 uur en 24.00 uur kwam een pick-up ter plaatse en begon te feveren. Ik vond het leuk en besloot ook met mijn pick-up te gaan feveren. Ik bleef nog enkele rondjes draaien en botste hierna tegen de rechterachterkant van de pick-up die eerst was begonnen met feveren. Ik stopte mijn pick-up en zag dat een man een vuurwapen op mij gericht hield. Ik schrok, voelde mij bedreigd, stapte uit de auto met mijn handen in de lucht en zag op dat moment een Nederlandse man in mijn richting komen lopen. Hij was aan het uitschelden in de Nederlandse taal. Hij benaderde me en begon me, met zijn tot vuist gebalde handen, in mijn gezicht te slaan.
Toen de Nederlandse man mij aan het slaan was, herkende ik de man met vuurwapen als een politieagent die ik ken.
Toen de politieagent hoorde dat ik met 911 aan de lijn was, kwam hij naar me toe en sloeg de telefoon van mijn handen af. De politieagent had me naar de grond gewerkt. Terwijl ik op de grond lag, werd ik door de politieagent samen met de Nederlandse man geslagen. De Nederlandse man gaf me een trap in mijn gezicht en bij mijn rechterarm, waardoor mijn arm uit de kom kwam. Hierna werd ik door beiden verder geslagen. De politieagent had me ook geschopt en met zijn vuisten geslagen.” [4]
2.
Een arts heeft aangever onderzocht en de volgende medische verklaring opgesteld:
“Aard van het letsel: contusie bovenlip en schouderluxatie rechts” [5]
3.
De medeverdachte [medeverdachte] is door de rijksrecherche op 4 augustus 2021 verhoord (3e verhoor) en heeft toen het volgende verklaard:

Ik zag dat [verdachte] een wapen, een pistool, trok. Ik zag dat [verdachte] dat pistool richtte in de richting van de rode pick-up. Ik zag en hoorde dat [verdachte] en de bestuurder aan het schreeuwen waren. Toen heb ik die bestuurder van de rode pick-up geslagen. Ik zag een worsteling tussen [verdachte] en de bestuurder van de rode pick-up. Toen zag ik dat [verdachte] hem naar de grond werkte. Volgens mij pakte [verdachte] de bestuurder bij zijn middel en gooide hem op de grond. Ik ging erop af en ben toen bovenop de bestuurder gaan zitten.” [6]
4.
De getuige [getuige 1] is op 15 juli 2021 door de rijksrecherche verhoord en heeft toen het volgende verklaard:
“Ik zag dat de Hollandse man en de politieman [verdachte] zich weer met [slachtoffer] gingen bemoeien. Ze gingen hem toen duwen. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer] met de Roadservice aan het bellen was. Ik zag toen dat de Hollandse man de telefoon van [slachtoffer] weg ging gooien. Toen zag ik dat de Hollandse man en de politieman [slachtoffer] vastpakte en tegen een daar geparkeerde Toyota Vitz aanduwde. Daarna zag ik dat ze [slachtoffer] tegen de pickup van [slachtoffer] duwde. Ik zag dat [slachtoffer] daardoor op zijn knieën ging vallen. Daarna zag ik dat de Hollandse man met zijn ‘konopi’ in het gezicht ging slaan van [slachtoffer]. Ik zag dat hij dat zeker drie keer deed. Ik zag dat de politieman ook schopte tegen [slachtoffer]. ” [7]
5.
De getuige [getuige 2] is op 19 juli 2021 door de rijksrecherche verhoord en heeft toen het volgende verklaard:
“Ik zag dat [verdachte] samen met de man kennelijk ruzie had. Ik zag armbewegingen in de zin van ‘kom dan’, elkaar uitdagen. [Medeverdachte] liep naar hen toe. Ineens zag ik een gevecht tussen de drie mannen. Ik zag dat [verdachte] de man op de grond hield. Ik zag dat [verdachte] met een van zijn knieën op de rug van de man drukte.” [8]
6.
De getuige [getuige 2] is op 2 november 2023 door de rechter-commissaris verhoord en heeft toen het volgende verklaard:
“[Medeverdachte] drukte de man in de blubber waarbij hij zei "je gaat blubber eten" en zowel [medeverdachte] als [verdachte] trapten tegen de man aan. Dat was de eerste keer dat [verdachte] de man pijn deed. [Medeverdachte] duwde de man naar beneden bij zijn hoofd en [verdachte] met zijn knie op de rug van de man. Beiden hebben de man toen geschopt. De man werd door [medeverdachte] en [verdachte] getrapt van de billen naar boven. [Medeverdachte] en [verdachte] hadden een gelijk aandeel in het trappen.” [9]
7.
De verdachte heeft op 8 februari 2024 ter zitting het volgende verklaard:
“Ik was bij een strand, Te Amo beach, ik was samen met [medeverdachte], Toen die pick-up tegen mijn pick-up botste, ben ik bijna gevallen. Ik heb mijn vuurwapen gepakt en ben daarmee richting die pick-up gelopen.
We waren aan het praten, toen kwam [medeverdachte] erbij, hij gaf de aangever een klap in zijn gezicht. Dan is het gewoon heen en weer trekken. Ik zag dat aangever op de grond lag.” [10]

3.Bewijsoverwegingen

3.1.
Feiten en omstandigheden
Het Gerecht stelt op grond van het dossier en de hierboven genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 9 juli 2021 is aangever [slachtoffer] met een groepje personen (waaronder de getuigen [getuige 1] en [getuige 3]) bij Te Amo beach. Later op de avond komt verdachte met zijn pick-up ook naar Te Amo beach. Verdachte is politieagent, maar op dat moment in zijn vrije tijd. Hij heeft zijn dienstwapen bij zich in een buiktasje. Naast hem in de pick-up zit [medeverdachte]. Voordat ze naar te Amo Beach gingen zijn verdachte en [medeverdachte] bij een bar geweest, waar verdachte een whisky-cola heeft gedronken. Bij Te Amo beach aangekomen maakt verdachte eerst een zogenaamde
donut(feveren) voordat hij zijn auto parkeert. Vervolgens stappen verdachte en [medeverdachte] uit de auto. Zij hebben afgesproken met een aantal vrouwen, die daar eveneens geparkeerd staan. Dit zijn de getuigen [getuige 2], [getuige 4] en [getuige 5].
[Slachtoffer] ziet verdachte de donut maken, en besluit ook te gaan feveren in zijn rode pick-up. Het heeft geregend en de ondergrond is modderig. [Slachtoffer] draait een paar rondjes. Op enig moment tijdens het feveren raakt [slachtoffer] met zijn rode pick-up de geparkeerde pick-up van verdachte. Verdachte staat bij de achterbak van zijn pick-up en voelt de auto door de botsing tegen zich aan komen. Verdachte pakt zijn vuurwapen, en richt dat op de rode pick-up waar [slachtoffer] op dat moment nog in zit. [Slachtoffer] komt, al dan niet vrijwillig, uit de auto. Verdachte bergt hierop zijn wapen weer op in zijn buiktasje.
Verdachte en [slachtoffer] zijn met elkaar in discussie als medeverdachte [medeverdachte] erbij komt. [Medeverdachte] geeft [slachtoffer] meerdere klappen in het gezicht. Hierop ontstaat een worsteling tussen de drie mannen, waarbij wordt geduwd en getrokken. [Slachtoffer] wordt door zowel [medeverdachte] als verdachte geslagen en naar de grond gewerkt. Vervolgens wordt [slachtoffer] door zowel [medeverdachte] als verdachte geschopt.
Op enig moment weet [slachtoffer] weg te komen. Hij stapt in zijn auto en rijdt een klein stukje, maar aan de overkant van de weg rijdt hij over een rotsblok en dan tegen een muurtje, waarna hij tot stilstand komt. Hierna volgt een tweede situatie, waarbij [medeverdachte], verdachte, [slachtoffer] en getuige [getuige 1] met elkaar in discussie zijn. Hier komt ook de politie ter plaatse, naar aanleiding van de meldingen die zowel door verdachte als aangever [slachtoffer] zijn gedaan. Op het moment dat de politie aankomt is verdachte met [slachtoffer] in discussie over zijn gebroken ketting en de verzekering. Tegen getuige [getuige 1] roept verdachte iets in de trant van ‘ je kan wel iets verzinnen maar er komt toch niets uit’. [Slachtoffer] blijkt letsel te hebben aan zijn lip en zijn schouder.
3.2.
De verklaring van verdachte zelf
Verdachte heeft verklaard dat het op het eiland algemeen bekend is dat hij politieagent is en dat hij regelmatig werd en wordt bedreigd, ook in de periode net voorafgaand aan 9 juli 2021. Enkele weken vóór 9 juli 2021 was zijn autoruit ingegooid. Op 9 juli 2021 was verdachte bang dat de actie van de rode pick-up tegen hem persoonlijk gericht was. Het was donker en verdachte kon niet zien wie er in de rode pick-up zat. Verdachte wilde de bestuurder van de rode pick-up staande houden en zijn collega’s bellen. Maar hij was ook bang dat de bestuurder hem iets aan wilde doen en mogelijk op hem in zou rijden. Toen hij eenmaal zicht had op de bestuurder heeft hij zijn wapen weer opgeborgen.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij in eerste instantie rustig met [slachtoffer] in gesprek was, maar dat de boel escaleerde toen [medeverdachte] erbij kwam en [slachtoffer] ging slaan. [Medeverdachte] en [slachtoffer] raakten toen met elkaar in gevecht. Verdachte heeft zelf op geen enkel moment geschopt of geslagen. Hij heeft [slachtoffer] ook niet naar de grond gewerkt, of op hem gezeten toen hij op de grond lag. Verdachte heeft, zegt hij, alleen geprobeerd [medeverdachte] van [slachtoffer] af te halen.
3.3.
Overwegingen bij bewezenverklaring van feit 1 (geweldpleging)
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw zijn uitgebreid ingegaan op de verschillende getuigenverklaringen in het dossier. Het openbaar ministerie komt tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld wat er nu daadwerkelijk is gebeurd, en wat het aandeel van verdachte is geweest. Daarom moet verdachte worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft uitgebreid betoogd waarom de verklaringen van de getuigen aan de zijde van [slachtoffer] niet betrouwbaar zijn, en de getuigen aan de zijde van verdachte wel.
Met het openbaar ministerie en de raadsvrouw is het Gerecht eens, dat de verklaringen over de rol van verdachte bij het gepleegde geweld behoorlijk uiteen lopen. De getuigen van de zijde van [slachtoffer] verklaren over een rustige [slachtoffer] die naar de grond werd gewerkt en werd geslagen en geschopt, zowel door [medeverdachte] als door verdachte. De getuigen van de zijde van verdachte verklaren over ongecontroleerd en ‘dronken’ gedrag van [slachtoffer], en verdachte die als een goed politieman hiertegen heeft opgetreden zonder zelf geweld te gebruiken. Onafhankelijke getuigen zijn er eigenlijk niet, behalve [getuige 6], maar die stond te ver weg om echt iets te kunnen zien.
Dat neemt niet weg dat er wettig bewijs is dat verdachte zelf ook geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer]. Dit volgt uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in het bijzonder de aangifte en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. Anders dan het openbaar ministerie en de raadsvrouw, heeft het Gerecht ook de overtuiging dat verdachte zelf geweld heeft gepleegd.
Uit het hele dossier, alles bij elkaar genomen, komt een bepaald beeld naar voren van agressie van de zijde van verdachte. Allereerst zijn er de processen-verbaal van de collega’s van verdachte, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Het fysieke geweld is al gestopt als zij ter plaatse komen, maar beide verbalisanten zien verdachte staan met een gescheurd shirt en een gebroken ketting in zijn hand, heftig in discussie met [slachtoffer] en met getuige [getuige 1]. Verdachte roept zelfs nog naar [getuige 1] ‘
niun tonto no ta bini afo ma tog’.
Dat verdachte ook in de fase daarvoor niet zo rustig was als hij zelf verklaart, volgt uit de verklaringen van [medeverdachte]. [Medeverdachte] verklaart dat verdachte en [slachtoffer] fel en hard tegen elkaar aan het schreeuwen waren nadat [slachtoffer] uit de auto was gekomen, en dat het tussen hen ‘escaleerde’. Opvallend in dit verband is ook dat verdachte de verzekeringskaart van [slachtoffer] naderhand op de grond achter zijn (verdachtes) auto heeft gevonden. Dit sluit aan bij de verklaring van [slachtoffer] dat hij met zijn verzekeringskaart in zijn hand stond en deze aan verdachte wilde geven. Dat de verzekeringskaart niet bij verdachte terecht is gekomen maar op de grond is beland draagt bij aan het beeld van ruzie en escalatie.
Verder is van belang de verklaring van [slachtoffer] dat hij de politie belde, maar dat hem de telefoon uit handen werd geslagen door verdachte en [medeverdachte]. Ook dit wordt in het dossier bevestigd, namelijk door de transcriptie van het gesprek van [slachtoffer] met de meldkamer, dat eindigt met de meldkamermedewerker die “hallo, hallo?” zegt en kennelijk niets meer hoort. Ook dit draagt bij aan het beeld dat het gesprek tussen verdachte en [slachtoffer] niet zo rustig verliep als verdachte verklaart.
Het Gerecht hecht tenslotte veel waarde aan de verklaring die getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. [getuige 2], die in de zomer van 2021 een verhouding had met [medeverdachte], heeft in eerste instantie niet veel over geweld van de zijde van verdachte verklaard. Maar bij de rechter-commissaris in november 2023 verklaart zij anders. Zij woont dan niet meer op Bonaire en haar verhouding met [medeverdachte] is geëindigd. [Getuige 2] verklaart dat zij eerder bij de politie niet de hele waarheid heeft verklaard. Zij heeft gezien dat [slachtoffer] in de modder werd geduwd. Zij heeft ook gezien dat [slachtoffer] door [medeverdachte] en door verdachte werd getrapt en dat beiden daarin een gelijk aandeel hadden. Het Gerecht hecht veel waarde aan deze verklaring omdat [getuige 2] in november 2023 geen belang meer had bij het afleggen van welke verklaring dan ook. Haar relatie met [medeverdachte] mag moeilijk geëindigd zijn, verdachte staat daar los van. Anders dan de raadsvrouw vindt het Gerecht het ook op geen enkele manier afbreuk doen aan haar verklaring dat zij - op een specifieke vraag op dit punt – heeft gezegd dat ze de voeten van verdachte niet tegen het lichaam van [slachtoffer] heeft zien komen, maar ‘slechts’ schoppende bewegingen heeft gezien.
Al met al vindt het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met [medeverdachte], [slachtoffer] in het openbaar heeft geschopt en geslagen.
3.4.
Overwegingen bij bewezenverklaring van feit 2 (bedreiging)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van feit 2, omdat de bedreiging niet wederrechtelijk zou zijn geweest. Ook de raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat het richten van het vuurwapen op [slachtoffer] niet wederrechtelijk is geweest. Het Gerecht komt toch tot een bewezenverklaring, omdat wederrechtelijkheid geen bestanddeel is van de delictsomschrijving van bedreiging. Het richten van een vuurwapen op een persoon, of een auto waarin een persoon zit, is een bedreiging. Ook als het gebeurt door een agent van politie. De wederrechtelijkheid is ‘ingeblikt’, waardoor het Gerecht de bedreiging wel bewezen vindt.

4.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het Gerecht overweegt over van de strafbaarheid van de feiten het volgende.
4.1.
Feit 2 (bedreiging) niet strafbaar
[Slachtoffer] was tegen de pick-up van verdachte aangereden en zat nog in zijn auto toen verdachte zijn wapen pakte en op hem richtte. Verdachte en [slachtoffer] hadden elkaar nog niet gesproken. Het was donker, en de situatie was voor verdachte mogelijk bedreigend. De rode pick-up was vrij ongecontroleerd aan het feveren en verdachte stond buiten zijn auto, dichtbij en in de rijrichting van de rode pick-up. Verdachte kon niet zien wie er in de rode pick-up zat. Het Gerecht gaat er vanuit dat verdachte op dat moment handelde op grond van het bepaalde in artikel 8 van de Ambtsinstructie, om zichzelf en anderen te beschermen. Verdachte handelde dus als politieagent in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Hij was weliswaar ook partij, want het was zijn eigen auto die was aangereden, maar het Gerecht wil wel aannemen dat verdachte in eerste instantie niet zozeer boos was als wel bang was voor de veiligheid, en daarom zijn wapen heeft getrokken. Het feit dat verdachte zijn wapen weer opborg zodra hij [slachtoffer] in het zicht had, sterkt het Gerecht in deze beoordeling.
Het optreden van verdachte voldeed op dat moment aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en was om die reden niet wederrechtelijk. Dit maakt dat het feit, de bedreiging met het wapen, niet strafbaar is.
4.2.
Feit 1 (geweldpleging) wel strafbaar
Het Gerecht heeft zich afgevraagd of hetzelfde geldt voor feit 1, de openlijke geweldpleging. Het Gerecht kan zich echter niet goed voorstellen met welke reden verdachte nog moest optreden op het moment dat [slachtoffer] naar de grond werd gewerkt, en waarom er geweld tegen [slachtoffer] gebruikt moest worden. Een situatie als bedoeld in artikel 8 van de Ambtsinstructie was niet (meer) aan de orde. De bedreigende situatie voor verdachte was immers afgelopen en de politie was al gebeld.
Het Gerecht heeft de indruk dat er vrij snel nadat [slachtoffer] uit zijn auto kwam een omslag heeft plaatsgevonden bij verdachte: van in zijn vrije tijd optredende politieman naar (agressieve) burger wiens auto was aangereden. Verdachte heeft zijn neutrale rol losgelaten en is deelnemer geworden. Hij handelde dus niet in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Los daarvan is het slaan en zeker schoppen van iemand die op de grond ligt niet acceptabel, ook niet als verdachte wel op grond van de Ambtsinstructie zou hebben gehandeld. Ook als verdachte wel in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening zou hebben gehandeld, zou zijn optreden de toets van proportionaliteit en subsidiariteit niet doorstaan. Feit 1 is om die reden wel strafbaar.
4.3.
Kwalificatie
Het onder 1 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde uitsluiten.
Het onder feit 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 298 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het Gerecht is van oordeel dat het feit, zoals het is ten laste gelegd, niet strafbaar is. Hierdoor moet de verdachte ten aanzien van feit 2 worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.Bewezenverklaring

Het Gerecht vindt - op grond van de zojuist gegeven bewijsmiddelen en de hierna weergegeven bewijsoverwegingen - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, met dien verstande dat:
Feit 1. primair
dat hij in de nacht van 9 op 10 juli 2021 op het eiland Bonaire, openlijk, te weten op Te Amo Beach, in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het:
- meermalen, onder meer:
- met gebalde vuist slaan op/tegen het hoofd van [slachtoffer], en
- het naar de grond brengen en houden van die [slachtoffer], en
- slaan en schoppen/trappen tegen het lichaam van [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;
Feit 2
dat hij in de nacht van 9 op 10 juli 2021 op het eiland Bonaire, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk dreigend, een vuurwapen gericht en op die [slachtoffer].
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

7.Oplegging van straf

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. In eerste instantie heeft hij vanuit zijn rol als politieagent opgetreden om [slachtoffer] staande te houden, zij het in zijn vrije tijd. Op enig moment is verdachte in plaats van onderdeel van de oplossing, onderdeel geworden van het probleem. Hij heeft samen met [medeverdachte], [slachtoffer] naar de grond gewerkt en hem terwijl hij op de grond lag geschopt. Hiervoor is geen enkele rechtvaardiging te vinden, integendeel. Verdachte had zich niet zo mogen laten gaan, ook niet in zijn vrije tijd en ook niet nadat zijn auto was aangereden. Het Gerecht neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Het Gerecht houdt er rekening mee dat inmiddels al meer dan 2,5 jaar verstreken zijn sinds de ten laste gelegde feiten. De zaak is hiermee al erg oud. Verdachte heeft lang in onzekerheid verkeerd over de afloop van deze strafzaak. Daarnaast heeft deze zaak voor verdachte grote gevolgen gehad. Verdachte is geschorst van zijn werk en een sollicitatie die hij had lopen voor een interne promotie is uitgesteld. In de media is veel aandacht besteed aan deze zaak. Tot slot heeft verdachte zich, in het openbaar, tegenover de rechter moeten verantwoorden, wat voor een politieagent extra pijnlijk moet zijn.
Medeverdachte [medeverdachte] is door het Gerecht in 2021 voor de openlijke geweldpleging veroordeeld tot een geldboete van USD 280,00.
Alles afwegende zal het Gerecht aan verdachte eenzelfde geldboete van USD 280,00 opleggen, maar dan geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.

8.Schadevergoeding

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt $ 3.000 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering, omdat zij vrijspraak heeft gevorderd. De raadsvrouw heeft, voor het geval het Gerecht wel tot een veroordeling zou komen, bepleit dat causaal verband ontbreekt tussen het fysieke letsel van de benadeelde partij en het handelen van verdachte. [slachtoffer] heeft immers diezelfde nacht ook een auto-ongeluk gehad, waardoor hij eveneens gewond kan zijn geraakt. Op die grond dient volgens de verdediging de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel afgewezen te worden.
Het Gerecht overweegt als volgt. Het Gerecht vindt bewezen dat verdachte geweld tegen [slachtoffer] heeft gepleegd. Het is ook aannemelijk dat dit enig letsel heeft veroorzaakt bij [slachtoffer]. Maar of de immateriële schade bij [slachtoffer] is veroorzaakt door de – rechtmatige – bedreiging met het vuurwapen, door de openlijke geweldpleging en/of door de aanrijding, en zo ja voor welk deel, is op basis van de stukken niet vast te stellen. Dit maakt dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in deze strafzaak. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen in de vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 17a, 17b, 27, 147 en 298 zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
- Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het onder feit 2 bewezen verklaarde niet strafbaar;
-
ontslaatde verdachte ter zake van het onder feit 2 bewezen verklaarde
van alle rechtsvervolging;
- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
- verklaart het onder feit 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
USD 280,00(zegge: tweehonderdtachtig Amerikaanse dollar), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan 1
(één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en op 29 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.Pas na een klacht en de beslissing daarop van het Hof van 20 januari 2023 is het OM tot vervolging over gegaan.
2.Het Gerecht heeft de indruk dat op het eiland de veronderstelling heerst dat agenten in hun vrije tijd altijd moeten optreden als zij een strafbaar feit waarnemen. Dat is niet wat in artikel 8 van de Ambtsinstructie staat. Dat artikel spreekt expliciet over een
3.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van Rijksrecherche d.d. 19 augustus 2021 geregistreerd onder documentcode 20210066 PV-ZD en de onderzoeksnaam [onderzoeksnaam].
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2021, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier.
5.De geneeskundige verklaring opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen in het persoonsdossier van [medeverdachte] , p. 32 e.v.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier.
9.Een los proces-verbaal van verhoor van getuige door de rechter-commissaris d.d. 2 november 2023.
10.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 8 februari 2024, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.