GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE
Uitspraak
[eiser],
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat te Bonaire,
eiser,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verweerder,
gemachtigden: mrs. P.J. de Graaf en R.R. Lamidi.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.
1.1Bij beschikking van 16 mei 2023 (uitgereikt op 22 mei 2023) heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel het verrichten van arbeid als zelfstandige. Bij beschikking van 10 augustus 2023 (uitgereikt op 25 augustus 2023) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzende beschikking ongegrond verklaard (de bestreden beschikking).
1.2Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3Het Gerecht heeft het beroep van eiser op 19 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Beoordeling door het Gerecht
2. Het Gerecht beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiser voldoet niet aan het middelenvereiste dat geldt bij het verblijfsdoel “het verrichten van arbeid als zelfstandige”. Eiser heeft niet aangetoond dat hij duurzaam beschikt over andere middelen van bestaan. Verweerder heeft het middelenvereiste daarom terecht aan eiser tegengeworpen en heeft de aanvraag kunnen afwijzen. Hierna legt het Gerecht uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1Eiser is geboren in Guyana en heeft de Guyanese nationaliteit. Hij verblijft sinds 25 februari 2020 op Bonaire en is getrouwd met een vrouw met de Nederlandse nationaliteit. Aan eiser zijn eerder vergunningen tot tijdelijk verblijf verleend met als doel het verrichten van arbeid als directeur van de onderneming [naam onderneming]. De laatste vergunning was geldig tot 25 februari 2023.
3.2Op 24 januari 2023 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlenging van zijn verblijfsvergunning. Dit heeft geleid tot de procedure zoals vermeld in de inleiding van deze uitspraak.
Welke regels zijn van toepassing in deze zaak?
4. De wettelijke bepalingen die van belang zijn voor de vraag of verweerder de aanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
4.1Kortgezegd komt het toetsingskader in deze zaak op het volgende neer. Verweerder kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd weigeren als de aanvrager niet over voldoende middelen van bestaan zal beschikken. Bij een aanvraag voor een vergunning met als doel het verrichten van arbeid als zelfstandige, gelden in dit verband de volgende vereisten. Het moet gaan om
duurzameinkomsten, waarbij de maatstaf is dat de inkomsten gedurende minimaal anderhalf jaar zijn verworven en nog een jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven. Daarnaast moet het gaan om
zelfstandigeinkomsten, waarvan in ieder geval sprake is als zij zijn verworven uit wettelijke toegestane arbeid als zelfstandige. Ten slotte moet het gaan om
voldoendeinkomsten: daarvan is sprake als het bruto-inkomen per maand ten minste gelijk is aan de Wet minimumloon BES.
Waarom heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen?
5. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is aangetoond dat eiser als zelfstandige duurzaam over voldoende middelen van bestaan zal beschikken. Middelen van bestaan worden als voldoende aangemerkt als het bruto-jaarinkomen per maand ten minste gelijk is aan de Wet minimumloon BES. Deze norm is voor Bonaire op dit moment vastgesteld op USD 1.235,87 per maand. Bij zelfstandigen wordt gekeken naar de inkomensgegevens uit de periode vóór de aanvraag. Nu eiser in 2021 een bruto-jaarinkomen had van USD 1.900,- en in 2022 van USD 4.225,- voldoet hij niet aan deze norm. Hoewel niet wordt bestreden dat eiser kampt met medische problemen, is niet aannemelijk dat hij daardoor geen werkzaamheden kon verrichten. Eiser is namelijk vanaf 2021 bezig geweest met het oprichten van een nieuwe onderneming (waarvoor hij overigens geen verblijfsvergunning heeft). De aanvraag van eiser is daarom terecht afgewezen, aldus verweerder.
Wat voert eiser aan tegen de bestreden beschikking?
6. Eiser voert in beroep aan dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. De strekking van het middelenvereiste is dat voorkomen wordt dat na verlening van een verblijfsvergunning aanspraak wordt gemaakt op een uitkering die wordt gefinancierd uit publieke middelen. Eiser had ten tijde van zijn aanvraag echter een positief banksaldo van USD 14.830,-. Bovendien is eiser getrouwd met een vrouw wier vermogen juridisch gezien ook aan eiser toebehoort. Ten derde heeft eiser in de referentieperiode een nieuwe onderneming opgericht waarin hij ongeveer USD 60.000,- heeft geïnvesteerd en ten slotte geldt dat eiser inkomsten genereert uit de verhuur van een appartement in Curaçao. Uit het voorgaande volgt dat eiser duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit eigen vermogen, waardoor verweerder het middelenvereiste ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen.
6.1.Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
6.2In deze zaak staat niet ter discussie dat eiser niet voldoet aan het middelenvereiste dat geldt bij een aanvraag als hier aan de orde (arbeid als zelfstandige). Het geschil in deze zaak spitst zich toe op de vraag of verweerder het middelenvereiste in dit concrete geval aan eiser heeft kunnen tegenwerpen. Het Gerecht is van oordeel dat verweerder dit terecht heeft gedaan. Hierbij is van belang dat verweerder van eiser mag verlangen dat hij met objectieve en verifieerbare gegevens aantoont dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt. Eiser is daarin niet geslaagd. Dat eiser inkomsten genereert uit de verhuur van een appartement en aanspraak kan maken op financiële middelen van zijn vrouw, heeft hij namelijk niet gestaafd met stukken. Of zijn stellingen kloppen en zo ja, om welke bedragen het dan zou gaan, heeft eiser dus niet aangetoond. Verder is het Gerecht met verweerder van oordeel dat uit de bankgegevens die eiser heeft overgelegd niet blijkt dat eiser op 24 januari 2023 (datum aanvraag) over voldoende middelen van bestaan beschikte. Ten slotte is van belang dat de gestelde investeringen in een nieuw bedrijf geen geldbedragen zijn waarover eiser kan beschikken, waardoor ook deze niet kunnen worden aangemerkt als middelen van bestaan. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder terecht aan eiser het middelenvereiste heeft tegengeworpen en om die reden de aanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen.
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.
Beslissing
-
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen
zes wekenna de dag van kennisgeving van de uitspraak.
Bijlage: het wettelijk kader
Wet toelating en uitzetting BES
Artikel 6
1
.Vreemdelingen die in de openbare lichamen verblijven en die niet bij of krachtens artikel 3 of 5a zijn toegelaten tot verblijf, behoeven een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd.
Artikel 7
(..)
7.Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf wordt toegestaan. Aan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kunnen voorschriften worden verbonden. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de beperkingen en voorschriften.
Artikel 9
1. De verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd kan door Onze Minister worden geweigerd:
(..)
c. indien niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.
Besluit toelating en uitzetting BES
Artikel 5.2
1.De beperkingen, bedoeld in artikel 7, zevende lid, van de Wet, houden verband met:
(..)
d. het verrichten van arbeid als zelfstandige;
(..)
Artikel 5.32
1. De in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn in ieder geval zelfstandig, indien verworven uit:
(..)
b. wettelijk toegestane arbeid als zelfstandige, voorzover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen, of
(..)
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het eerste lid.
Artikel 5.33
De in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn voldoende, indien het bruto-inkomen ten minste gelijk is aan door Onze Minister vast te stellen bedragen.
Artikel 5.34
1. De in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn duurzaam, indien zij nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven.
2. Middelen van bestaan verkregen uit eigen vermogen zijn duurzaam, indien zij gedurende een aaneengesloten periode van een jaar beschikbaar zijn geweest en nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de duurzaamheid van middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige.
Regeling toelating en uitzetting BES
Artikel 4.10
1. Middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige zijn eerst duurzaam, indien zij gedurende ten minste anderhalf jaar zijn verworven en nog een jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven.
(..)
Circulaire toelating en uitzetting BES