ECLI:NL:OGEABES:2024:150

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
BON202400517
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering in kort geding tussen werknemer en werkgever na beëindiging werkzaamheden

In deze zaak heeft eiseres, een werknemer, een loonvordering ingediend tegen haar werkgever, Boutique Bonaire B.V., na het beëindigen van haar werkzaamheden. De arbeidsovereenkomst was op 1 juni 2024 ingegaan, maar eiseres heeft geen salaris ontvangen en heeft in plaats daarvan facturen gestuurd voor haar werkzaamheden. Boutique Bonaire heeft de facturen niet betaald, wat heeft geleid tot een verzoek om betaling van achterstallig loon en vertragingsrente. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2024 is de zaak besproken, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft op 16 december 2024 uitspraak gedaan. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, omdat de rechter oordeelde dat er geen uitvoering is gegeven aan de arbeidsovereenkomst. Eiseres had gefactureerd voor haar werkzaamheden, wat niet als salaris kan worden beschouwd. De rechter heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van Boutique Bonaire, die eiseres aansprakelijk stelde voor het gelegde conservatoir beslag, niet toewijsbaar zijn. Eiseres is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op USD 559,00, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire

Registratienummer : BON202400517
Datum beslissing : 16 december 2024
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Bonaire,
eiseres
gemachtigde: mr. S.C. van Lint,
tegen
de besloten vennootschap
BOUTIQUE BONAIRE B.V.,
gevestigd te Bonaire,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. M. Buwalda en M. Spithoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Boutique Bonaire genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties
  • de aanvullende producties 9 -11 van [eiseres]
  • de producties 1 - 6 van Boutique Bonaire
  • de mondelinge behandeling van 2 december 2024, waar partijen zijn verschenen - Boutique Bonaire vertegenwoordigd door haar bestuurder de heer [bestuurder gedaagde] - vergezeld door hun gemachtigden die aan de hand van door hen overgelegde spreekaantekeningen de stellingen en verweren van partijen hebben toegelicht.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiseres] is met Boutique Bonaire een schriftelijke arbeidsovereenkomst aangegaan op basis waarvan zij op 1 juni 2024 voor een periode van zes maanden voor Boutique Bonaire en aan haar gelieerde vennootschappen administratieve werkzaamheden zou verrichten.
2.2.
Aan de arbeidsovereenkomst is geen uitvoering gegeven in die zin dat [eiseres] wél vanaf 1 juni 2024 de in de overeenkomst beschreven werkzaamheden heeft verricht, maar daarvoor geen salarisbetaling heeft ontvangen, maar maandelijks aan Boutique Bonaire de helft van het (bruto) salarisbedrag vermeerderd met 6% ABB heeft gefactureerd en aan het aan Boutique Bonaire gelieerde Carma Investments B.V. de andere helft, eveneens vermeerderd met 6% ABB. Aan Boutique Bonaire heeft zij op deze wijze gefactureerd tot en met de maand juli. Aan Carma heeft zij op deze wijze gefactureerd tot en met de maand juli en heeft zij in augustus over de periode tot 19 augustus 2024 een ander (hoger) bedrag gefactureerd. Gelet op de hoogte daarvan gaat het kennelijk om het volledige (bruto) salarisbedrag dat is berekend op het aantal gewerkte dagen in die maand. Vanaf 19 augustus 2024 was [eiseres] namelijk in Nederland en heeft zij geen werkzaamheden meer voor Boutique Bonaire of Carma verricht. Ook na haar terugkomst op Bonaire, op 6 september 2024, heeft zij geen werkzaamheden meer verricht.
2.3.
Boutique Bonaire heeft de factuur van juli onbetaald gelaten en Carma heeft de factuur van augustus onbetaald gelaten.
2.4. [
eiseres] heeft Boutique Bonaire bij brief van 26 oktober 2024 gesommeerd om aan haar USD 10.151,24 te betalen wegens achterstallig loon, vermeerderd met de vertragingsrente.
2.5.
Tot zekerheid van verhaal voor de door haar gestelde loonvordering heeft [eiseres] op 22 oktober 2024 ten laste van Boutique Bonaire conservatoir beslag doen leggen onder de MCB Bank Bonaire.

3.De vordering

3.1. [
eiseres] vordert van Boutique Bonaire betaling van
(i) het achterstallige loon en de vertragingsrente daarover, tot aan de dag van indiening van het verzoekschrift, zijnde 28 oktober 2024, berekend op USD 14.758,24, alsmede de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid van de respectieve loonvorderingen tot de dag van volledige betaling;
(ii) betaling van het overeengekomen loon vanaf heden tot het moment dat de arbeidsovereenkomst van [eiseres] rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de vertragingsrente en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de loonbetalingen tot de dag van volledige betaling;
(iii) een en ander met veroordeling van Boutique Bonaire in de kosten van deze procedure, waaronder de beslagkosten van USD 424,00, alsmede nakosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet zijn voldaan binnen zeven dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis.
3.2.
Het hiervoor onder 3.1. sub (i) genoemde bedrag bestaat uit
(i) het loon over de maand juli 2024, zijnde USD 1.700,00 bruto te vermeerderen met de vertragingsrente (50% van 1.700,00) = USD 2.250,00;
(ii) het loon over de maand augustus 2024, zijnde USD 3.400,00 bruto, te vermeerderen met de vertragingsrente (50% van 3.400,00) = USD 5.100,00;
(iii) het loon over de maand september 2024, zijnde USD 3.400,00 bruto te vermeerderen met de vertragingsrente (29% van 3.400,00) = USD 4.386,00;
(iv) het loon over de maand oktober tot en met 16 oktober (16 werkdagen x het dagloon van USD 188,89) = USD 3.022,24.
3.3.
Aan de vorderingen legt [eiseres] ten grondslag dat zij een arbeidsovereenkomst met Boutique Bonaire is overeengekomen op grond waarvan Boutique Bonaire is gehouden het in dat verband afgesproken salaris te betalen. Boutique Bonaire schiet daarin tekort.
3.4.
Het verweer van Boutique Bonaire is dat partijen nimmer uitvoering hebben gegeven aan de overeengekomen arbeidsovereenkomst. Na het sluiten van die overeenkomst hebben partijen afgesproken dat [eiseres] haar werkzaamheden zou uitvoeren in opdracht (ex artikel 7:400 e.v. BW BES) en daarvoor facturen zou sturen ter hoogte van overeengekomen bruto salaris, aan Boutique Bonaire voor de helft van dat bedrag en aan Carma voor de andere helft, hetgeen ook is gebeurd. Volgens Boutique Bonaire hoeft zij de aan haar gezonden facturen voor de maanden juli en augustus niet te betalen omdat [eiseres] in die maanden geen werkzaamheden voor Boutique Bonaire heeft verricht en/of haar werkzaamheden in die maanden onvoldoende heeft gespecificeerd. Ook voor de periode daarna heeft zij geen betalingsverplichtingen omdat [eiseres] in ieder geval vanaf toen in het geheel geen werkzaamheden meer heeft uitgevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij de gevraagde voorzieningen volgt reeds uit de aard van het gevorderde, namelijk de betaling en doorbetaling van salaris op grond van een door haar gestelde arbeidsovereenkomst. Van het spoedeisend belang zal daarom worden uitgegaan.
4.2.
De vorderingen worden afgewezen. Partijen zijn weliswaar een arbeidsovereenkomst overeengekomen maar daaraan hebben zij nimmer uitvoering gegeven. [eiseres] is voor haar werkzaamheden gaan factureren aan Boutique Bonaire en aan het aan haar gelieerde Carma. [eiseres] stelt dat partijen deze afspraak maakten om voor een bestaande administratieve medewerker te verhullen dat [eiseres] was aangenomen, dan kennelijk vooruitlopend op een beëindiging van de samenwerking met deze medewerker. Vooralsnog zou [eiseres] daarom voor haar werkzaamheden factureren, althans zo wordt dat door haar gesteld. Niet duidelijk is echter geworden wanneer dit ‘vooralsnog’ precies zou eindigen en wat dat voor een eventuele ‘herleving’ van de arbeidsovereenkomst zou betekenen. Bij die stand van zaken kan niet worden aangenomen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen volgens de door [eiseres] gestelde afspraak alsnog een aanvang heeft genomen. Verder valt niet in te zien waarom de bedragen die [eiseres] voor haar werkzaamheden in juli en augustus heeft gefactureerd nu als een (bruto) salaris moeten worden betaald, hetgeen de vordering van Boutique Bonaire voor die maanden mede impliceert.
4.3.
De bovenstaande overweging staat nog los van de vraag of, zoals [eiseres] stelt, de afspraak dat zij haar werkzaamheden zou factureren een voorlopige afspraak was in de zin dat zij op enig moment haar werkzaamheden alsnog krachtens de eerder overeengekomen arbeidsovereenkomst zou gaan verrichten. Dat is vooralsnog niet komen vast te staan. Indien daaraan zou worden toegekomen, zou een bewijslevering op dat punt nodig zijn. Voor een bewijslevering leent de kort geding procedure zich in beginsel echter niet.
4.4.
In zoverre sprake is geweest van onbetaalde werkzaamheden van [eiseres] in de maanden juli en augustus geldt dat deze door haar in opdracht zijn uitgevoerd en Boutique Bonaire en/of Carma uit dien hoofde aan [eiseres] volgens de in dat verband gemaakte afspraken een betaling is verschuldigd. De in deze procedure aan de vorderingen gegeven grondslag van een arbeidsovereenkomst voldoet echter niet voor toewijzing van ook maar een deel daarvan.
4.5.
De vorderingen worden dus afgewezen. Een belangenafweging maakt dat niet anders. [eiseres] zal in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van Boutique Bonaire begroot op USD 559,00. Zoals gevorderd, zal Boutique Bonaire tevens worden veroordeeld in de wettelijke rente daarover en in de nakosten.
4.6.
Boutique Bonaire heeft als ‘tegenvordering’ gevorderd een gerechtelijke vaststelling dat [eiseres] aansprakelijk is voor het door haar gelegde conservatoir beslag. Voorts heeft zij gevorderd dat [eiseres] tot opheffing van het beslag wordt veroordeeld onder verbeurte van een dwangsom. Nog daargelaten dat deze vorderingen eerst tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding zijn voorgedragen en daarmee volgens het procesreglement te laat, zijn de vorderingen ook inhoudelijk niet toewijsbaar. Voor de eerste vordering geldt dat deze gericht zijn op een declaratoire uitspraak en daarmee naar zijn aard niet toewijsbaar is in kort geding. Voor de tweede geldt dat Boutique Bonaire daar geen belang bij heeft nu het conservatoir beslag reeds van rechtswege door dit vonnis als opgeheven geldt.

5.De beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding,
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Boutique Bonaire begroot op USD 559,00, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet zijn voldaan binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de nakosten van USD 140,00 zonder betekening en te verhogen met USD 84,00 in geval van betekening indien [eiseres] niet vrijwillig aan de kostenveroordeling zal hebben voldaan binnen twee weken na daartoe te zijn aangeschreven door Boutique Bonaire,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.